ECLI:NL:RBAMS:2014:572

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
13-993039-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Amsterdam inzake oplichting en overtreding van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet op het financieel toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [B.V. 1], die werd beschuldigd van oplichting en overtredingen van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Wet op het financieel toezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat [B.V. 1] in de periode van 19 maart 2003 tot en met 12 mei 2009, tezamen met medeverdachten, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door middel van een samenweefsel van verdichtsels. Dit resulteerde in een totaalbedrag van € 10.610.417,- van 137 beleggers. De rechtbank oordeelde dat de prospectussen en brochures die aan de beleggers zijn verstrekt, valse informatie bevatten over de investeringen in onroerend goed in Italië, en dat de beloofde rendementen niet konden worden gerealiseerd. De rechtbank heeft de vorderingen van 115 benadeelde partijen toegewezen, die gezamenlijk een schadevergoeding van € 5.284.858,39 hebben gevorderd. De rechtbank heeft [B.V. 1] veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400.000,- met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is openbaar gemaakt om de integriteit van de financiële markten te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993039-10 (Promis)
Datum uitspraak: 16 januari 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[B.V. 1 a], (hierna: [B.V. 1])
gevestigd te [adres] [plaats 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2, 3 en 5 december 2013 en 2 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J.H. van der Werff en J. Mul en van wat de raadsman van [B.V. 1] mr. J.B. Boone naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De op 2 december 2013 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat [B.V. 1] zich in de periode van 19 maart 2003 tot en met 12 mei 2009 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting (feit 1). Voorts wordt zij ervan verdacht in de periode van 19 maart 2003 tot 1 januari 2007 zich schuldig te hebben gemaakt aan het medeplegen van overtreding van artikel 3 van de Wet toezicht op het effectenverkeer 1995 en in de periode 1 januari 2007 tot 12 mei 2009 aan het medeplegen van overtreding van artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht (feit 2).

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Voor zover de rechtbank heeft begrepen wordt hieraan – kort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. De aanvang van het onderzoek is onrechtmatig geweest, aangezien uit de TPO/SO stukken zal blijken dat de Belastingdienst die reeds de bestuursrechtelijke weg had gekozen en de strafrechtelijke niet meer kon volgen, bij de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) heeft aangedrongen op strafrechtelijke vervolging. Hierdoor is de verdediging misleid.
Voorts is in de onderhavige zaak gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, doordat de AFM en de Belastingdienst elk afzonderlijk een andere definitie van het product hanteerden die strijdig met elkaar waren en [B.V. 1] daardoor lang in onzekerheid hebben gelaten. Verder is het una via beginsel geschonden, aangezien aan [B.V. 1] ten aanzien van hetzelfde feitencomplex reeds een fiscale vergrijpboete was opgelegd en het bestuursrechtelijk traject werd belopen. Daarom kan [B.V. 1] niet meer strafrechtelijk worden vervolgd.
Tot slot is er doelbewust en met grote veronachtzaming en in strijd met de goede procesorde jegens [B.V. 1] gehandeld. De informatieverschaffing door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) voor de vergunningaanvraag had immers geen ander doel dan het verkrijgen van belastend materiaal in het kader van artikel 27 Wetboek van Strafvordering (Sv), waarbij diverse strafrechtelijke waarborgen voor de [B.V. 1] niet in acht zijn genomen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De start van het onderzoek
Voor zover de AFM door de Belastingdienst zou zijn bewogen tot het doen van aangifte, overweegt de rechtbank dat niet valt in te zien dat daardoor de start van het onderzoek onrechtmatig is geweest. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het de taak van de Belastingdienst is om bij verdenkingen van een strafbaar feit de AFM daarover te informeren.
Het rechtszekerheidsbeginsel
De omstandigheid dat de AFM en de Belastingdienst ten aanzien van hetzelfde product verschillende definities zouden hanteren, valt niet het Openbaar Ministerie aan te rekenen en kan dan ook niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.
