ECLI:NL:RBAMS:2017:5533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
C/13/597117 / HA ZA 15-1023
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid onderaannemer na explosie en verhaalsmogelijkheden via CAR-verzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in een vrijwaringsprocedure naar aanleiding van een explosie die op 18 augustus 2003 plaatsvond in een coffeeshop. De onderaannemer, Dura Vermeer, werd in een eerdere bodemprocedure aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeide uit deze explosie. De bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar van Dura Vermeer heeft de schade vergoed, waarna Dura Vermeer de CAR-verzekeraars van de hoofdaannemer in vrijwaring heeft opgeroepen. De rechtbank oordeelde dat Dura Vermeer als lasthebber van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar kan voortprocederen en dat zij een beroep kan doen op de CAR-verzekering. De rechtbank concludeerde dat een eventuele te late melding van de schade niet aan Dura Vermeer kan worden tegengeworpen. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de CAR-verzekering in beginsel de schade moet dekken, en dat de regresvordering van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar niet is verjaard. De rechtbank heeft de partijen opgedragen bewijs te leveren over de stellingen die zij hebben ingenomen, met betrekking tot de verjaring en de lastgeving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/597117 / HA ZA 15-1023
Vonnis in vrijwaring van 2 augustus 2017
in de zaak van
de vennootschap onder firma
DURA VERMEER-IMTECH NETTENBOUW V.O.F.,
gevestigd te Cruquius,
eiseres,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem,
en
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
in Nederland mede handelend onder de naam
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING,
gevestigd te Brussel (België),
tussenkomende partij,
advocaat mr. A. van Duijn-Koopman te Arnhem
tegen
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
als rechtsopvolgster van
Nassau Verzekeringmaatschappij N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AMLIN S.E.,
(voorheen Amlin Europe N.V., althans Amlin Corporate Insurance N.V.),
als rechtsopvolgster van
Fortis Corporate Insurance N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Partijen zullen hierna Dura Vermeer, Allianz en CAR-verzekeraars genoemd worden. Waar in dit vonnis Dura Vermeer wordt genoemd worden daaronder, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, ook haar rechtsvoorgangers begrepen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 15 juni 2016 waarbij Allianz is toegestaan tussen te komen;
  • de conclusie van eis van Allianz;
  • de conclusie van antwoord na tussenkomst (houdende akte tot referte) van Dura Vermeer;
  • de conclusie van antwoord ten aanzien van tussenkomende partij van CAR-verzekeraars;
  • het proces-verbaal van het pleidooi van 19 juni 2017
  • de brief naar aanleiding van het proces-verbaal van 7 juli 2017 van mr. A. van Duijn-Koopman namens Dura Vermeer en Allianz.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De explosie

2.1.
Op 18 augustus 2003 heeft zich een explosie voorgedaan in [coffeeschop] aan het [straat] te [plaats] (hierna: de coffeeshop). Als gevolg van deze explosie zijn twee werknemers van Dura Vermeer en een bezoeker van de coffeeshop (ernstig) gewond geraakt. Daarnaast is de coffeeshop zwaar beschadigd. De exploitatie van de coffeeshop is per direct gestaakt en op 24 april 2004 weer hervat.
2.2.
De explosie deed zich voor tijdens of kort na werkzaamheden tot herstel van een beschadiging aan een gasleiding, de huisaansluiting van de coffeeshop. De beschadiging was ontstaan tijdens graafwerkzaamheden aan het [straat] en werd gemeld aan een vennootschap binnen de Nuon groep (hierna voor alle entiteiten en de groep ook wel kortweg aangeduid als Nuon). Nuon was destijds de beheerder van het betreffende gas- en elektriciteitsnetwerk en verantwoordelijk voor het (doen) uitvoeren van werkzaamheden aan dat netwerk. Monteurs van Nuon zijn ter plaatse gearriveerd, hebben de gastoevoer naar de coffeeshop afgesloten, met de bedrijfsleider van de coffeeshop gesproken en de cv-ketel van de coffeeshop afgesloten. Nuon heeft vervolgens Dura Vermeer ingeschakeld voor herstelwerkzaamheden.
2.3.
Medewerkers van Dura Vermeer hebben vervolgens de beschadigde gasleiding vervangen en, na ontluchting, weer aangesloten op de bestaande leiding. Vervolgens hebben twee medewerkers van Dura Vermeer in de coffeeshop het resterende gedeelte van de gasleiding tussen de vervangen leiding en de hoofdkraan van de coffeeshop ontlucht, zodat de cv-ketel weer kon worden aangezet. Daartoe hebben zij de flexibele aansluiting van de gashoofdkraan met de gasmeter losgekoppeld en gedurende korte tijd de hoofdkraan opengedraaid. Deze flexibele aansluiting bevond zich in een aparte ruimte achter in het pand, waar ook de cv-ketel stond (hierna: de opstellingsruimte). Na het ontluchten hebben de medewerkers de hoofdkraan weer gesloten en de flexibele aansluiting weer aangesloten op de hoofdkraan. Kort daarna vond de explosie plaats in de opstellingsruimte.
