ECLI:NL:HR:2014:656

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
12/01100
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 januari 2012, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is behandeld. De verdachte, geboren in 1946, heeft het beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging is in deze zaak vertegenwoordigd door mr. J.S. Spijkerman en mr. P.M. van Russen Groen, beiden advocaat te 's-Gravenhage. Zij hebben middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest.

De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman van de verdachte schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 18 maart 2014 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

18 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/01100 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 januari 2012, nummer 22/000733-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [verdachte] op [geboortedatum] 1946.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J.S. Spijkerman en mr. P.M. van Russen Groen, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2014.