Voor zover de verdediging in het kader van het rechtszekerheidsbeginsel heeft bedoeld te betogen dat bij de AFM reeds in een vroegtijdig stadium de verdenking was gerezen van overtreding van de Wet toezicht effectenverkeer (hierna: Wte)/Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) maar de schijn bleef wekken dat alles in orde was, kan dat evenmin leiden tot schending van het rechtszekerheidsbeginsel door het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie is immers in een laat stadium bij de onderhavige zaak betrokken geraakt en in zijn handelen kunnen geen onregelmatigheden worden vastgesteld. Bovendien kon er bij [B.V. 1] geen sprake zijn van onzekerheid over het standpunt van de AFM, want uit de twee door de AFM aan haar gestuurde aanwijzingen blijkt duidelijk dat de AFM nimmer de schijn heeft gewekt dat alles in orde was. Die schijn kan evenmin blijken uit de omstandigheid dat één van die aanwijzingen op een later moment is herroepen. Die aanwijzing is immers enkel herroepen in het zicht van nieuwe wetgeving en in de brief betreffende de herroeping stond bovendien vermeld dat [B.V. 1] er rekening mee moesten houden dat het product eventueel als beleggingsobject onder de Wft zou vallen.
Una Via beginsel
Het una via beginsel heeft tot doel dubbele bestraffing te voorkomen. Aan [B.V. 1] is een bestuursrechtelijke boete opgelegd die zag op de door haar ingediende belastingaangifte. In de onderhavige zaak wordt [B.V. 1] echter vervolgd voor commune delicten en voor overtreding van de Wte en de Wft. De AFM heeft in het kader van de Wte en Wft aan [B.V. 1] geen bestuurlijke boete opgelegd, waardoor geen sprake is van schending van het una via beginsel.
Nemo teneturbeginsel en onrechtmatig verkregen bewijs
Uit de beslissing van het EHRM in de zaak [A] (EHRM 17 december 1996, NJ1997/699) moet worden afgeleid dat het verbod op zelfincriminatie (het nemo teneturbeginsel) zich niet uitstrekt tot het gebruik in strafzaken van bewijsmateriaal dat weliswaar onder dwang is verkregen, maar bestaat onafhankelijk van de wil van verdachte. Nu de verdediging niet heeft gespecificeerd welk bewijsmateriaal louter bestaat afhankelijk van de wil van [B.V. 1], wordt het verweer als onvoldoende onderbouwd verworpen.
Verjaring
Op artikel 3 Wte (oud) – zoals onder 2 ten laste gelegd – stond een gevangenisstraf gesteld van twee jaar. In dat geval vervalt het recht tot strafvervolging na zes jaren, tenzij sprake is van een daad van vervolging die de verjaring stuit. Dit betreft een daad die erop is gericht een voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing van de rechter te verkrijgen, waardoor een nieuwe verjaringstermijn aanvangt. In de onderhavige zaak is de eerste daad van vervolging de vordering van de officier van justitie van 1 april 2009 tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek (HR 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5825). Gelet hierop zijn de officieren van justitie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde voor wat de periode van 19 maart 2003 tot 1 april 2003 betreft niet-ontvankelijk in hun vordering.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het strafmaximum van artikel 326 Sr – zoals onder 1 ten laste gelegd – in 2006 is verhoogd van drie naar vier jaar, waardoor de verjaringstermijn is verlengd van zes naar twaalf jaar. Gelet op de omstandigheid dat veranderde wetgeving met betrekking tot de verjaring direct van toepassing is (HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1998), is dit feit niet verjaard en zijn de officieren van justitie ten aanzien van dit feit ontvankelijk in hun vordering.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de officieren van justitie niet-ontvankelijk zijn in hun vordering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voor wat de periode van 19 maart 2003 tot 1 april 2003 betreft. Voor het overige zijn de officieren van justitie ontvankelijk in hun vorderingen.
3.3.
Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hieronder vermeld. [1] De inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – wordt slechts gebruikt tot het bewijs van het ten laste gelegde feit waarop het zoals blijkt uit de inhoud kennelijk betrekking heeft.
4.1.