2.4.
Nuon heeft op de dag van de explosie opdracht gegeven aan Gastec Technology B.V. (hierna: Gastec) tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaak van de explosie. Gastec heeft in haar naar aanleiding van dit onderzoek opgestelde rapport geconcludeerd dat de explosie heeft kunnen ontstaan doordat de opstellingsruimte zich bij het ontluchten heeft gevuld met een explosief gasmengsel, dat ten onrechte niet is afgevoerd naar de buitenlucht door middel van een slang. In het rapport is, voor zover in deze procedure van belang, voorts het volgende te lezen:
“Door de beheerder van de coffeeshop wordt verzocht de CV ketel weer aan te steken. Daartoe gaan twee medewerkers van Dura Vermeer naar de opstellingsruimte van de coffeeshop. Voordat de ketel weer kan functioneren, dient de nog aanwezige lucht in de leidingsectie (…) verwijderd te worden. Hiertoe wordt de flexibele aansluiting van de gasmeter losgekoppeld op de hoofdkraan (…). Na het opendraaien van de hoofdkraan komt het gas/luchtmengsel in de CV ruimte.”
De juridische verhoudingen en verwante procedures
2.5.
De opdracht van Nuon aan Dura Vermeer tot het verrichten van herstelwerkzaamheden werd verleend op grond van de tussen Nuon als opdrachtgever en Dura Vermeer als aannemer sinds 4 juli 2003 geldende “Overeenkomst tot uitvoering van solowerkzaamheden in het werkgebied V (Amsterdam West en Zuid)” (hierna: de solo-overeenkomst).
Op deze solo-overeenkomst was, kort aangeduid, het “Werkbestek 2003” van 1 januari 2003 van toepassing. Dit werkbestek hield, voor zover van belang, het volgende in:
“(…)
1.3.1
Algemeen
Het bestek heeft betrekking op de uitvoering van een werkpakket. Een werkpakket heeft uitsluitend betrekking op
solowerken. Solowerken zijn alle werken die opdrachtgever zelfstandig aan een aannemer opdraagt. (…)
1.3.2
Korte technische omschrijving werkpakket
Het werkpakket omvat:
Werken van NUON (…), zijnde de werken opgenomen in de lijst van verrekeneenheden en betrekking hebben[d] op de aanleg en het onderhoud van de infrastructuur voor water, gas, elektriciteit (…) inhoudende:
c. regiewerk voor het verhelpen van storingen (…).
(…)
1.4.7
Verzekering
Door opdrachtgever is ten behoeve van de werken mede ten gunste van de aannemer, diens onderaannemer(s) (…) een zogenaamde (…) (CAR)-verzekering afgesloten. (…) De aannemer is verplicht voldoende verzekerd te zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid in verband met de uitvoering van het werk. Uitdrukkelijk geldt dat de door de aannemer afgesloten aansprakelijkheidsverzekering als primaire dekking functioneert en dat de dekking onder de door opdrachtgever afgesloten CAR-verzekering daaraan complementair is. (…).”
2.6.
Ten behoeve van de solowerkzaamheden was door Nuon met CAR-verzekeraars een CAR-verzekering afgesloten. In de polisvoorwaarden van de CAR-verzekering staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“7
Verplichtingen in geval van schade
Verzekerde is verplicht:
(…)
7.2
elke schade, verlies of gebeurtenis welke aanleiding zou kunnen geven tot een verplichting voortvloeiende uit de polisvoorwaarden voor verzekeraars, zo spoedig mogelijk te melden bij de makelaars (…);
(…)
9
Schaderegeling en (voorschot) betaling
(…)
9.3
Schadepenningen uit hoofde van deze polis zullen worden uitgekeerd aan de verzekeringnemer, dan wel na instemming van de verzekeringnemer aan de schadelijdende partij.
(…)
25.
Secundairstelling [na-u clausule, rechtbank]
25.1
Behoudens ten aanzien van de verzekeringnemer geldt de dekking onder deze sectie voor de overige verzekerde partijen uitsluitend indien en voor zover geen rechten aan enige elders lopende verzekering kunnen worden ontleend.
(…)
27.
Uitsluitingen
In aanvulling op de algemene uitsluitingen (…), is van de verzekering uitgesloten aansprakelijkheid:
(…)
27.2
Van een verzekerde partij tegenover een andere verzekerde partij respectievelijk een toekomstige eigenaar en/of gebruiker van het werk, voor bedrijfsschade, tijdverlet of winstderving; (…).”
