Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Ter zitting waren – voor zover van belang – aanwezig: [eiser] , mr. Hendriks, [bestuurder] (indirect bestuurder van VMC, hierna [bestuurder] ) en mr. Molenaar.
2.De feiten
2.6. Op 20 april 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [naam 1] . In dit gesprek heeft [naam 1] [eiser] medegedeeld dat om bedrijfs-economische redenen was besloten zijn functie op te heffen en dat hij als gevolg daarvan boventallig werd. [eiser] kreeg van [naam 1] een brief overhandigd van 20 april 2017 van [directeur HR] , waarin kort gezegd is opgenomen dat zijn arbeidsplaats is komen te vervallen en dat VMC geen mogelijkheden ziet hem in een andere passende functie te herplaatsen. In de brief is verder opgenomen dat [eiser] zal worden uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek, waarin zal worden toegelicht op welke wijze de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vorm zal krijgen. Tevens kreeg [eiser] tijdens het gesprek met [naam 1] een conceptvaststellingsovereenkomst overhandigd die was opgesteld door [directeur HR] . Hierin is onder meer een transitievergoeding opgenomen van € 115.052,30 bruto.
Zoals zojuist telefonisch besproken, bevestig ik hierbij dat partijen vandaag overeenstemming hebben bereikt over het einde van het dienstverband van de heer [eiser] en wel onder de volgende voorwaarden:(volgen 11 voorwaarden)
Ik verneem graag met een enkel woord van u of ik de tussen partijen gemaakte afspraken hiermee correct heb weergegeven.Bij e-mail van dezelfde datum heeft mr. Molenaar aan mr. Hendriks het volgende bericht:
Punten akkoord. Partijen zijn er derhalve vandaag op 31 mei 2017 uitgekomen.(…)Ik zie de aangepaste vso gaarne begin volgende week tegemoet. De datering kan blijven staan op 31 mei 2017.
- de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 oktober 2017;
- tot die datum heeft [eiser] recht op het gebruikelijke salaris;
- binnen 30 dagen na de einddatum ontvangt [eiser] een eindafrekening met betrekking tot vakantietoeslag en verlofuren;
- binnen 30 dagen na de einddatum ontvangt [eiser] een transitievergoeding van
€ 200.000,- bruto en een gegarandeerde bonus over 2017 van € 2.500,- bruto;
- VMC vergoedt aan [eiser] de gemaakte kosten van juridische bijstand (maximaal
€ 3.250,- exclusief BTW en kantoorkosten);
- tot de einddatum is [eiser] vrijgesteld van werkzaamheden;
- tot de einddatum mag [eiser] gebruik maken van leaseauto en tankpas;
- [eiser] ontvangt van VMC, indien gewenst, een positief getuigschrift.
Zoals [bestuurder] jouw advocaat vorige week ook nog zelf telefonisch heeft laten weten, is geen overeenstemming bereikt over een beëindiging van je dienstverband. Van Mossel geeft er ook de voorkeur aan om je dienstverband voort te zetten.Gezien het vorenstaande verzoek ik je om donderdag 21 september a.s. op het gebruikelijke tijdstip in Amsterdam op het werk te zijn om werkzaamheden voor Van Mossel te hervatten. Ik zal er die dag ook zijn om de te verrichten werkzaamheden met je af te stemmen.