Inleiding
Overzicht van de vennootschappen
[B.V. 1 a] en enig aandeelhouder [B.V. 2] zijn vennootschappen die door[vader van medeverdachte 1] op 20 september 1995 zijn opgericht. Deze vennootschappen zijn door [vader van medeverdachte 1] aan zijn zoon, [medeverdachte 1], overgedragen. [medeverdachte 1] is op 22 mei 2002 bestuurder van [B.V. 1 a] en [B.V. 2] geworden. Op 15 september 2003 wordt de naam van de Holding veranderd in [B.V. 2 a] Op 16 oktober 2006 is de naam [B.V. 1 a] veranderd in [B.V. 1] De echtgenote van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] is vervolgens op 1 maart 2008 bestuurder geworden van zowel [B.V. 1] als van enig aandeelhouder [B.V. 2 a], waarna [medeverdachte 1] op 15 maart 2008 is gestopt als bestuurder van deze vennootschappen. De vestigingsplaats van [B.V. 1] is Amsterdam. [medeverdachte 1] was enig aandeelhouder van [B.V. 2 a] van 22 mei 2002 tot 9 september 2004. Met ingang van laatstgenoemde datum is Stichting Administratiekantoor [B.V. 1] enig aandeelhouder van [B.V. 2 a] en [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 3] bestuurders van de stichting. Per 1 april 2008 is [medeverdachte 1] uitgeschreven als bestuurder en per 1 maart 2008 is [medeverdachte 2] bestuurder van deze stichting. [medeverdachte 3] is per 1 mei 2009 uitgeschreven als bestuurder. De vestigingsplaats van [B.V. 1] is Amsterdam. [2]
Op 15 september 2003 is [B.V. 3]. opgericht met [B.V. 2 a] als bestuurder. De naam van [B.V. 3]. is verschillende keren veranderd, namelijk op 1 juli 2004 in [B.V. 3 a], op 14 oktober 2004 in [B.V. 3 b] en op 22 juni 2006 terug in [B.V. 3 a] In de periode van 2 september 2004 tot 2 september 2008 was [medeverdachte 2] enig bestuurder van [B.V. 3 a] Vanaf dat moment is [medeverdachte 1] enig bestuurder geworden. [3]
Naast de vennootschappen in Nederland, is ook in Italië een aantal vennootschappen opgericht. [B.V. 1] Italië s.r.l. is op 4 maart 2004 opgericht met [medeverdachte 1] als bestuurder [4] en [B.V. 3 a] s.r.l. op 5 april 2005 met [medeverdachte 2] als bestuurder. [5] Ook [B.V. 1] is in Italië actief en staat vanaf 15 maart 2007 ingeschreven in het handelsregister van Milaan. [medeverdachte 1] staat geregistreerd als bestuurder.
Van [B.V. 1] Italia s.r.l. is in de periode van 4 maart 2004 tot 11 mei 2009 [B.V. 1 a] enig aandeelhouder. Vanaf 11 mei 2009 wordt [vennootschap 1] enig aandeelhouder. [6] [vennootschap 1] is een Zwitserse vennootschap die op 5 juni 2007 is opgericht. [medeverdachte 1] is de bestuurder van deze vennootschap en heeft de zeggenschap over [vennootschap 1]. Tot 9 april 2009 is hij dat samen met [naam 1] en daarna met [medeverdachte 3]. [7] Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] verklaard dat de aandelen van [vennootschap 1] voor hem worden gehouden door medewerkers van een Zwitserse trustmaatschappij.