2.7.
[coffeeschop] werd geëxploiteerd door Casni B.V. (hierna: Casni). Casni heeft bij dagvaarding van 14 september 2005 zowel Nuon als Dura Vermeer in rechte betrokken om haar schade als gevolg van de explosie vergoed te krijgen. Deze procedure betreft de hoofdzaak van de onderhavige vrijwaringsprocedure (hierna: de hoofdzaak).
2.8.
In de hoofdzaak heeft deze rechtbank bij vonnis van 13 februari 2008 Nuon en Dura Vermeer hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Casni van een bedrag van € 96.362,20, vermeerderd met rente en kosten. Casni heeft van dit vonnis hoger beroep ingesteld en Nuon en Dura Vermeer hebben incidenteel appel ingesteld. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 15 maart 2011 en herstelarrest van 20 december 2011 de hoofdelijke veroordeling in stand gelaten en het schadebedrag begroot op € 599.862,86, vermeerderd met rente en kosten. Het verschil in die bedragen bestaat er voor het grootste deel in dat het hof, anders dan de rechtbank, ook vergoeding van door Casni geleden bedrijfsschade (als gevolg van de lange sluiting van de coffeeshop na de explosie) heeft toegewezen. Het door Alliander B.V. (als rechtsopvolger van Nuon) en Dura Vermeer tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep heeft de Hoge Raad bij arrest van 13 juli 2012 verworpen.
2.9.
De onderhavige vrijwaringsprocedure is door Dura Vermeer oorspronkelijk ingesteld tegen zowel CAR-verzekeraars als Nuon. De vrijwaringsprocedure van Dura Vermeer jegens Nuon staat bij deze rechtbank op de parkeerrol. Nuon heeft op haar beurt ook een vrijwaringsprocedure opgestart tegen Dura Vermeer. Daarin heeft deze rechtbank bij vonnis van 22 augustus 2007 geoordeeld dat in de onderlinge verhouding tussen Nuon en Dura Vermeer de schade geheel voor rekening van Dura Vermeer dient te komen. Dura Vermeer is daartegen in hoger beroep gekomen. Deze hoger beroepsprocedure staat bij het hof op de parkeerrol.
2.10.
Dura Vermeer heeft de schade van Casni volledig vergoed. Deze heeft zij verhaald op Allianz op grond van de tussen haar en Allianz bestaande Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (hierna: AVB-verzekering). De polis van deze verzekering kent, voor zover in deze procedure van belang, de volgende algemene voorwaarde:

Art. 14 SAMENLOOP VAN VERZEKERINGEN
(…)
[
Na-u clausule, rechtbank]
14.3
Indien krachtens bestek, aannemingsovereenkomst of anderszins de verplichting tot verzekering van aansprakelijkheid in verband met de uitvoering van een werk op een ander dan verzekerde rust, dan wel indien een ander op zich heeft genomen voor de verzekering van de aansprakelijkheid van verzekerde in verband met de uitvoering van een werk te zullen zorgdragen, dan geeft de onderhavige verzekering geen dekking voor deze aansprakelijkheid. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Dura Vermeer vordert, na wijziging eis, samengevat:
- een verklaring voor recht dat Dura Vermeer als lasthebber van Allianz een regresrecht heeft op CAR-verzekeraars op basis van de wettelijke samenloopregeling ter zake van de uitkeringen die zijn gedaan aan Casni en de drie slachtoffers, alsmede ter zake van schaderegeling en het voeren van verweer in en buiten rechte;
- veroordeling van CAR-verzekeraars om de daarmee gemoeide bedragen aan Dura Vermeer als lasthebber van Allianz te betalen, vermeerderd met rente en kosten en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Allianz vordert, als tussenkomende partij, voor het geval Dura Vermeer haar vorderingen niet volledig vergoed ziet en/of zij niet als lasthebber van Allianz een regresrecht op CAR-verzekeraars heeft, het volgende, samengevat:
- een verklaring voor recht dat Allianz een regresrecht heeft op CAR-verzekeraars op basis van de wettelijke samenloopregeling ter zake van de uitkeringen die zijn gedaan aan Casni en de drie slachtoffers, alsmede ter zake van schaderegeling en het voeren van verweer in en buiten rechte;
- veroordeling van CAR-verzekeraars om de daarmee gemoeide bedragen aan Allianz te betalen, vermeerderd met rente en kosten en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
CAR-verzekeraars voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Dura Vermeer inmiddels de schade als gevolg van de explosie heeft vergoed waartoe zij in de hoofdzaak is veroordeeld. Dit betreft de (bedrijfs)schade van Casni en de letselschade van de werknemers van Dura Vermeer en de bezoeker van de coffeeshop. Voor deze betalingen heeft zij een beroep kunnen doen op haar aansprakelijkheidsverzekeraar Allianz. De vraag die in de onderhavige procedure centraal staat, is of Dura Vermeer dan wel Allianz deze schade op grond van de wettelijke samenloopregeling kan verhalen op CAR-verzekeraars.
