Op 8 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank Burgas in Bulgarije. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 12 mei 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Bulgarije, was op dat moment gedetineerd in Nederland. Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om gehoord te worden, en zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, vertegenwoordigde hem. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon beslissen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft. De vordering tot overlevering is gebaseerd op twee vonnissen van de Bulgaarse rechtbanken, die vrijheidsstraffen van respectievelijk 11 maanden en 3 jaar oplegden voor mensenhandel. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Bulgarije in overweging genomen, verwijzend naar eerdere uitspraken en rapporten van het CPT, waaruit blijkt dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Bulgarije.
De rechtbank heeft besloten de beslissing over de overlevering uit te stellen in afwachting van aanvullende informatie van de Bulgaarse autoriteiten over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft benadrukt dat zij concrete informatie nodig heeft om te kunnen beoordelen of de detentieomstandigheden voldoen aan de Europese normen. De zaak is heropend en het onderzoek ter zitting is voor onbepaalde tijd geschorst, met de opdracht om de opgeëiste persoon opnieuw op te roepen op een nog vast te stellen datum.