Beschrijving van de aangeboden producten
In 2003 is [B.V. 1 a] gestart met het aanbieden van het product [product 1]. [8] Dat product hield het volgende in. [B.V. 1] koopt, verkoopt en bouwt onroerend goed in Italië. Zij verkoopt gebruiksrechten in haar accommodaties aan investeerders. Die gebruiksrechten worden vervolgens door die investeerders verhuurd aan [B.V. 1] Voor de verhuur van de gebruiksrechten ontvangt de investeerder een huurprijs van 10% van de investering per jaar. Na een periode van vijf tot tien jaar loopt het verhuurcontract af en koopt [B.V. 1] de gebruiksrechten terug, aldus de brochure. [9] [10]
Eind 2004 heeft [B.V. 1] het aanbieden van het product [product 1] gestaakt. [11] Daarna is zij het product [product 2] gaan aanbieden. Hieronder vielen de volgende producten: [product 2 a], [product 2 b], [product 2 c] en [product 2 d]. Ook bij deze producten kon een belegger een recht kopen op gebruik van het vastgoed van [B.V. 1] in het noordelijk deel van Italië voor de duur van vijf tot tien jaar. De gebruiksrechten die [B.V. 1] verkocht, waren onderverdeeld in rechten ter waarde van € 5.000,- of € 10.000,-. [12] Bij de producten [product 2 b] en [product 2 d] bestond uitsluitend respectievelijk aanvullend de mogelijkheid de gebruiksrechten te doen verhuren aan één van de volgens de brochure “samenwerkende reisorganisaties”. De huuropbrengsten zouden tussen de 8% en 10 %, afhankelijk van het afsluiten van een bankgarantie, van de aangekochte gebruiksrechten bedragen. [13] Die verhuur werd gedaan door [B.V. 3 a] [14]
De panden waarop [B.V. 1] gebruiksrechten aanbood, waren gelegen in Noord-Italië. Alle panden die tot 1 januari 2007 waren aangekocht, waren eigendom van [B.V. 1] Italia s.r.l. Aankopen vanaf 1 januari 2007 waren direct eigendom van [B.V. 1] (“Italian Branch”). [15]
De producten werden in Nederland aangeboden via de informatiebrochure van [B.V. 1] van 2003 [16] , 2004 [17] en 2005/2006 [18] , via de website www.[B.V. 1].com en advertenties. [19] Daarnaast werden beleggers door tussenpersonen en telefonisch door medewerkers van [B.V. 1] benaderd om hen te interesseren voor het product. Verder werd het prospectus van 30 juni 2006 aan potentiële beleggers verzonden. [20]
Overzicht van de personen die in de producten hebben geïnvesteerd
De volgende personen zijn met [B.V. 1] een overeenkomst aangegaan tot het kopen van gebruiksrechten en hebben op dezelfde datum een overeenkomst gesloten met [B.V. 3]. dan wel [B.V. 3 a] tot de verhuur van die gebruiksrechten:
 [persoon 25] heeft op 1 december 2005 een overeenkomst gesloten tot de koop van 50 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [21] ;
 [persoon 109] heeft op 26 november 2007 twee overeenkomsten gesloten tot de koop van in totaal 10 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [22] ;
 [persoon 74] heeft op 8 februari 2008 een overeenkomst gesloten tot de koop van 2 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en op 12 december 2007 tot de koop van 5 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [23]
 [B.V. 4] heeft op 24 april 2007 een overeenkomst gesloten tot de koop van in totaal 20 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht. Deze vennootschap heeft tevens op 14 september 2007 een overeenkomst gesloten tot de koop van in totaal 10 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht. [24]
 [persoon 81] heeft op 24 april 2007 een overeenkomst gesloten tot de koop van in totaal 20 gebruiksrechten ten bedrage van € 5000,- per gebruiksrecht. Op 26 juli 2007 heeft hij een overeenkomst gesloten tot de koop van 20 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht, op 14 september 2007 een overeenkomst tot de koop van in totaal 20 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en op 17 januari 2008 een overeenkomst tot de koop van 15 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [25] ;
 [persoon 27] heeft op 4 oktober 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 3 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [26] ;
 [persoon 127] heeft op 5 mei 2003 een overeenkomst gesloten tot de koop van 6 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [27] ;
 [persoon 82] (hierna: [persoon 82]) heeft op 31 juli 2003 een overeenkomst gesloten tot de koop van 29 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht, op 5 oktober 2004 tot de koop van 29 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht, op 24 november 2004 tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht, op 3 juni 2005 tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht, op 2 maart 2007 tot de koop van 5 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht, op 22 juni 2008 tot de koop van 17 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en op 28 juni 2008 tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [28] ;
 [persoon 99] (hierna: [persoon 99]) heeft op 30 oktober 2003 een overeenkomst gesloten tot de koop van 67 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht en op 1 december 2008 tot de koop van 40 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [29] ;