Ontvankelijkheid Dura Vermeer
4.2.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of, zoals Dura Vermeer en Allianz stellen maar CAR-verzekeraars betwisten, Dura Vermeer als lasthebber van Allianz in de onderhavige procedure de uitgekeerde bedragen kan vorderen.
4.3.
In zijn arrest van 26 februari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK4995) heeft de Hoge Raad overwogen dat de (vrijwarings)procedure van een verzekerde tegen de verzekeraar kan worden voortgezet ook nadat de verzekerde een uitkering heeft verkregen van een andere verzekeraar op wie de vordering overgaat, omdat de verzekerde de procedure dan als lasthebber kan voortzetten ten behoeve van die andere verzekeraar als materiële procespartij, ongeacht het tijdstip waarop die uitkering en overgang hebben plaatsgevonden.
4.4.
CAR-verzekeraars hebben aangevoerd dat Dura Vermeer zich ten onrechte op dit arrest beroept. De Hoge Raad zou bij het wijzen van dit arrest niet het oog hebben gehad op de situatie, zoals hier aan de orde, waarbij de (grondslag van de) oorspronkelijke vordering wezenlijk anders was dan de vordering die de derde partij meent te hebben. De vordering van Dura Vermeer tot uitkering onder de polis als meeverzekerde partij onder de CAR-verzekering, is immers een wezenlijk andere dan de vordering die Allianz pretendeert te hebben op basis van samenloop, aldus steeds CAR-verzekeraars.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt berust op een te beperkte lezing van het onder 4.3 aangehaalde arrest. In dat arrest was immers ook sprake van een verzekerde die in een hoofdprocedure als verzekerde schade had gevorderd van een verzekeraar onder een – in dat geval – werkmaterieelpolis, welke schade inmiddels vergoed was door zijn AVB-verzekeraar. Ook daar was dus sprake van een wijziging van de grondslag toen de verzekerde die schade vervolgens niet meer als verzekerde onder de polis, maar als lasthebber van de AVB-verzekeraar op grond van de samenloopregeling vorderde. De Hoge Raad heeft dit in het arrest uitdrukkelijk gesanctioneerd.
4.6.
CAR-verzekeraars hebben nog aangevoerd dat onvoldoende zou zijn gebleken dat daadwerkelijk sprake is geweest van een rechtsgeldige last van Allianz aan Dura Vermeer. Op geen enkele wijze is gespecificeerd wanneer die last zou zijn gegeven, op welke wijze die last is verstrekt en hoe deze (tijdig) aan CAR-verzekeraars bekend is gemaakt. Dit is met name van belang omdat de oorspronkelijke procespartij, DVOI-Imtech Infra v.o.f. met ingang van 31 december 2010 is opgeheven.
4.7.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat Dura Vermeer de vrijwaringsprocedure namens Allianz heeft voortgezet ook nadat de schade die zij op grond van de hoofdzaak heeft moeten vergoeden, door Allianz aan haar is vergoed. Allianz is in de onderhavige procedure als tussenkomende partij verschenen en stelt primair dat door haar een last is verstrekt aan Dura Vermeer om namens haar de vordering op CAR-verzekeraars te innen. Zowel lastgever als lasthebber zijn het er dus over eens dat een last is verstrekt en welke inhoud deze last heeft. Tegen deze achtergrond, is een enkele blote betwisting van het bestaan van de last als door CAR-verzekeraars gedaan, onvoldoende om aan het bestaan en de inhoud van de last te twijfelen.
4.8.
De rechtbank verwerpt in dit verband ook het door CAR-verzekeraars opgeworpen “Ontvankelijkheidsverweer II” dat erop neerkomt dat Dura Vermeer onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de rechtsopvolging binnen Dura Vermeer is geweest om uit te komen op de conclusie dat de huidige eisende partij, Dura Vermeer-Imtech Nettenbouw V.O.F., in de rechten zou zijn getreden van de onder de CAR-polis verzekerde entiteit Vermeer Leidingen-Nettenbouw V.O.F. Dura Vermeer heeft gesteld dat sprake is van rechtsopvolging onder algemene titel. Zonder nadere toelichting van CAR-verzekeraars ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van deze stelling te twijfelen.
Conclusie is dan ook dat Dura Vermeer in de onderhavige procedure als lasthebber van Allianz de procedure jegens CAR-verzekeraars kan voortzetten.
