ECLI:NL:RBAMS:2017:3801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
13/520094-09 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak

Op 1 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, geboren in 1949. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, dat werd geschat op € 2.421.035,23. Tijdens de zitting op 20 april 2017 werd dit bedrag aangepast naar € 2.325.995,97. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van verduistering, oplichting, en andere strafbare feiten, zoals vastgesteld in een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam op 29 maart 2017.

De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op rapporten van de Belastingdienst/FIOD. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde geen draagkracht heeft om het bedrag te betalen, gezien zijn faillissement en hoge schulden. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de veroordeelde momenteel geen draagkracht heeft, niet aannemelijk is dat hij in de toekomst ook geen draagkracht zal hebben. De rechtbank heeft het te ontnemen bedrag vastgesteld op € 2.191.086,48, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/520094-09 (ontneming)
Datum uitspraak: 1 juni 2017
VONNIS
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/520094-09, tegen:
[veroordeelde], hierna te noemen [veroordeelde] ,
geboren te [geboortegegevens] 1949,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen door de officieren van justitie mrs. M.A. Boheur en M.J. Dontje (hierna: officier van justitie) en de gemachtigde raadslieden van [veroordeelde] , mrs. W.J. Koops en T. Lucas (hierna: de verdediging), naar voren is gebracht.

2.De vordering

2.2.
De vordering van de officier van justitie van 11 november 2014 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 2.421.035,23.
2.2.
Ter terechtzitting van 20 april 2017 heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd in dier voege dat zij het maximumbedrag stelt op € 2.325.995,97.

3.Het arrest in de strafzaak

[veroordeelde] is bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 maart 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1018) veroordeeld ter zake van onder meer de volgende strafbare feiten:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd en oplichting, meermalen gepleegd;
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd;
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
medeplegen van valsheid in geschrift.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat er in beginsel geen rechtsregel aan in de weg staat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitsluitend op de inhoud van een (in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek opgesteld) financieel rapport te doen berusten (HR 4 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX8746).
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van de bewezen verklaarde feiten en soortgelijke feiten.
4.3.
De rechtbank grondt dit oordeel op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het financieel rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel 36e Sr van 25 oktober 2011 en het aanvullende rapport wederrechtelijk verkregen voordeel 36e Sr van 10 juli 2013, beide opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , opsporingsambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD te Utrecht, en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
4.4.
De verdediging heeft betoogd dat het Hof Amsterdam met betrekking tot de betalingen door zowel [naam 1] als [medeveroordeelde 1] heeft geoordeeld dat sprake was van omkoping door het verstrekken van leningen en dat dus geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank verwerpt het verweer. Het Hof heeft in zijn arrest van 29 maart 2017 overwogen dat geen sprake was van leningen maar van giften als bedoeld in artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht.
4.5.
In het rapport en het aanvullend rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt berekend:
Rubriek
Conclusie Wederrechtelijk verkregen oordeel
Schatting rechtbank
5.5.1.
[naam 1] en Nawon Holding BV, Nationaal Woning Bezit Groep BV
5.5.1.1
Betalingen door [naam 1] , Nawon en NWBG inzake de aanschaf en de inrichting [adres] te [plaats] ten behoeve van [veroordeelde]
€ 780.111,51
€ 780.111,51
5.5.1.2
Gebruiksrecht vakantiewoning Spanje
€ 189.000,00
€ 189.000,00
5.5.1.3
Betaling € 300.000,00 aan JVG Vastgoed Groep BV door Nawon
€ 300.000,00
€ 300.000,00
5.5.1.4
Schenking / toe-eigening Volkswagen Beetle
€ 24.272,11
€ 24.272,11
5.5.1.5
Bijdrage zwembad woning [veroordeelde] in [plaats]
€ 61.260,00
€ 61.260,00
5.5.2
[medeveroordeelde 1] en [bedrijf] , Recycling Mij. Steenkorrel Amsterdam B.V.
5.5.2.1
Verlening sloopcontracten en raamovereenkomst door Rochdale aan [bedrijf]
€ 116.451,74
€ 105.771,74 [1]
5.5.2.2
Onroerend goedtransactie 1e onverdeelde helft De Nieuwe Meer
€ 300.000,00
€ 442.150,04
(€ 299.994
+ € 199.915
+ € 24.999 +
€ 68.280 –
€ 151.037). [2]
5.5.2.3.
Rol Rochdale bij aankoop 2de onverdeelde helft van De Nieuwe Meer door De Landtong BV en het optreden als onderzetter door Rochdale bij hypotheek ten behoeve van De Landtong BV
€ 200.000,00 +
€ 69.076,98
5.5.2.4.
Rochdale onderzetter bij hypotheek van De Landtong BV
€ 25.000,00
5.5.3
Multi Development International BV
5.5.3.1
Transactie Bruggebouw-Zuid – AM/Multi en Rochdale
€ 188.355,00
€ 71.064,00 [3]
5.5.4
Verduistering in dienstbetrekking
5.5.4.1
Gedeclareerde telefoonkosten
€ 20.068,00
€ 16.598,00 [4]
5.5.4.2
Met zakelijke creditcard gedane privé-uitgiften
€ 13.642,00
€ 1.567,00 [5]
5.5.6.
Soortgelijke Transacties / zaken die niet ten laste zijn gelegd in het strafdossier Rochdale
5.5.6.1
Steekpenningen in verband met [adres] en [adres]
€ 136.134,06
€ 136.134,06
5.6.
Vervolgprofijt
5.6.1
Vervolgprofijt appartement [adres]
€ 25.954,88
€ 25.954,88
Rimico
€ 69.708,95
€ 37.2013,14 [6]
4.6.
De rechtbank neemt de conclusies betreffende de berekening wederrechtelijk verkregen voordeel in het rapport en aanvullend rapport over met uitzondering van de rubrieken 5.5.2.1. tot en met 5.5.2.4, 5.5.3.1, 5.5.4.1. en 5.5.4.2 en “Rimico”. De rechtbank wijkt zoals toegelicht in de voetnoten telkens in het voordeel van [veroordeelde] af van de in die conclusies genoemde bedragen.
4.7.
De conclusie is dat [veroordeelde] in totaal € 2.191.086,48 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen (€ 2.491.921,25 - € 300.834,77 (het voordeel dat [medeveroordeelde 2] heeft verkregen)).
4.8.
De rechtbank zal volstaan met de opgave van het rapport als bewijsmiddel alsmede met de inhoud daarvan, zoals hiervoor is weergegeven, en zal beslissen als volgt.

