ECLI:NL:HR:2002:AE0631
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Verhaalsvordering van het ABP na verkeersongeval met ambtenaar
In deze zaak gaat het om een verhaalsvordering van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) na een verkeersongeval dat plaatsvond op 17 mei 1982 tussen eiseres, die op een fiets reed, en betrokkene 1, die op een bromfiets reed. Betrokkene 1 raakte hierbij gewond en ontving uitkeringen van het ABP op basis van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (VOA). Eiseres werd door het ABP gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam, waar het ABP een bedrag van ƒ 180.313,-- vorderde, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank veroordeelde eiseres tot betaling van ƒ 171.345,--, maar eiseres ging in hoger beroep. Het Gerechtshof te Amsterdam verwierp het principaal appel en vernietigde het vonnis in het incidenteel appel, waarbij eiseres werd veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten aan het ABP.
Eiseres stelde cassatie in tegen het arrest van het Hof, waarbij het ABP incidenteel cassatieberoep instelde. De Hoge Raad oordeelde dat de vordering van het ABP op basis van de VOA moet worden gekwalificeerd als een vordering tot schadevergoeding, wat betekent dat de verjaringstermijn van 5 jaar van toepassing is. De Hoge Raad verwierp het principale beroep en het incidentele beroep, en veroordeelde eiseres in de kosten van het geding in cassatie. De zaak benadrukt de juridische nuances van verhaalsvorderingen en de toepassing van de VOA in het civiele recht.