ECLI:NL:HR:2017:143

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
15/03855
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegde vertegenwoordiging en toerekening aan de achterman op grond van het risicobeginsel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2017 uitspraak gedaan over een geschil tussen [verzoeker] en Aventura Real Estate N.V. Het geschil betreft de vraag of [verzoeker] zijn aandelen in Aventura heeft overgedragen aan Aventura in de periode 1992-1993. [verzoeker] betwist deze overdracht en stelt dat hij nog steeds eigenaar is van 49% van de aandelen. Aventura beroept zich op twee ongedateerde akten die namens [verzoeker] door zijn advocaat, mr. Kloes, zouden zijn ondertekend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en het risicobeginsel, dat inhoudt dat een rechtshandeling in naam van een ander kan worden toegerekend aan die ander als de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de volmachtverlening.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft vastgesteld dat Aventura gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de volmachtverlening aan mr. Kloes. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 19 mei 2015 en wijst de zaak terug naar dat hof voor verdere behandeling. Tevens wordt Aventura veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder een onbevoegde vertegenwoordiging kan worden aangenomen en de risico's die daarmee gepaard gaan voor de vertegenwoordigde partij.

Uitspraak

3 februari 2017
Eerste Kamer
15/03855
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van der Beek,
t e g e n
AVENTURA REAL ESTATE N.V.,
gevestigd te Aruba,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P. Kuipers.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Aventura.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het arrest in de zaak 11/03774, ECL:NL:HR:2013:BZ5369 van de Hoge Raad van 21 juni 2013;
b. de vonnissen in de zaak AR 3197/08-ghis 47705-H25/11 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 11 februari 2014 en 19 mei 2015.
De vonnissen van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het hof van 19 mei 2015 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Aventura heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Aventura mede door mr. J. de Jong van Lier.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 28 oktober 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Uitgangspunten in cassatie

3.1.1
De Hoge Raad verwijst voor de in dit geding vaststaande feiten, het procesverloop en het tussen partijen bestaande geschil naar zijn op 21 juni 2013 uitgesproken arrest in deze zaak. In dat arrest is het tussen partijen uitgesproken vonnis van 17 mei 2011 van het hof vernietigd, en is de zaak naar dat hof teruggewezen ter verdere behandeling en beslissing.
3.1.2
Zeer verkort weergegeven gaat het in deze zaak erom dat Aventura stelt dat [verzoeker] zijn aandelen in die vennootschap in de periode 1992-1993 bij akte aan haar heeft overgedragen. [verzoeker] heeft dit betwist. Hij heeft in dit geding verzocht, kort gezegd, dat voor recht wordt verklaard dat hij nog steeds eigenaar is van 49% van de aandelen in Aventura.
Aventura beroept zich daartegenover op twee ongedateerde akten: een schikkingsovereenkomst en een op die schikking gebaseerde akte van overdracht. Volgens Aventura zijn beide akten namens [verzoeker] ondertekend door zijn advocaat, mr. Kloes.
[verzoeker] heeft de gestelde overdracht betwist.
Hij heeft onder meer aangevoerd dat hij mr. Kloes niet als zijn advocaat heeft aangesteld, of anderszins heeft ingeschakeld dan wel gevolmachtigd.
3.2.1
Na verwijzing heeft het hof in zijn tussenvonnis Aventura opgedragen te bewijzen:
A. dat mr. Kloes de twee ongedateerde akten – een schikkingsovereenkomst en een op die schikking gebaseerde akte van overdracht – heeft ondertekend, alsmede
B. (i) hetzij dat [verzoeker] een toereikende volmacht aan mr. Kloes had verleend om beide akten te ondertekenen,
(ii) hetzij dat Aventura gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan mr. Kloes op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [verzoeker] komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
3.2.2
Na bewijslevering heeft het hof in zijn eindvonnis de vordering van [verzoeker] afgewezen. Daartoe overwoog het onder meer als volgt:
“2.3 Nu mr. Kloes heeft verklaard dat hij de akte van dading en de akte van aandelenoverdracht heeft ondertekend, de handtekeningen op de overgelegde afschriften van die stukken grote gelijkenis vertonen met andere handtekeningen van mr. Kloes in het dossier, en er geen bewijsmiddelen zijn die op het tegendeel wijzen, is Aventura geslaagd in bewijsopdracht A.
2.4
Voorts is Aventura in elk geval geslaagd in bewijsopdracht B(ii). Zowel mr. Van Mierlo als mr. Kloes hebben verklaard dat mr. Kloes zich jegens Aventura heeft gepresenteerd als de advocaat van [verzoeker], die gemachtigd was om namens [verzoeker] akkoord te gaan met de inhoud van beide akten en beide akten te ondertekenen. Er zijn geen bewijsmiddelen die erop wijzen dat mr. Kloes zich niet zo jegens Aventura heeft gepresenteerd. Er zijn geen bewijsmiddelen die erop wijzen dat Aventura niet is afgegaan en/of niet heeft mogen afgaan op die wijze van presentatie. De omstandigheid dat mr. Kloes de hoedanigheid van advocaat bezat, geeft steun aan het oordeel dat Aventura daar wel op mocht afgaan. Aventura behoefde naar (toen en nu) geldende verkeersopvattingen geen onderzoek te doen naar de vraag of [verzoeker] mr. Kloes daadwerkelijk had gemachtigd en/of naar de vraag of de volmacht aan
akkoord te gaan met de inhoud van beide akten en beide akten te ondertekenen.De vraag of Aventura ook is geslaagd in bewijsopdracht B(i) kan in deze procedure onbeantwoord blijven. Ten overvloede overweegt het Hof dat de verklaring van mr. Kloes daarover, ondersteund met pagina's uit zijn agenda, overtuigend overkomt.”