Jouw bericht verbaast mij bijzonder, aangezien er wel degelijk overeenstemming is bereikt over een beëindiging van mijn dienstverband en de voorwaarden waaronder. (…)Conform de overeengekomen afspraken ben ik al sinds juni vrijgesteld van werk. Gelet hierop kan ik je verzoek om werkzaamheden (welke?) voor Van Mossel te hervatten niet plaatsen. (…)
Zoals je al uit het uitblijven van een door mij ondertekende versie van de vaststellingsovereenkomst kon opmaken, heeft de VSO die je is voorgelegd niet mijn instemming. [naam 1] en de door hem ingeschakelde advocaat hebben toegewerkt naar een regeling waarin ik mij echt niet kan vinden, en feit is dat zij Van Mossel Citroën B.V. niet aan zo’n regeling kunnen binden. Slechts de directie van BEE Holding B.V. kan daartoe beslissen, en dat is iets dat ook jouw advocaat bij een eerste blik bij de Kamer van Koophandel had kunnen zien. Bovendien was ook duidelijk dat [naam 1] een externe adviseur is van de Van Mossel Automotive Groep zonder enige vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ik heb ook nooit de indruk gewekt dat hij dat wel had.(…)Om die reden ben je ook door [interim-directeur VMC]opgeroepen om donderdag jl. je werkzaamheden te hervatten, hetgeen je helaas niet hebt gedaan. Dat noodzaakt mij dan helaas wel je loonbetaling vanaf die datum stop te zetten.(…)Als wij het initiatief nemen tot een beëindiging van jouw arbeidsovereenkomst dan moeten we zorgdragen voor een bedrag dat nodig is om de periode van een transitie naar een nieuwe werkgever te vergoeden. Ik snap dat het zo werkt. Maar daarvan is geen sprake. Er is volop werk voor je, en ik zie je graag terug. (…)Mij schikt het dinsdag 26 september a.s. om 14.00 uur. Zonder tegenbericht zie ik je dan graag hier (…) om je verdere rol bij Van Mossel te bespreken!
Er is geen regeling tot stand gekomen.Nu je niet eens het gesprek met mij wilt aangaan om mijn ideeën te horen over de terugkeer in jouw functie, kan ik niet anders concluderen dan dat alleen jij en niet wij uit zijn op een beëindiging van je dienstverband. Het staat je natuurlijk vrij om te vertrekken – alhoewel daar dus wat ons betreft op dit moment geen aanleiding voor is – maar dat is dan wel jouw keuze en niet de mijne.
Met het oog op het door de heer [eiser] aangespannen kort geding verklaar ik het volgende. (…)Ik word nu en dan door Van Mossel ingeschakeld als zzp’er. Dat was ook het geval toen Van Mossel de Citroën-vestiging (…) in Amsterdam had overgenomen. Mij werd verzocht om het personeelsbestand door te lichten en voor zover nodig te reorganiseren. Dat heb ik gedaan. Daarbij geldt dat elke afgesloten vaststellingsovereenkomst uiteindelijk door de daartoe bevoegde persoon, de heer [bestuurder] , moet worden goedgekeurd en ondertekend.Toen ik besloot om ook de heer [eiser] voor ontslag voor te dragen, heb ik mevrouw [directeur HR] (afdeling HR) gevraagd om een vaststellingsovereenkomst op te stellen en jou heb ik ingeschakeld om de vergunningsaanvraag bij het UWV in te dienen. Daarbij was ik jouw opdrachtgever. Jij hebt jouw declaraties ook naar mij gestuurd en ik heb die voldaan (zie bijlagen). Nooit eerder heb jij, voor zover ik weet, werkzaamheden voor Van Mossel verricht.Na overhandiging van de vaststellingsovereenkomst aan [eiser] en na de inschakeling van een advocaat door de heer [eiser] , heb ik jou als advocaat naar voren geschoven. Ikzelf heb tijdens de onderhandelingen geen contact gehad met de advocaat van [eiser] .Over jouw rol als advocaat heb ik vooraf geen toestemming gevraagd aan [bestuurder] .(…)
3.Het geschil
I. VMC op straffe van dwangsommen te gebieden om uitvoering te geven aan de op 31 mei 2017 gemaakte en nadien in de vaststellingsovereenkomst neergelegde afspraken;
II. meer in het bijzonder VMC te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris vanaf 21 september 2017 tot 1 oktober 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen vanaf 1 oktober 2017;
III. meer in het bijzonder VMC te veroordelen tot het betalen van de beëindigingsvergoeding van € 200.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017;
IV. meer in het bijzonder VMC te veroordelen tot het betalen van de bonus over 2017 van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen vanaf 1 november 2017;
V. meer in het bijzonder VMC te veroordelen tot het betalen (op basis van de eindafrekening) van het vakantiegeld over de periode juni 2017 tot en met september 2017 en 327,25 vakantie-uren, in totaal € 18.471,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen vanaf 1 november 2017;
