Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 oktober 2014 in de zaken tussen
[eiser 1], te[woonplaats], eiser in de zaak AMS 13/4916 (eiser 1)
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 3 oktober 2014, zijn vier zaken behandeld die betrekking hebben op de bestuursrechtelijke premie onder de Zorgverzekeringswet. De eisers, die als wanbetalers zijn aangemerkt, hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte en verschuldigdheid van deze premie. De rechtbank oordeelt dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een uitzondering op de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de bestuursrechter voor besluiten over de bestuursrechtelijke premie. Dit betekent dat eisers zich tot de civiele rechter moeten wenden als zij het niet eens zijn met de premie. De rechtbank wijst erop dat artikel 6 van het EVRM niet voorschrijft dat beroep bij de bestuursrechter moet kunnen worden ingesteld, en dat de burgerlijke rechter ook voldoet aan de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. De rechtbank concludeert dat de bezwaren van eisers tegen de niet-ontvankelijkheid van hun beroep ongegrond zijn, en dat de bestuursrechtelijke premie niet als een punitieve sanctie kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers ongegrond en bevestigt de beslissing van de verweerder.