3.5.1.Op basis van de overgelegde bewijsstukken en de getuigenverklaringen blijkt dat de gang van zaken als volgt geweest:
( a) Renting en Dijk hebben in oktober 2004 reeds advies gevraagd aan [kantoor] in verband met de verkoop van het vliegtuig ( [gedaagde sub 2] spreekt over “de uitvoering van een verkoopovereenkomst die [de vennootschappen] hadden gesloten”, maar Bell Aviation heeft pas op 7 januari 2005 een bod gedaan, zie hierna).
In een fax van 17 december 2014 heeft [naam 3] van [kantoor] aan [getuige] van Mubavi Nederland het volgende geschreven:
“Het is van belang dat een door de Beneficial Owners aangewezen Escrow Agent de koopprijs onder zich zal houden en dat deze dus niet door de Flying Group zal worden aangewezen. Het verdient vanzelfsprekend de voorkeur dat de Escrow Agent een Nederlandse persoon zal zijn en bij voorkeur dezelfde persoon als de Dutch Notary public in de persoon van [naam 4] . De heer [naam 4] kan vervolgens voor opheffing van het pandrecht zorgdragen en verdeling van de gelden. (…)”.
( b) Op 7 januari 2005 heeft Bell Aviation via Flying Group N.V. (hierna: Flying Group) een aanbod gedaan om het vliegtuig te kopen voor US$ 3,8 miljoen. In dit aanbod staat onder meer het volgende vermeld:
“Seller shall instruct registered owner (…) to provide escrow agent instruction for disbursement of funds to Flying Partners C.V.B.A., Flying Service N.V. and/or Flying Group for payment of debt incurred by beneficial owners [Dijk, Renting en PFF Investments N.V., rb] in exchange for a release of obligation and balance of funds being disbursed to a Dutch notary public to be assigned by beneficial owners”.
( c) In het dossier bevinden zich ondertekende betalingsinstructies (“Special Mandate”) met betrekking tot de verkoop van het vliegtuig op grond waarvan een deel van de koopprijs zou worden uitbetaald aan Flying Partners (en Flying Service) en het restant (“the balance”) aan [naam 4] , notaris te [plaats] .
( d) Op 20 januari 2005 heeft [kantoor] (per fax) onder ogen gehad een concept volmacht en concept betalingsinstructies betrekking hebbend op de verkoopprijs van het vliegtuig. In deze stukken geven Dijk, Renting en PFF Investments volmacht aan Flying Group om het vliegtuig te verkopen voor een verkoopprijs van US$ 3,75 miljoen. Verder staat in de stukken vermeld dat de koopprijs door de koper op een escrow-rekening van Insurance Aircraft Title Service, Inc. zal worden betaald. Uit de betalingsinstructies volgt dat een deel van de koopprijs zal worden betaald aan piloot [naam 8] (€ 30.693,25), een deel aan ANFO B.V.B.A. (Flying Partners/Flying Service en [naam 8] ) (€ 163.350,00) en een deel aan [naam 7] (de echtgenote van piloot [naam 8] ) (€ 660.833,34).
( e) Op 23 februari 2005 ging de topholding Kooilust Investments (indirect aandeelhouder van Renting) failliet.
( f) Op 8 maart 2005 heeft een e-mailwisseling tussen [naam 5] van Flying Group en [gedaagde sub 2] plaatsgehad over de betaling van de koopprijs van het vliegtuig. In deze e-mailwisseling wordt over-en-weer, voor zover van belang, het volgende geschreven:
( [gedaagde sub 2] )
“Inzake de closing van deze transactie en Uw mail van gisteren inzake de eigendomsverhoudingen het volgende.
Er zijn inderdaad twee Beneficial Owners; [Renting] (28%) en [Dijk] (72%). Ik zal [naam 6] hieromtrent berichten. Eerder zijn betalingsinstructies opgenomen maar die zijn thans geheel achterhaald. Aan de escrow agent dienen derhalve nieuwe betaalinstructies te worden gegeven. Gaarne stem ik deze instructies ter voorkoming van misverstanden en problemen met U af.