 [persoon 50] (hierna: [persoon 50]) heeft op 23 maart 2004 twee overeenkomsten gesloten tot de koop van respectievelijk 5 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,-. Verder heeft zij op 8 juni 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 10 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht, op 5 augustus 2004 tot de koop van 10 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht, op 4 november 2004 tot de koop van 5 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht, op 14 mei 2007 tot de koop van 27 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht en op 20 maart 2008 tot de koop van 2 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht. Op 1 oktober 2004 heeft [persoon 50] vier overeenkomsten gesloten tot de koop van respectievelijk 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht en drie overeenkomsten van in totaal 25 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht. [30] ;
 [persoon 71] (hierna: [persoon 71]) heeft op 8 juni 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht, op 5 oktober 2004 tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht en op 16 december 2004 tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht. Op 28 december 2005 heeft [persoon 71] samen met zijn vrouw [persoon 72] (hierna: [persoon 72]) een overeenkomst gesloten tot de koop van 2 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [31] ;
 [persoon 121] (hierna: [persoon 121]) heeft op 31 juli 2003 een overeenkomst gesloten tot de koop van 8 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht, op 4 februari 2005 tot de koop van 8 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht en op 2 oktober 2007 twee overeenkomsten tot de koop van respectievelijk 13 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en 1 gebruiksrecht van € 5.000,- per gebruiksrecht [32] ;
 [persoon 89] (hierna: [persoon 89]) heeft op 25 augustus 2003 een overeenkomst gesloten tot de koop van 3 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [33] ;
 [echtgenote van persoon 7] en zijn echtgenote [persoon 7] hebben op 17 november 2005 twee overeenkomsten gesloten tot de koop van in totaal 20 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,-. Verder hebben zij op 5 december 2005 een overeenkomst gesloten tot de koop van 15 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- en op 26 januari 2006 tot de koop van 10 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [34] ;
 [persoon 23] heeft op 24 maart 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 3 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [35] ;
 [persoon 112] heeft op 1 oktober 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en op 5 oktober 2004 tot de koop van 11 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [36] ;
 [persoon 45] heeft op 5 oktober 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 19 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [37] ;
 [persoon 101] heeft op 12 oktober 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [38] ;
 [persoon 124] heeft op 5 oktober 2004 een overeenkomst gesloten tot de koop van 1 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [39] ;
 [persoon 47] heeft op 3 juli 2006 een overeenkomst gesloten tot de koop van 5 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [40] ;
 [persoon 3] heeft op 23 februari 2006 een overeenkomst gesloten tot onder andere de koop van 8 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en op 22 november 2006 tot de koop van 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [41] ;
 [persoon 123] heeft op 30 december 2005 een overeenkomst gesloten tot de koop van 5 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [42] ;
 [persoon 53] heeft op 21 december 2005 twee overeenkomsten gesloten tot de koop van respectievelijk 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht en 3 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [43] ;
 [persoon 106] heeft op 5 juli 2007 een overeenkomst gesloten tot de koop van 4 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [44] ;
 [persoon 125] heeft op 14 september 2007 een overeenkomst gesloten tot de koop van 3 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht [45] ;
 [persoon 11] heeft op 25 maart 2008 twee overeenkomsten gesloten tot de koop van respectievelijk 1 gebruiksrecht ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht en op 4 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [46] ;
 [persoon 126] heeft op 11 maart 2008 een overeenkomst gesloten tot de koop van 10 gebruiksrechten ten bedrage van € 10.000,- per gebruiksrecht [47] ;
Alle personen hebben het bedrag waarvoor zij de koopovereenkomst zijn aangegaan, gestort op de rekeningen van [B.V. 1], met dien verstande dat [persoon 82] een bedrag van € 245.000,- heeft gestort, [persoon 99] een bedrag van € 400.000,-, [persoon 50] een bedrag van € 460.000,-, [persoon 121] een bedrag van € 175.000,- en [persoon 71] een bedrag van € 20.000,-. In de periode van 19 maart 2003 tot 19 december 2008 hebben in totaal 137 personen geld ingelegd voor een totaalbedrag van € 10.610.417,-. [48]
Contacten met de AFM en uitspraak van de rechtbank Rotterdam
De AFM heeft bij besluit van 29 juli 2004 een aanwijzing gegeven aan [B.V. 1] en [B.V. 3]. dat zij bij uitgifte effecten aanboden gedurende de jaren 2003 en 2004. Het door [B.V. 1] ingestelde bezwaarschrift is op 21 januari 2005 door de AFM ongegrond verklaard. Daartegen is geen beroep ingesteld. Naar aanleiding van het product [product 2] heeft [B.V. 1] aan de AFM informatie verstrekt. Tussen de AFM en [B.V. 1] is contact geweest over de kwalificatie van het product. Op 24 mei 2006 heeft de AFM wederom aan [B.V. 1] een aanwijzing gegeven die ertoe strekte dat [B.V. 1] per direct moest stoppen met het aanbieden van de producten [product 2 b] en [product 2 d]. Vervolgens hebben er opnieuw contacten tussen de AFM en [B.V. 1] plaatsgevonden in het kader van een informatieverzoek tot het verstrekken van een prospectus aan de AFM.