Dekking onder de CAR-verzekering
4.9.
CAR-verzekeraars voeren aan dat geen sprake kan zijn van een vordering op grond van samenloop, nu de CAR-verzekering geen dekking biedt voor de aansprakelijkheid van Dura Vermeer, althans Dura Vermeer daarop geen aanspraak kan maken. CAR-verzekeraars baseren zich daarbij op de volgende drie argumenten:
Dura Vermeer heeft niet aannemelijk gemaakt dat Nuon toestemming heeft gegeven om onder de CAR-verzekering een vordering in te dienen, wat op grond van artikel 9.3 van de polisvoorwaarden (zie hiervoor onder r.o. 2.6) wel een vereiste is om rechtstreekse aanspraken jegens CAR-verzekeraars te doen gelden (door CAR-verzekeraars aangeduid als “Ontvankelijkheidsverweer I”);
De werkzaamheden die tot de explosie hebben geleid, zijn door Dura Vermeer niet in opdracht van Nuon, maar in opdracht van de beheerder van de coffeeshop uitgevoerd, zodat deze niet gedekt waren onder de CAR-verzekering van Nuon;
Mogelijke rechten die Dura Vermeer had op grond van de CAR-verzekering, heeft zij verloren door een te late melding. Zij heeft immers de schade niet, zoals in de CAR-polis voorgeschreven, zo spoedig mogelijk bij de verzekeringsmakelaar gemeld en CAR-verzekeraars zijn door de late melding in hun belangen geschaad.
De rechtbank overweegt als volgt.
a: Toegang tot de CAR-polis
4.10.
Vooropgesteld zij dat het hier gaat om de uitleg van polisvoorwaarden die deel uitmaken van een beurspolis. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en gesteld noch gebleken is dat zulks in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Onderhavige verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen tussen professionele, althans professioneel vertegenwoordigde partijen. Met Dura Vermeer is de rechtbank van oordeel dat artikel 9.3 van de polisvoorwaarden van de CAR-verzekering (zie hiervoor onder r.o. 2.6) tegen deze achtergrond zo uitgelegd moet worden dat sprake is van een betaaladresclausule en niet, zoals door CAR-verzekeraars betoogd, van een toelatingsclausule. De rechtbank knoopt daarvoor aan bij de plaats die de clausule binnen de polisvoorwaarden inneemt, namelijk onder het kopje van hoe betaling van schade onder de polis is geregeld. Daarnaast leidt ook het gebruik van de woorden “schadepenningen” en “uitgekeerd aan” tot de uitleg dat in het artikel wordt gedoeld op de wijze van betaling. Voor het standpunt van CAR-verzekeraars dat in het artikel een derdenbeding besloten ligt dat nadere voorwaarden in het leven roept alvorens verzekerden onder de polis hun rechten geldend kunnen doen maken, bestaat daarentegen geen enkel aanknopingspunt. Dit wordt niet anders door het gegeven dat in de solo-overeenkomst is opgenomen dat een aannemer verplicht is, naast de afgesloten CAR-verzekering, zich te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid (zie artikel 1.4.7 van het bestek, hiervoor onder r.o. 2.5). Hieraan staat allereerst in de weg dat de bedoelingen van partijen, gelet op de hiervoor aangehaalde uitlegmaatstaf slechts beperkt een rol kunnen spelen. Bovendien betreft dit een afspraak tussen Nuon enerzijds en Dura Vermeer anderzijds, waarbij CAR-verzekeraars geen partij waren. Bij de uitleg van de bedoelingen van partijen bij de CAR-verzekering kan deze afspraak derhalve geen rol spelen.
b: Werkzaamheden in opdracht van Nuon?
4.11.
De rechtbank verwerpt het standpunt van CAR-verzekeraars dat de opdracht van Nuon aan Dura Vermeer op 18 augustus 2003 zich niet uitstrekte tot het ontluchten van de leiding en het weer aansteken van de cv-ketel in de opstellingsruimte. De enige onderbouwing van dit standpunt die CAR-verzekeraars geven, is de passage in het rapport van Gastec (zie hiervoor onder r.o. 2.4):
“Door de beheerder van de coffeeshop wordt verzocht de CV ketel weer aan te steken.”Dit is onvoldoende om daaruit de vergaande conclusie te trekken dat de herstelwerkzaamheden die Dura Vermeer op dat moment in opdracht van Nuon aan het verrichten was, waren afgerond met de werkzaamheden aan de gasleiding buiten. De toevoer tot de huisaansluiting was daarmee immers nog niet hersteld. Daarvoor waren verdere, naar gebleken is vaktechnisch specifieke, werkzaamheden vereist. Gesteld noch gebleken is dat of waarom de aangeslotene op het leidingnet in dit geval verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden voor het doen herstellen van de gevolgen van de beschadigde gasleiding op zijn adres. Dat het verzoek van de beheerder van de coffeeshop in dit geval ook daadwerkelijk een opdracht in juridische zin is geweest, is door CAR-verzekeraars niet nader onderbouwd.
c: Te late melding?