VI. meer in het bijzonder VMC te veroordelen tot het betalen van de declaratie van mr. Hendriks van € 4.168,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2017;
VII. VMC op straffe van dwangsommen te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke salarisspecificaties van de hiervoor onder II tot en met VI bedoelde betalingen;
VIII. VMC op straffe van dwangsommen te veroordelen tot het verstrekken van een positief getuigschrift;
IX. VMC te veroordelen tot betaling van € 2.216,33 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis;
4.De beoordeling
“Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.”4.3. In het arrest van 19 februari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK7671, ING/Bera) en nadien in de arresten van 2 december 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BT4790) en 3 februari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU4909) heeft de Hoge Raad onder meer als volgt overwogen:
“Dit risicobeginsel gaat niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de onbevoegd handelende persoon. Uit het arrest ING/Bera volgt dat de rechter in zijn uitspraak mede feiten of omstandigheden dient vast te stellen die de onbevoegd vertegenwoordigde betreffen en die rechtvaardigen dat laatstgenoemde in zijn verhouding tot de wederpartij het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt.”4.5. Vaststaat dat VMC [naam 1] heeft ingeschakeld “
om het personeelsbestand door te lichten en voor zover nodig te reorganiseren” (zie de onder 2.20 geciteerde verklaring van [naam 1] ). [naam 1] is ingeschakeld door [interim-directeur VMC] , operationeel directeur van het onderdeel Autobedrijven van de Van Mossel Automotive Groep en – belangrijker – interim-directeur van VMC. Niet bestreden is dat [naam 1] op de werkvloer van VMC aanwezig was en met tal van medewerkers heeft gesproken over aanpassing van de arbeidsvoorwaarden. Ook met [eiser] heeft hij hierover gesproken. De in dat verband door [naam 1] naar [eiser] verstuurde e-mail van 18 december 2016 (zie 2.4) is in kopie naar vier medewerkers van VMC gezonden, die alle vier binnen de Van Mossel Automotive Groep een belangrijke functie vervullen. In januari 2017 is een nieuwe arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en VMC gesloten, die is ondertekend door [bestuurder] maar waarover [eiser] met [naam 1] heeft onderhandeld. Op 20 april 2017 heeft [naam 1] een door de HR-directeur [directeur HR] opgestelde brief en een door Van de Plas opgestelde conceptvaststellingsovereen-komst aan [eiser] overhandigd. Eveneens op 20 april 2017 heeft mr. Molenaar namens VMC een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV, waarbij stukken waren gevoegd die van VMC afkomstig zijn. In de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst heeft mr. Molenaar aan mr. Hendriks stukken ter beschikking gesteld (over de overname per 1 november 2016, over de personele wijzigingen en financiële stukken) die van VMC afkomstig zijn. Bij de onderhandelingen heeft mr. Molenaar nimmer enig voorbehoud gemaakt omtrent zijn bevoegdheid om namens VMC op te treden. Niet bestreden is dat (zoals in de dagvaarding is opgenomen) [naam 1] met zes collega’s van [eiser] ook onderhandelingen over hun arbeidsrechtelijke positie heeft gevoerd en dat in ieder geval met twee van hen een vaststellingsovereenkomst is gesloten die door [bestuurder] is ondertekend. VMC heeft aan de met [eiser] gesloten vaststellingsovereenkomst ook bijna drie maanden lang uitvoering gegeven, door het doorbetalen van het salaris, terwijl [eiser] was vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
4.7. De vorderingen die zijn gebaseerd op de vaststellingsovereenkomst zijn toewijsbaar als na te melden. Dit geldt ook voor de vorderingen die op het moment van de dagvaarding nog niet opeisbaar waren, omdat uit het standpunt van VMC duidelijk volgt dat zij de vaststellingsovereenkomst niet vrijwillig zal nakomen. [eiser] heeft bij toewijzing van de vorderingen een spoedeisend belang, nu hij weersproken heeft dat hij over een andere baan beschikt en dus vanaf 1 oktober 2017 afhankelijk is van een WW-uitkering. Het restitutierisico staat niet aan toewijzing van de vorderingen in de weg. De beëindigingsvergoeding dient als aanvulling op de WW-uitkering van [eiser] en is dus niet in een keer verdwenen.
5.De beslissing
€ 1.000,- per dag met een maximum van € 50.000,-;
€ 816,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis;