In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum], beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin haar pensioenopbouw voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) werd vastgesteld. Eiseres had aangegeven van 27 juni 1971 tot en met 2 februari 1999 in Nederland te hebben gewoond, van 3 februari 1999 tot en met 30 januari 2007 in Italië, en vanaf 31 januari 2007 weer in Nederland. Het primaire besluit van 21 februari 2017 stelde vast dat eiseres gedurende de periode van 4 februari 1999 tot en met 26 augustus 2014 niet verzekerd was voor de AOW. Eiseres maakte bezwaar tegen het besluit, maar het bezwaar werd gegrond verklaard in het bestreden besluit van 2 mei 2017, waarbij eiseres met ingang van 1 januari 2013 als ingezetene van Nederland werd aangemerkt.
De rechtbank heeft op 28 september 2017 het onderzoek ter zitting gesloten, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat eiseres in de periode van 31 januari 2007 tot 1 januari 2013 daadwerkelijk in Nederland woonde. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor ingezetenschap en dus niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende feiten, waaronder het ontbreken van een duurzame woning in Nederland en het feit dat eiseres in die periode gehuwd was met een partner die in Italië woonde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 oktober 2017.