4.12.
Dura Vermeer stelt dat zij de schade als gevolg van de explosie in ieder geval tijdig heeft gemeld bij Allianz en dat een mogelijk late melding bij CAR-verzekeraars haar onder die omstandigheden niet mag worden tegengeworpen. Allianz heeft bovendien CAR-verzekeraars steeds bij de afhandeling betrokken. CAR-verzekeraars stellen dat nimmer rechtstreeks bij de makelaars melding is gemaakt van de schade zoals uitdrukkelijk in de polis voorgeschreven in artikel 7 van de algemene voorwaarden (zie hiervoor onder r.o. 2.6). Nu zij daardoor in hun belangen zijn geschaad, komt Dura Vermeer geen beroep op de polis meer toe.
4.13.
De rechtbank stelt vast dat Dura Vermeer in ieder geval tijdig melding heeft gemaakt van de (gevolgen van) de explosie bij Allianz. Dit blijkt eruit dat Allianz onbetwist reeds in januari 2005 uitkeringen heeft gedaan aan de gewonde werknemers en bezoeker van de coffeeshop. Dura Vermeer voert daarnaast terecht aan dat haar in dat geval een mogelijk late melding aan een andere verzekeraar niet kan worden tegengeworpen. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 17 november 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AY9717), waarin is overwogen:
“Met het sedert 1 januari 2006 in art. 7:961 BW neergelegde stelsel, dat, voor zover hier van belang, ook reeds gold in het voordien geldende recht, valt niet te rijmen dat een verzekeraar die, in een geval van samenloop, de schade van een verzekerde heeft vergoed en verhaal wil nemen op de verzekeraar van de samenlopende verzekering, daarin belemmerd wordt door een verweer van de aard als door het onderdeel [
beroep op late melding, rechtbank] bedoeld. De situatie van dubbele verzekering bracht immers, naar het hof terecht signaleert, mee dat de verzekerde geen belang meer had bij melding van het verzekerde voorval bij Europeesche, nu zij de schade al vergoed kon krijgen van Zorg en Zekerheid. Het strookt niet met de regresmogelijkheid dat in zo'n situatie de aangesproken verzekeraar zich met succes op het ontbreken van een melding door de verzekerde zou kunnen beroepen.”
De rechtbank maakt deze overwegingen tot de hare. Voor een onderscheid naar type verzekering waarbij de overwegingen van de Hoge Raad wel of niet zouden moeten worden toegepast, zoals door CAR-verzekeraars bepleit, ziet zij geen aanleiding.
Conclusie
4.14.
Uit r.o. 4.10 tot en met 4.13 vloeit voort dat de werkzaamheden van Dura Vermeer op 18 augustus 2003 onder de CAR-polis vielen en dat Dura Vermeer als verzekerde onder die polis een beroep daarop kan doen, waarbij een eventuele late melding haar niet kan worden tegengeworpen.
Samenloop
4.15.
Vaststaat dat Dura Vermeer voor dezelfde schade als die zij van CAR-verzekeraars vordert, een beroep heeft kunnen doen op haar AVB-verzekering bij Allianz. Er is dan ook sprake van samenloop van verzekeringen in de zin van artikel 7:961 BW. Dat artikel was weliswaar ten tijde van het onderhavige schadegeval nog niet ingevoerd en dus niet rechtstreeks van toepassing, maar deze bepaling is de weerslag van het ook voordien geldende recht. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de zogenaamde “na-u clausule” die Allianz hanteert (zie hiervoor art. 14.3 onder r.o. 2.10) “harder” is dan de na-u clausule van CAR-verzekeraars (zie hiervoor art. 25.1 onder r.o. 2.6). Zoals partijen dan ook terecht tot uitgangspunt nemen, leidt dit tot de conclusie dat CAR-verzekeraars dekking dienen te verlenen in de onderlinge verhouding tussen Allianz en CAR-verzekeraars.
4.16.
Anders dan CAR-verzekeraars hebben aangevoerd, wordt dit wettelijke systeem van samenloop niet doorbroken door afspraken tussen Dura Vermeer en Nuon over af te sluiten verzekeringen (zie hiervoor onder r.o. 2.5 en r.o. 4.10). Zowel Allianz als CAR-verzekeraars staan immers buiten deze afspraken. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt daarmee niet in te zien waarom door deze verzekeraars gehanteerde polisvoorwaarden als gevolg van die afspraken hun werking zouden verliezen.
