Uitspraak
the Court of Law Craiova(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
Aranyosien
Câldâraru. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak zou moeten doen bij voormelde tussenuitspraak op grond van artikel 22, vierde lid, van de OLW voor onbepaalde tijd verlengd, omdat de rechtbank er niet in zou slagen binnen de verlengde termijn van 90 dagen als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de OLW uitspraak te doen. De rechtbank heeft bij beslissing van 18 februari 2016 overwogen dat de termijn van 90 dagen genoemd in artikel 22, derde lid, van de OLW op 25 februari 2016 is verlopen en heeft daarbij, gelet op het bepaalde in artikel 22, vierde lid van de OLW, de schorsing bevolen van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met ingang van 25 februari 2016, onder het stellen van voorwaarden.
Aranyosien
Câldâraru(HvJ 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (
Aranyosien
Câldâraru) aan de Roemeense uitvaardigende autoriteit nadere informatie gevraagd over de detentie-omstandigheden in Roemenië en in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon na zijn overlevering geplaatst zal worden. De antwoorden van
The National Administration of Penitentiariesvan 24 juni 2016 zijn op 1 juli 2016 door de uitvaardigende autoriteit overgelegd.
mr. S. Grilk en door een tolk in de Roemeense taal. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat op 21 juli 2016 uitspraak zal worden gedaan.
hierna: Muršić) bedoelde factoren 1 en 3 niet aanwezig zijn. Met betrekking tot de mogelijke detentie in het semi-open regime in de gevangenis in [plaats] was het ernstige vermoeden van een schending van artikel 4 Handvest dus niet weerlegd. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijk termijn op dat moment nog niet was verstreken.
mr. S. Grilk, en door een tolk in de Roemeense taal
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the Court of Law Craiova.
- een vonnis van 23 april 2009 van
- een vonnis van 23 juni 2011 van
4.Strafbaarheid
robbery’ waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
violation of domicile’ en ‘
driving on public roads of a vehicle or a tram by a person who does not possess a driving license’ niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
- medeplegen van in de woning bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen
- overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
5.Detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat
Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburg(Duitsland) van 3 januari 2017 waarin de overlevering aan Roemenië ten behoeve van een vervolgingsoverlevering wel is toegestaan.
personal space” te compenseren.
Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburgjanuari jongstleden de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië heeft toegestaan.
Oberlandesgericht Cellevan 2 maart 2017 (1 AR (Ausl) 99/16) waarin de overlevering aan Roemenië juist wegens “
Unvereinbarkeit der Haftbedingungen im Ausstellungsmitgliedstaat mit Art. 3 EMRK” is geweigerd.
Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburgniet bij haar beoordeling betrekken.
Algemeen Directeur van het Nationale Bestuur van Penitentiaire Instellingenbij brief van 28 maart 2017 onder meer de volgende informatie heeft verstrekt:
Zo kunnen de gevangenen overdag groepsactiviteiten ontplooien in die ruimtes binnen de plaats van detentie waar zij toegang toe hebben: (…), in het tijdsinterval 08.30 - 11.30 (tussen 11.30 - 13.00 is de tijd gereserveerd voor het uitdelen en nuttigen van de lunch) en, na de lunch, tot 18.00 uur (wandelprogramma inbegrepen). Darna wordt het diner geserveerd, en na de avondoproep (die plaatsvindt ongeveer tussen 19.00 - 19.30), tot 22.00 uur, wanneer de lichten uitgaan), houden de gevanganen zich met vrijetijdsactiviteiten bezig; dit doen zij in hun cel of, desgevraagd, buiten de cel in de afdelingsclub of in andere aangewezen ruimtes, tussen 19.45 - 21.45 uur. Het scala aan activiteiten wordt bepaald door de administratie van de detentie-instelling en bevat de mogelijkheden die hieronder worden beschreven.(…)
multi-occupancy accommodation’ levert een hoeveelheid van minder dan 3 m2 ‘
personal space’ een ‘
strong presumption’ op dat de detentieomstandigheden vernederend in de zin van artikel 3 EVRM zijn ( Muršić /Kroatië, § 124).
strong presumption’ dat de opgeëiste persoon aldaar onder onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden zal verblijven.
short, occasional and minor reductions of personal space’;
sufficient freedom of movement outside the cell and adequate out-of-cell activities’;
confinement in what is, when viewed generally, an appropriate detention facility’.
drie factorenleidt in de onderhavige zaak echter niet tot de conclusie dat de ‘
strong presumption’ van schending van artikel 4 Handvest is weerlegd.
eerstefactor houdt in dat de beperking van het aantal m2 ‘
personal space’ kort van duur, incidenteel en van ondergeschikte betekenis is. Gelet op de detentieduur van zes jaren en ruim tien maanden die de opgeëiste persoon - na eerst een periode van één jaar en vier maanden in een andere penitentiaire inrichting te hebben doorgebracht - waarschijnlijk in het semi-open regime in de gevangenis in [plaats] zal moeten ondergaan, kan in elk geval niet worden geconcludeerd dat de beperking van de ‘
personal space’ kort van duur en incidenteel is.
tweedefactor leidt tot de conclusie dat de beperking van het aantal m2 gepaard gaat met voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel.
derdefactor, kort gezegd dat de detentieomstandigheden voor het overige ‘
appropriate’ zijn, biedt de door de Roemeense autoriteiten verstrekte informatie onvoldoende duidelijkheid. De mededelingen in de brieven van respectievelijk 14 en 24 februari 2017 en 28 maart 2017 zijn weliswaar uitgebreid, maar te
strong presumption’ van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de gevangenis in [plaats] is dus niet weerlegd. De conclusie moet dan ook zijn dat de door de Roemeense autoriteiten verstrekte informatie het vastgestelde reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling niet uitsluit.
meetingmet de Roemeense justitiële autoriteiten organiseren. Daaruit is nadere informatie voortgekomen en daarom is er nog geen sprake van de overschrijding van de redelijke termijn en dient niet de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te worden uitgesproken.