ECLI:NL:CRVB:2014:2935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen bestuursrechtelijke premie door Zorginstituut Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Zorginstituut Nederland, waarin hem werd meegedeeld dat hij met ingang van februari 2013 een bestuursrechtelijke premie van € 160,12 per maand verschuldigd was. Het Zorginstituut verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het besluit niet vatbaar was voor bezwaar en beroep. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat tegen een besluit met betrekking tot de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie geen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. De Raad merkte op dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die tot een andere conclusie konden leiden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en benadrukte dat de appellant zich met zijn klachten over de wanbetaling moest wenden tot zijn zorgverzekeraar.
De uitspraak benadrukt de juridische context van de bestuursrechtelijke premie en de beperkingen van bezwaar en beroep in dergelijke gevallen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.