Verjaring
4.17.
CAR-verzekeraars stellen, en Dura Vermeer betwist, dat de regresvordering van Allianz uit hoofde van de samenloopregeling is verjaard. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.18.
Voor het antwoord op de vraag aan welk verjaringsregime de vordering van Allianz is onderworpen, sluit de rechtbank – anders dan partijen – aan bij artikel 3:310 BW. De Hoge Raad heeft voor diverse regresvorderingen (zie bijvoorbeeld arrest van 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0631) overwogen dat het in dat artikel genoemde begrip “rechtsvorderingen tot vergoeding van schade” een ruime betekenis moet worden toegekend waarmee regresvorderingen op één lijn kunnen worden gesteld.
4.19.
Dat in het onderhavige geval geen verjaringstermijn zou zijn gaan lopen, zoals door Dura Vermeer is betoogd, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Dura Vermeer beroept zich ter onderbouwing van deze stelling op de hiervoor onder r.o. 4.13 aangehaalde overweging van de Hoge Raad. Dit beroep gaat niet op. De vraag of een regresvordering is verjaard, speelt in de verhouding tussen twee verzekeraars. Anders dan in de zaak die bij genoemd arrest aan de orde was, speelt derhalve daarbij geen rol dat een verzekerde mogelijk benadeeld zou kunnen zijn door samenloop van verzekeringen. Derhalve bestaat geen aanleiding om afbreuk te doen aan het belang van CAR-verzekeraars bij de rechtszekerheid die de bepalingen omtrent verjaring dienen.
4.20.
Op grond van artikel 3:310 BW gaat de verjaringstermijn lopen op de dag, volgende op die waarop de benadeelde bekend werd met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Voor het onderhavige geval betekent dit de dag nadat Allianz bekend verondersteld kan worden te zijn geweest met enerzijds een betalingsverplichting voortvloeiende uit de schademelding van Dura Vermeer onder de AVB-verzekering en anderzijds haar bekendheid ermee dat ze die schade mogelijk kon verhalen op CAR-verzekeraars.
4.21.
Toegepast op de onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat uit de eigen stellingen van Dura Vermeer en Allianz voortvloeit dat Allianz er van meet af aan van op de hoogte is geweest dat de schade ook verhaald kon worden op CAR-verzekeraars. Gesteld wordt immers dat de CAR-verzekeraars steeds van alle stappen binnen de schade-afhandeling op de hoogte zijn gehouden (zie ook onder r.o. 4.12). Voor het vaststellen van de aanvang van de verjaringstermijn moet dan ook worden aangeknoopt bij het moment waarop Allianz bekend raakte met haar betalingsverplichtingen op grond van de schademelding. CAR-verzekeraars hebben aangevoerd dat dit in januari 2005 is geweest toen de eerste letselschade door Allianz ten behoeve van Dura Vermeer is uitgekeerd. Uit het door Dura Vermeer zelf ingebrachte overzicht van uitgekeerde bedragen, blijkt dat inderdaad in januari 2005 de eerste betalingen op grond van de schademelding hebben plaatsgevonden. Op dat moment vonden immers de eerste uitkeringen door Allianz plaats.
4.22.
Tussen partijen is niet in geschil dat Allianz bij brief aan CAR-verzekeraars van 29 juli 2010 aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van door haar uitgekeerde bedragen en de door haar gemaakte kosten. Deze brief is niet binnen vijf jaar na januari 2005 verzonden. Dura Vermeer stelt echter dat voor die datum stuitingshandelingen hebben plaatsgevonden in de vorm van confraternele correspondentie waarin Allianz zich ondubbelzinnig haar rechten heeft voorbehouden. Zij biedt ter zake bewijs aan. Door CAR-verzekeraars is aangevoerd dat zij niet eerder dan bij bedoelde brief van 29 juli 2010 op de hoogte zijn gebracht van de aanspraak die Allianz maakt op grond van samenloop. De rechtbank merkt dit aan als een gemotiveerde betwisting van de inhoud van de (confraternele) correspondentie. Dura Vermeer zal dan ook worden opgedragen om het door haar aangeboden bewijs te leveren van haar stelling dat Allianz vóór januari 2010 aan CAR-verzekeraars (een) schriftelijke aanmaning(en) heeft gestuurd waarbij zij zich ondubbelzinnig haar rechten op het geldend maken van haar vordering op grond van samenloop heeft voorbehouden.
4.23.