Van de koopprijs zoals doe door BELL Aviation voldaan zal worden dienen voldaan te worden de algemene kosten het vliegtuig betreffen, waaronder de definitieve afrekening van Flying Partners. (…)
Het restant na aftrek van de algemene kosten gaat voor 28% naar [Renting] die daaruit voldoet (afgerond) EURO 660k aan mevrouw [naam 7] , EURO 30k aan de heer [naam 8] en EURO ?k aan de heer [naam 8] . Deze bedragen worden heden geverifieerd en zal ik U doorgeven. Volgens de huidige berekeningen is 28% voldoende om deze bedragen te betalen, en deze bedragen dienen door de escrow agent rechtstreeks aan deze betrokkenen te worden voldaan.
Het restant na aftrek van algemene kosten gaat voor 72% naar [Dijk]. In eerdere overeenkomsten is aangegeven dat dat bedrag naar Notaris [naam 4] (…) overgemaakt zo moeten worden maar die instructie wordt door [Dijk] herroepen. (…)”.
( [naam 5] )
“Tegen morgenochtend zou ik de nieuwe escrow instructies kunnen opmaken (…). Inzake uw verzoek wat betreft bestemming van het saldo noteer ik dat dit niet kan worden opgenomen in de escrow instructies, maar dat u dit rechtsreeks zal doorgeven aan de escrow agent. (…)”.
( [gedaagde sub 2] )
“Zojuist heb ik de instructie tot ondertekening en verzending gegeven. Zodra ik kopie zal ontvangen van de ondertekende documenten (…) zal ik dat aan U en de overeengekomen persoon bij BELL Aviation melden.
Ik hoop dat wij morgenochtend ook definitief alle betaalinstructies zullen kunnen vastleggen”.
( g) Op 9 maart 2005 is het vliegtuig afgeleverd bij Bell Aviation (zoals bevestigd in een fax van Bell Aviation aan Flying Group van 6 april 2005).
( h) Eveneens op 9 maart 2005 werd Mubavi Nederland failliet verklaard.
( i) Op 10 maart 2005 (één dag na de faillietverklaring van Mubavi Nederland) heeft [gedaagde sub 2] aan [naam 1] per fax (naar het faxnummer van Mubavi Nederland) een concept voor een e-mailbericht aan Insurance Aircraft Title Service (de in de hiervoor genoemde stukken genoemde escrow agent) gestuurd. Deze concept e-mail luidt als volgt:
“The following information is confidential and may not be disclosed to any third party, including Flying Group N.V., and for any other persons directly or indirectly involved in this affair.
[Dijk] is entitled to 72% of the nettrevenues of the sale of the aircraft. As we have understood the nettrevenues after deduction of costs tob e paid to third parties are $ …. Therefore 72% from this amount = ….. has tob e paid out to [Dijk].
This payment must be transferred to:
[KIC] in Zug, Switzerland
(…)”.
( j) Bij e-mail van 15 maart 2005 heeft [gedaagde sub 2] het volgende aan [naam 5] (Flying Group) geschreven:
“Dank voor de door U opgestelde proxy. Alle bedragen zijn geheel akkoord.
Inmiddels is ook het rekeningnummer bekend waar het resterende saldo naar toe moet, zodat dat direct in de proxy kan worden opgenomen (…). De begunstigde is:
[KIC]
(…)
Ik verzoek U vriendelijk dit in de proxy aan te passen en mij een aangepast exemplaar te zenden. De heer [gedaagde sub 3] is in de gelegenheid om vervolgens per omgaande te ondertekenen.”
( k) Per e-mail van 16 maart 2005 heeft [gedaagde sub 2] aan [naam 5] (Flying Group) doorgegeven dat “de account with the trustee kan worden voldaan uit de Escrow gelden”.