5.De verplichting tot betaling

5.1.
De verdediging heeft verzocht het te betalen bedrag vast te stellen op nul euro omdat bij [veroordeelde] elke draagkracht ontbreekt, hij persoonlijk failliet verklaard is, hij zelf niets meer heeft en ook niets ter levensonderhoud ontvangt en kampt met een miljoenenschuld (€ 10.258.298,28). Gezien de leeftijd van [veroordeelde] , die is geboren in 1949 en op dit moment 67 jaar oud is, is het volgens de verdediging niet aannemelijk dat hij een zodanige verdiencapaciteit heeft dat het hem in de toekomst mogelijk zal worden zijn financiële situatie sterk te verbeteren.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de draagkracht in beginsel aan de orde dient te worden gesteld in de executiefase en wel op de voet van het bepaalde in artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde worden gesteld indien
aanstondsduidelijk is dat de betrokkene op dat moment en naar redelijkerwijs mag worden verwacht in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben (vgl. Hoge Raad 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7747, NJ 2007/195).
5.3.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het faillissement van [veroordeelde] nog niet is afgewikkeld. Zij is van oordeel dat hoewel [veroordeelde] naar het zich laat aanzien thans niet over draagkracht beschikt niet aannemelijk is geworden dat hij naar redelijke verwachting ook in de toekomst in het geheel geen draagkracht zal hebben. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de gevorderde leeftijd van de veroordeelde, maar acht deze leeftijd niet dusdanig hoog dat deze aan het genereren van vermogen in de weg staat (vgl. Hof Den Haag 31 januari 2012 - ECLI:NL:GHSGR:2012:BV6459 bekrachtigd door de Hoge Raad bij arrest van 18 maart 2014 - ECLI:NL:HR:2014:656). De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het Openbaar Ministerie de mogelijkheid heeft de veroordeelde gedurende de voor de ontnemingsmaatregel geldende verjaringstermijn onbeperkt uitstel van betaling dan wel betaling in termijnen toe te staan, alsmede de op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde geboden rechtsgang, waarmee hij vermindering dan wel kwijtschelding van het door de rechtbank vast te stellen bedrag kan verzoeken.
5.4.
De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 2.191.086,48.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 2.191.086,48.
Legt op aan
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 2.191.086,48(tweemiljoen honderdéénennegentigduizend zesentachtig euro en achtenveertig cent) aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. C. Klomp en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juni 2017.

Voetnoten

1.De rechtbank volgt de redenering van het Openbaar Ministerie in randnummer 11 van de Aanvulling op ontnemingsrapportage van 10 april 2017 van mrs. M.A. Boheur en M.J. Dontje.
2.Het betreft hier de bedragen die [medeveroordeelde 1] heeft overgemaakt naar de Spaanse en/of-rekening van [medeveroordeelde 2] en [veroordeelde] (minus de bankkosten) plus het totaal van de betalingen die Steenkorrel BV in verband met de Mercedes Benz 350 SLK met kenteken [kenteken] ten behoeve van [veroordeelde] heeft gedaan minus het wederrechtelijk verkregen dat [medeveroordeelde 2] heeft verkregen.
3.De rechtbank volgt de redenering van het Openbaar Ministerie in randnummer 15 van de Aanvulling op ontnemingsrapportage van 10 april 2017 van mrs. M.A. Boheur en M.J. Dontje. Het betreft hier het bedrag dat AM/Multi heeft overgemaakt naar de en/of-rekening van [medeveroordeelde 2] en [veroordeelde] minus het wederrechtelijk verkregen voordeel dat [medeveroordeelde 2] heeft genoten.
4.De rechtbank volgt de redenering van het Openbaar Ministerie in randnummer 16 van de Aanvulling op ontnemingsrapportage van 10 april 2017 van mrs. M.A. Boheur en M.J. Dontje.
5.De rechtbank volgt de redenering van het Openbaar Ministerie in randnummer 17 van de Aanvulling op ontnemingsrapportage van 10 april 2017 van mrs. M.A. Boheur en M.J. Dontje.
6.Het betreft het bedrag van € 69.708,95 dat Rimico heeft overgemaakt naar de en/of-rekening van [medeveroordeelde 2] en [veroordeelde] minus het bedrag dat [medeveroordeelde 2] als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.