CAR-verzekeraars hebben tijdens het pleidooi ook nog aangevoerd dat na de stuitingsbrief van 29 juli 2010 een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen en dat die verjaring niet eerder is gestuit dan bij de op 27 juli 2016 ingediende conclusie van eis van Allianz in de onderhavige procedure. Gelet op het moment in de procedure dat deze stelling door CAR-verzekeraars is betrokken, is het debat van partijen over dit aspect van een mogelijke verjaring nog niet voltooid. De rechtbank zal de zaak dan ook naar de rol verwijzen voor een nadere aktewisseling van partijen over de vraag of Allianz zich bij aanmaning of andere schriftelijke mededelingen ook na 29 juli 2010 voldoende ondubbelzinnig haar recht op nakoming heeft voorbehouden.
Uitsluitingen
4.24.
Indien Dura Vermeer erin zal slagen dit bewijs te leveren en indien vast komt te staan dat ook sinds 29 juli 2010 de vordering niet is verjaard, leidt dit tot de conclusie dat Allianz de door haar ten behoeve van Dura Vermeer uitgekeerde schadeposten in beginsel op CAR-verzekeraars zal kunnen verhalen. Uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank bij dit vonnis ook vast ingaan op het beroep van CAR-verzekeraars op diverse uitsluitingen. Het grootste deel van de te verhalen bedragen, ziet immers op bedrijfsschade. Indien CAR-verzekeraars terecht zouden stellen dat deze schade is uitgesloten onder de CAR-polis, kan de beslissing van de rechtbank hierover van invloed zijn op de afweging van Dura Vermeer over de mate van inspanning om het bewijs al dan niet te leveren.
4.25.
CAR-verzekeraars beroepen zich op de uitsluiting voor bedrijfsschade als opgenomen in artikel 27.2 van de algemene voorwaarden van de CAR-polis (zie onder 2.6). Zij stellen dat dit artikellid zo moet worden gelezen dat het woordje “toekomstig” niet ziet op de “gebruiker”, maar slechts op de eigenaar. Nu Casni aan te merken is als gebruiker van het werk, is de uitsluiting van toepassing. CAR-verzekeraars hebben aangevoerd dat de door hen voorgestane uitleg af te leiden zou zijn uit de ratio van de uitsluiting, te weten een risicoverdeling om te voorkoming dat CAR-verzekeraars geconfronteerd worden met eventuele claims van alle gebruikers van het leidingnet.
4.26.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is aan CAR-verzekeraars die zich op de uitsluiting beroepen om de relevante feiten en omstandigheden te stellen en, indien nodig, te bewijzen om dat beroep te onderbouwen. De enkele omstandigheid dat het wellicht een wenselijke en vanuit de optiek van CAR-verzekeraars voor de hand liggende uitsluiting zou zijn, laat onverlet dat het hier gaat om de uitleg van een uitsluitingsclausule. Zoals CAR-verzekeraars zelf ook aanvoeren, dient bij uitleg van een dergelijke clausule in een beurspolis zoveel mogelijk te worden aangesloten bij de letterlijke bewoordingen (zie hiervoor onder 4.10). Indien CAR-verzekeraars derhalve bedrijfsschade hadden willen uitsluiten voor aangeslotenen op het leidingnet, had voor de hand gelegen dat op dit punt een clausule in de polis was opgenomen die daaromtrent aan duidelijkheid niets te wensen overliet. In artikel 27.2 valt slechts te lezen dat bedrijfsschade van dekking is uitgesloten van een toekomstig eigenaar en/of gebruiker van het werk. CAR-verzekeraars hebben geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van de enige logische taalkundige uitleg van de zinsnede “toekomstig eigenaar en/of gebruiker”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom “en/of” zou zijn opgenomen indien “toekomstig” niet ook zou verwijzen naar “gebruiker”. Dat Casni aan te merken zou zijn geweest als toekomstig gebruiker Het beroep op uitsluiting slaagt dan ook niet.
4.27.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat deze vordering zich niet uitstrekt tot de uitgekeerde bedragen aan de werknemers van Dura Vermeer omdat in de CAR-polis aansprakelijkheid voor werkgeversaansprakelijkheid is uitgesloten.
4.28.
Iedere verdere beslissing, waaronder die omtrent de gevolgen van dit vonnis voor de door Allianz in de onderhavige procedure ingestelde vordering, wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Dura Vermeer op te bewijzen dat Allianz vóór januari 2010 aan CAR-verzekeraars (een) schriftelijke aanmaning(en) heeft gestuurd waarbij zij zich ondubbelzinnig haar rechten op het geldend maken van haar vordering op grond van samenloop heeft voorbehouden,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 augustus 2017voor uitlating door Dura Vermeer of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Dura Vermeer, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat Dura Vermeer, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden november 2017 tot en met februari 2018 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. C.H. Rombouts in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 220,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 augustus 2017voor het nemen van een akte door Dura Vermeer over hetgeen is vermeld onder 4.23, waarna CAR-verzekeraars op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, mr. C.H. Rombouts en mr. B. Brokkaar en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: CHR