( l) Bij e-mail van 17 maart 2005 heeft Flying Group ( [naam 5] ) aan onder anderen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] een “document inzake levering van het vliegtuig in Wichita, USA)” toegestuurd.
( m) Volgens een door partijen ondertekend stuk (getiteld “Special Proxy – Escrow Instructions”) gedateerd 17 maart 2005 is de koopprijs van het vliegtuig als volgt uitbetaald:
- US$ 731.781,61 aan Flying Partners;
- US$ 66.623,46 aan Flying Service;
- US$ 88.840,70 aan Cessna Aircraft Company (“in respect of defect rectifications to the Aircraft”);
US$ 2.864.754,23 (“being the balance of the Purchase Price”) aan KIC.
Dat betaling van dit bedrag aan KIC heeft plaatsgevonden blijkt ook uit een door de curatoren in het geding gebracht bankafschrift van KIC.
( n) Per e-mail van 16 maart 2005 heeft [gedaagde sub 2] aan [naam 5] (Flying Group) het volgende gemeld:
“Ik heb zojuist ten laste van mijn kantoorrekening een credit card nummer doorgefaxt teneinde voor betaling van de Trust Company [de escrow agent, rb] zorg te dragen. Zou U dat aan (…) door willen geven?”.
3.5.2.Ook door de getuigen is bevestigd dat [gedaagde sub 2] een actieve rol speelde bij de totstandkoming van betalingsinstructies volgens welke de koopprijs van het vliegtuig uiteindelijk aan KIC is betaald.
[gedaagde sub 3] :
“Op een gegeven moment zei [naam 1] tegen mij dat het vliegtuig was verkocht. Ik zei: mooi.
Het geld moest uit Amerika komen en zou in escrow worden gehouden. [naam 1] kwam met een document dat ik moest ondertekenen. U toont mij productie 21 bij dagvaarding. Dat zal wel dat document zijn geweest, want daar staat mijn handtekening onder. Toen [naam 1] mij dat document toonde, heb ik hem gevraagd of het in orde was en of ik het kon tekenen. Ik wist op basis van dit document dat het geld naar Zwitserland ging en dat had [naam 1] mij ook verteld. Ik heb hem toen gevraagd of uit de opbrengst niet de lening van Kooilust Investments moest worden afgelost. Dat hoefde niet volgens hem, omdat de lening pas in 2008 hoefde te worden afgelost. Ik heb [naam 1] ook gevraagd of het geld niet eerst in de Belgische vennootschappen terecht moest komen. Dat was niet nodig. [kantoor] had het allemaal onderzocht en hierover geadviseerd en ik kon met een gerust hart tekenen. Ik had geen reden om daaraan te twijfelen en daarom heb ik het document ondertekend.
(…)
[naam 9] toont mij pagina 4 van het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2009 in een andere zaak (…) en leest mij de volgende passage voor:
[verklaring [gedaagde sub 2] , rb]
‘Een bevoegd bestuurder van een Belgische vennootschap heeft later aan [kantoor] gevraagd om de betalingsopdracht voor de overmaking van de koopsom naar de Zwitserse vennootschap te controleren, op feitelijke juistheid zoals de te hanteren nummers en dergelijke’.
Dat heb ik niet aan [kantoor] gevraagd; ik heb geen contact gehad met [kantoor] . Ik heb [kantoor] nooit geïnstrueerd.
In 2007 of misschien was het 2008 heb ik wel een fax gekregen van [kantoor] ; ik weet niet of de fax van [gedaagde sub 2] kwam, maar ik denk het wel. Ik had de fax nog niet gezien toen ik een telefoontje van [naam 1] kreeg. Hij zei mij dat [kantoor] wilde dat ik zou verklaren dat zij geen betrokkenheid hadden gehad bij de verkoop van het vliegtuig. [naam 1] zei dat ik niet moest tekenen, omdat het niet waar was. Ik heb niet getekend en de fax verscheurd.
(…)”.
