4.2.Gelet op het voorgaande en gelet op hetgeen de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282) heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht dient te worden toegewezen. Eiseres hoeft in deze procedure geen griffierecht te betalen. 5. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 24 december 2015 een beslissing heeft genomen in de procedure gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen wordt op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede geacht te zijn gericht tegen het bestreden besluit. Dit betreft een inhoudelijke beslissing op bezwaar. Omdat inmiddels een reële beslissing is genomen heeft eiseres geen procesbelang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen.
6. Op grond van artikel 1.2.2 van de Wmo 2015 komt een vreemdeling voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening slechts in aanmerking indien hij rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.
7. De rechtbank wijst voorts op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) en de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 26 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3415, ECLI:NL:CRVB:2015:3803 en ECLI:NL:CRVB:2015:3834). Uit deze uitspraken blijkt dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk is voor de opvang van niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen en dat, anders dan voorheen, de door gemeenten getroffen specifieke opvangvoorzieningen voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen op wie het koppelingsbeginsel van toepassing is, niet (meer) worden aangemerkt als (maatschappelijke) opvang op grond van de Wmo 2015. 8. De besluitvorming van verweerder berust voor een deel op de Wmo 2015 en voor een deel op de bed-bad-broodvoorziening en het overig beleid van verweerder met betrekking tot vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf. De Raad heeft in zijn uitspraak van 24 februari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:622) overwogen dat, gelet op de hierboven aangehaalde uitspraak ECLI:NL:CRVB:2015:3834, niet hij maar de Afdeling bevoegd is kennis te nemen van hoger beroepen gericht tegen uitspraken die zien op de bed-bad-broodvoorziening en het (overige) gemeentelijke FGV-beleid. Daarom zal de rechtbank de gronden in verband met de Wmo 2015 en de gronden in verband met het verzoek om opvang en in verband met het beleid van verweerder ten aanzien van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf afzonderlijk beoordelen. Aanspraak op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015
9. Omdat eiseres niet rechtmatig in Nederland verblijft, kan zij gelet op het voorgaande geen aanspraak maken op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. Eiseres erkent dit. Daarom kon verweerder het bezwaar van eiseres, voor zover het betreft de maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
10. De rechtbank zal het beroep voor zover het betreft de aanspraak op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 dan ook ongegrond verklaren.
Verzoek om opvang en aanspraken op grond van het beleid van verweerder
11. De rechtbank verwijst naar de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling van 26 november 2015. Uit deze uitspraak volgt, dat vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf zich tot de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie kunnen wenden voor opvang in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Het gevolg van de keuze van een meerderjarige vreemdeling zonder rechtmatig verblijf op wie de plicht rust om Nederland uit eigen beweging te verlaten, om zich niet bereid te verklaren mee te werken aan vertrek, te weten dat de staatssecretaris hem de toegang tot de VBL weigert, komt in beginsel voor diens risico. Voorts is in een VBL medisch noodzakelijke zorg voorhanden. Ten slotte volgt uit deze uitspraak dat slechts in een procedure over een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt beoordeeld of een vreemdeling buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank dient eiseres zich voor opvang dan ook tot de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te wenden.
12. Verweerder heeft beleid ontwikkeld voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf. Er is een bed-bad-broodvoorziening ingericht en opengesteld en er is crisis- en ziekenboegopvang. Voorts kan grond van dit beleid een bepaalde categorie vreemdelingen een uitkering uit het FGV krijgen, te weten vreemdelingen met medische problematiek en juridisch perspectief.
13. Verweerder kan in beginsel volstaan te verwijzen naar een algemene voorziening, zoals de bed-bad-broodvoorziening. Omdat eiseres geen begin van bewijs heeft overgelegd dat de bed-bad-broodvoorziening voor haar niet toereikend is, was verweerder niet gehouden nader onderzoek te verrichten en heeft verweerder terecht besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor een andere voorziening op grond van het beleid. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet gezegd worden dat verweerder de aanvraag van eiseres niet heeft getoetst aan het (geldende) beleid. Omdat eiseres ook in bezwaar haar aanspraken niet heeft onderbouwd, ook niet na daartoe expliciet in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft verweerder het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
14. De rechtbank zal het beroep voor zover het betreft het verzoek om opvang en de aanspraken op grond van het beleid van verweerder dan ook ongegrond verklaren.
Proceskosten en griffierecht
15. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding. Eiseres is in deze procedure vrijgesteld van betaling van het griffierecht.