Op 6 december 2006 kwalificeert de AFM de aangeboden producten [product 2 b] en [product 2 d] als effecten. Daarbij is tevens besloten de aanwijzing van 24 mei 2006 te herroepen in verband met de inwerkingtreding van de Wft op 1 januari 2007 omdat de genoemde producten daarna niet meer als effecten kwalificeren maar mogelijk wel als beleggingsobjecten. De AFM heeft op 5 februari 2007 aan [B.V. 1] kenbaar gemaakt dat de producten [product 2 b] en [product 2 d] onder de Wft kwalificeren als beleggingsobjecten. Na een brief van mr. Zilver, advocaat van [B.V. 1], op 27 maart 2007 inhoudende dat de aanbieding van de producten onder de € 50.000,- zou worden hervat omdat [B.V. 1] van mening was dat geen sprake was van een beleggingsobject, heeft de AFM op 12 september 2007 gereageerd dat zij bij haar standpunt bleef dat het beleggingsobjecten betroffen. Naar aanleiding daarvan heeft er op 12 oktober 2007 tussen de AFM en [B.V. 1] een gesprek plaatsgevonden. Op 4 januari 2008 heeft [B.V. 1] bij de AFM een vergunningaanvraag gedaan voor het aanbieden van beleggingsobjecten. Die aanvraag is op 21 juli 2008 afgewezen en op 23 juli 2008 heeft de AFM aangifte gedaan. [49]
Op 24 februari 2009 heeft de bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam vonnis gewezen. In dat vonnis heeft de bestuursrechter ten aanzien van de producten [product 2 b] en [product 2 d] onder meer het volgende beslist:
‘Gelet op het feit dat [B.V. 1] effecten heeft aangeboden zonder een prospectus beschikbaar te stellen, in welk verband de AFM tot tweemaal toe een aanwijzing heeft gegeven, en gelet op het feit dat [B.V. 1] ook op en na 1 januari 2007 beleggingsobjecten heeft aangeboden zonder over een benodigde vergunning te beschikken, heeft zij meermaals en structureel de wet overtreden, hetgeen het vertrouwen in de financiële dienstverlener of in de financiële markten kunnen schaden’. [50]
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft deze uitspraak op 18 oktober 2011 bevestigd. [51]
4.2.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie zijn, zoals weergegeven in het door hun ter terechtzitting op schrift gestelde requisitoir, van mening dat bewezen kan worden verklaard dat [B.V. 1] het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Zij hebben daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
De bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam heeft beslist dat de producten [product 2 b] en [product 2 d] in de periode van 19 maart 2003 tot 1 januari 2007 zijn aan te merken als effect en vanaf 1 januari 2007 als beleggingsobject. Deze producten werden door [B.V. 1] en [B.V. 3 a] tezamen als uitgevende instelling aangeboden zonder een algemeen verkrijgbare prospectus (periode van 19 maart 2003 tot 1januari 2007) dan wel een door de AFM verleende vergunning (vanaf 1 januari 2007). Ook vielen de producten niet onder de Wte en Wft omschreven vrijstellingsregelingen.