[broer] :
“Ik was niet betrokken bij de verkoop van het vliegtuig. (…)
U vraagt mij wie de verkoop van het vliegtuig dan wel ter hand heeft genomen. Mijn broer [ [naam 1] , rb] was close met de piloot [naam 8] . [naam 8] werd ingeschakeld voor de verkoop. (…) [naam 8] is samen met Flying Partners een koper gaan zoeken. Mijn broer heeft verder geacteerd waar het de verkoop betrof. (…)
U vraagt mij of ik weet hoe de koopprijsbetaling is gegaan en of ik mij daarmee bezig heb gehouden.
Ik kan alleen verklaren dat mijn broer en ik dyslexie hebben en de Engelse taal niet machtig zijn. Bovendien werd er gesproken over een escrow-agent en daar hadden wij nog nooit van gehoord. Wij zijn toen op zoek gegaan naar mensen die daar wel verstand van hadden en voor ons was dat [kantoor] . Mijn broer heeft contact met [kantoor] gelegd en zal er ook wel op hebben vertrouwd dat [kantoor] de Engelse taal wel beheerste. Ik kan mij niet herinneren dat ik hierover verder contact heb gehad met [kantoor] . Ik heb wel documenten gezien en doorgegeven aan mijn broer.
(…)”.
[naam 1] :
“Ik heb met [gedaagde sub 2] wel contact gehad over het vliegtuig. Ik heb met hem besproken of het vliegtuig in het faillissement viel, omdat ik het vliegtuig wilde verkopen. Dit moet zijn geweest nadat de eerste vennootschap failliet was verklaard, want ik heb ook met curatoren gesproken voordat het vliegtuig werd verkocht. Volgens [gedaagde sub 2] viel het vliegtuig niet in het faillissement en op dat moment hoefde de lening ook niet te worden afgelost. [gedaagde sub 2] heeft alle contracten gemaakt. Toen Flying Partners een koper had gevonden voor het vliegtuig, heb ik de prijs doorgegeven aan [gedaagde sub 2] en ook de contactpersoon bij Flying Partners. [gedaagde sub 2] onderhield vervolgens de contacten met Flying Partners. Ik heb me daar niet mee bemoeid. Dat kon ik ook niet, het was allemaal veel te juridisch. U vraagt mij of de Engelse taal ook een probleem was voor mij.
Dat maakte het inderdaad niet gemakkelijker. Ik kan wel Engels lezen, maar ben geen talenwonder.”
(…)
U houdt mij voor dat in mijn schriftelijke verklaring staat dat [gedaagde sub 2] op enig moment een e-mail aan [gedaagde sub 3] heeft gestuurd met de vraag of [gedaagde sub 3] wilde tekenen dat [kantoor] niet geadviseerd had.
Dat klopt. Op een bepaald moment, op een avond, belde [gedaagde sub 3] mij dat hij een fax of een e-mail, dat weet ik niet meer, had gekregen van [gedaagde sub 2] met de vraag of hij wilde tekenen dat [gedaagde sub 2] niet had geadviseerd over het vliegtuig. Ik heb toen gezegd dat hij niet moest tekenen, omdat [gedaagde sub 2] dat wel had gedaan.
(…)”.
Terzijde merkt de rechtbank op dat zij er nota van heeft genomen dat [gedaagden gezamenlijk] in de conclusie na enquête betwist dat [gedaagde sub 2] [gedaagde sub 3] met een dergelijk verzoek heeft benaderd. Ten bewijze daarvan heeft [gedaagden gezamenlijk] een fax in het geding gebracht van 26 juni 2006 om aan te tonen dat [gedaagde sub 2] [gedaagde sub 3] om een hele andere reden had benaderd. Deze fax gaat inderdaad over iets anders, maar bewijst daarmee niet dat de andere fax waarover de getuigen hebben verklaard niet is verstuurd. Bij gebrek aan enig tegenbewijs, moet er dan ook vanuit worden gegaan dat wat de getuigen hebben verklaard daadwerkelijk is gebeurd. Voor de beoordeling is dit overigens van ondergeschikt belang.