6.3Oordeel van de rechtbank
Gelet op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mensen (zie bijv. EHRM 24 april 2017, 61467/12, 39516/13, 48231/13 en 68191/13 (Rezmiveş e.a./Roemenië), stelt de rechtbank vast dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name vanwege overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest.
Met het oog op de beoordeling of voor de opgeëiste persoon in geval van overlevering een dergelijk gevaar bestaat, heeft het Openbaar Ministerie navraag gedaan bij de uitvaardigende justitiële autoriteit naar de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in Roemenië zal worden gedetineerd.
De brief van 18 mei 2017 van de
Chief Prison Commissionervan
the National Prison Administrationhoudt onder meer de volgende antwoorden in:
- de opgeëiste persoon zal na zijn overlevering gedurende 21 dagen in quarantaine worden geplaatst in de gevangenis in Boekarest-Rahova. In deze gevangenis zal hij ten minste 3 m2 ‘individual space’ ter beschikking hebben;
- de opgeëiste persoon zal na de quarantaineperiode zijn straf aanvankelijk uitzitten in het semi-open regime. Gelet op de woonplaats van de opgeëiste persoon is het ‘most probable’ dat hij zijn straf aanvankelijk zal uitzitten in de gevangenis in Vaslui (naar de rechtbank begrijpt: in een meermanscel);
- na het ondergaan van een vijfde van de straf wordt opnieuw beoordeeld welk detentieregime van toepassing is;
- gegarandeerd wordt dat de opgeëiste persoon ten minste 2 m2 ‘personal space’ zal hebben in het semi-open regime.
Nu uit de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon in de gevangenis in Vaslui in een meermanscel minder dan 3 m2 ‘personal space’ ter beschikking zal staan, bestaat het ernstige vermoeden dat de opgeëiste persoon daar onder onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden zal verblijven (EHRM (Grote Kamer) 20 oktober 2016, 7334/13 (Muršić/Kroatië), § 124).
Een dergelijk vermoeden kan normaal gesproken alleen worden weerlegd als de volgende factoren cumulatief aanwezig zijn (Muršić/Kroatië), § 132). Deze factoren betreffen – kort gezegd – de volgende:
‘short, occasional and minor reductions of personal space’;
‘sufficient freedom of movement outside the cell and adequate out-of-cell activities’;
‘confinement in what is, when viewed generally, an appropriate detention facility’.
Toetsing aan deze
drie factorenleidt in de onderhavige zaak echter niet tot de conclusie dat het ernstige vermoeden van schending van artikel 4 Handvest is weerlegd.
De
eerstefactor houdt in dat de beperking van het aantal m2 ‘
personal space’ kort van duur, incidenteel en van ondergeschikte betekenis is. Nu de opgeëiste persoon ten minste een vijfde deel van de straf – te weten bijna vijf maanden – in het semi-open regime zal moeten ondergaan, kan in elk geval niet worden geconcludeerd dat de beperking van de ‘
personal space’ kort van duur en incidenteel is.
Omdat de uitkomst van de toetsing aan de eerste cumulatieve factor negatief is, komt de rechtbank tot de conclusie dat alleen al om die reden het ernstige vermoeden van een schending van artikel 4 Handvest niet is weerlegd (vgl. Rb. Amsterdam 16 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1274). In geval van overlevering aan Roemenië loopt de opgeëiste persoon dus een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest. Overeenkomstig het besliskader dat het Hof van Justitie van de Europese Unie uiteen heeft gezet (HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru)), moet de rechtbank de beslissing over de overlevering uitstellen. Dat besliskader biedt geen ruimte voor de door de raadsman bepleite weigering van de overlevering (vgl. Rb. Amsterdam 28 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2630). De beslissing tot uitstel brengt de schorsing van de beslistermijnen mee.
Met het oog op een toekomstige beoordeling van de redelijke termijn ziet de rechtbank nog aanleiding het volgende te overwegen.
Sinds 5 april 2016 heeft de rechtbank in een groot aantal vergelijkbare Roemeense zaken de beslissing over de overlevering uitgesteld vanwege de beperkte ‘personal space’ in het semi-open regime. In al deze zaken, die betrekking hebben op verschillende gevangenissen, hebben de Roemeense autoriteiten ten minste 2 m2 ‘personal space’ in een meermanscel gegarandeerd. In twee van deze zaken heeft de rechtbank inmiddels geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden en heeft zij de overleveringsprocedure beëindigd (Rb. Amsterdam 26 januari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:414; Rb. Amsterdam 18 april 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:2579). In de overige zaken hebben de Roemeense autoriteiten – tot nu toe – geen aanvullende informatie verschaft op grond waarvan het reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon alsnog kan worden uitgesloten. In het licht van het voorgaande wenst de rechtbank van de Roemeense autoriteiten te vernemen op welke termijn zij verwachten dat zodanige maatregelen zijn getroffen, dat de opgeëiste persoon, indien hij wordt overgeleverd, in Roemeense detentie in een meermanscel ten minste 3 m2 ‘personal space’ ter beschikking zal hebben.
Ten behoeve van de beoordeling van de redelijke termijn in vergelijkbare zaken die eveneens betrekking hebben op het semi-open regime wenst de rechtbank ook in het algemeen van de Roemeense autoriteiten te vernemen binnen welke termijn zij verwachten dat gedetineerden van wie de overlevering wordt gevraagd in het semi-open regime in een meermanscel ten minste 3 m2 ‘personal space’ ter beschikking zullen hebben.
De rechtbank zal bepalen dat de onderhavige zaak binnen drie maanden weer op zitting zal worden gebracht om op die zitting het antwoord van de Roemeense autoriteiten te bespreken.