4.Beoordeling van het middel in het principale beroep

4.1
De onderdelen 1.1 en 1.2 van het middel klagen - zakelijk weergegeven – dat de door het hof in zijn eindvonnis genoemde feiten en omstandigheden, die erop neerkomen dat mr. Kloes zich jegens Aventura heeft gepresenteerd als advocaat van [verzoeker], niet zonder meer voor risico van [verzoeker] komen in die zin dat daaruit naar verkeersopvattingen een aan [verzoeker] toerekenbare schijn van volmachtverlening kan worden afgeleid. Dit is volgens de onderdelen met name het geval omdat [verzoeker] gemotiveerd heeft betwist dat hij mr. Kloes als zijn advocaat heeft aangesteld, of anderszins heeft ingeschakeld dan wel gevolmachtigd.
4.2.1
Art. 3:61 lid 2 BW Aruba, dat gelijk is aan art. 3:61 lid 2 BW, bepaalt:
“Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan.”
4.2.2
In zijn arrest van 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671, NJ 2010/115 (ING/Bera; zie nadien voorts: HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT4790, NJ 2012/389 en HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4909, NJ 2012/390) heeft de Hoge Raad onder meer als volgt overwogen:
“(…) uitgangspunt [moet] zijn dat voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan de vertegenwoordigde ook plaats kan zijn ingeval [de wederpartij] gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan [de in werkelijkheid onbevoegde tussenpersoon] op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [de onbevoegd vertegenwoordigde] komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.”
4.2.3
Dit risicobeginsel gaat niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de onbevoegd handelende persoon zelf. De rechter dient in zijn uitspraak vast te stellen die voor risico komen van de onbevoegd vertegenwoordigde en die rechtvaardigen dat laatstgenoemde in zijn verhouding tot de wederpartij het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt.
4.3
Tegen deze achtergrond treffen de onderdelen 1.1 en 1.2 doel. Het hof heeft in rov. 2.4, eerste alinea, van zijn eindvonnis [verzoeker] gebonden geacht aan de door mr. Kloes in zijn naam ondertekende schikkingsovereenkomst en akte van aandelenoverdracht op de grond dat mr. Kloes zich jegens Aventura heeft gepresenteerd als de advocaat van [verzoeker], die gemachtigd was om namens [verzoeker] akkoord te gaan met de inhoud van beide akten en beide akten te ondertekenen, en dat er geen bewijsmiddelen zijn die erop wijzen dat Aventura niet is afgegaan en/of niet heeft mogen afgaan op die wijze van presentatie. Het hof heeft aldus geen omstandigheden vastgesteld als hiervoor in 4.2.3, laatste zin, bedoeld.
4.4
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Beoordeling van het middel in het voorwaardelijke incidentele beroep

Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het eindvonnis van het hof leidt, en is gericht tegen het tussenvonnis en het eindvonnis, kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de in het incidentele middel voorgedragen klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 19 mei 2015;
wijst het geding terug naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Aventura in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
in het incidentele beroep
verwerpt het beroep;
veroordeelt Aventura in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
3 februari 2017.