De aantrekkingskracht van het product dat [B.V. 1] aanbood, was gelegen in het gegarandeerde rendement uit de verhuur van tien procent per jaar en de mogelijkheid om na ommekomst van de looptijd 100% van het aankoopbedrag terug te krijgen. Het blijkt echter dat de rendementen niet werden betaald van die verhuur, maar afkomstig waren van de eigen inleg of de inleg van anderen. Voorts was de mogelijkheid van terugkoop geheel afhankelijk van de inleg van anderen. Deze tezamen met de overige onder 1 ten laste gelegde oplichtingsmiddelen hebben allemaal tot doel gehad potentiële beleggers te doen besluiten een overeenkomst tot de aankoop van gebruiksrechten af te sluiten. Daarmee een Ponzi fraude instappend met een dubbele gelaagdheid, aangezien dus niet alleen de rendementen worden betaald uit de (eigen) inleg (of die van anderen) maar ook de mogelijkheid van terugkoop geheel afhankelijk is van de inleg van anderen. Daarbij werd onder andere gebruik gemaakt van een prospectus waarin twee onjuistheden stonden vermeld.
De gedragingen van [medeverdachte 1] als natuurlijk persoon kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon, in dit geval [B.V. 1], zodat bewezen kan worden verklaard dat [B.V. 1] het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat [B.V. 1] dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. In de door de raadsman ter terechtzitting overgelegde pleitnota alsmede in de pleitnota van mr. R. Zilver over medeverdachte [medeverdachte 2] die in de onderhavige zaak is gevoegd, heeft de verdediging, voor zover de rechtbank heeft begrepen, kort samengevat, het volgende betoogd.
De verdediging is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde er vanuit gegaan dat het Openbaar Ministerie met valse voorwendselen de inhoud van het prospectus bedoelt. De inhoud van die prospectus is echter in het geheel in overeenstemming met de werkelijkheid. Mogelijk was sprake van een vermeende misslag, maar daarbij was geen sprake van opzet. Hoewel [medeverdachte 1] mogelijk langer met zijn verkoopactiviteiten is doorgegaan dan verstandig kan worden geacht, heeft [medeverdachte 1] gehandeld in een heilig geloof in het welslagen van het businessplan en niet met het oogmerk om zichzelf of iemand anders te bevoordelen. In dit verband wordt naar voren gebracht dat er ook privé-middelen in de [B.V. 1]-groep zijn gestoken. Dat volgt uit het rapport van de deskundige [deskundige 1]. Verder heeft [medeverdachte 1] het product slechts aangeprezen en betreffen de onder 1 ten laste gelegde oplichtingsmiddelen geen opzettelijke onjuistheden maar eerder een reclame-uiting met een wervend karakter. Over de appartementen aan het [meer A] is naar voren gebracht dat [medeverdachte 1] er vanuit mocht gaan dat de ondertekende (de rechtbank begrijpt: koop)contracten zouden leiden tot levering en eigendomsverkrijging van de appartementen aan het [meer A], zodat op dit punt evenmin sprake is van een opzettelijke onjuistheid in het prospectus.
Een ander punt dat in de weg staat aan bewezenverklaring van oplichting is, dat de kopers van de gebruiksrechten in de door hun ondertekende contracten hadden kunnen lezen dat daarin is opgenomen dat alleen terugbetaling plaatsvindt bij doorverkoop van de gebruiksrechten. Van de kopers van de gebruiksrechten mocht de in het maatschappelijke verkeer benodigde omzichtigheid worden vereist. Het onder 1 ten laste gelegde kan dan ook niet bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft [B.V. 1] een redelijkerwijs verdedigbaar standpunt ingenomen in die zin dat [B.V. 1] redelijkerwijs mocht menen dat de Wte niet, dan wel niet volledig, op haar producten van toepassing was. Er is geen sprake van opzet of grove schuld bij [B.V. 1] ten aanzien van de overtreding van artikel 3 Wte 1995.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De uitspraak van de bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam is voor de strafrechter bindend, waardoor bewezen kan worden verklaard dat [B.V. 1] in de periode van 1 april 2003 tot 1 januari 2007 beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed heeft aangeboden zonder een prospectus beschikbaar te stellen en op en na 1 januari 2007 beleggingsobjecten heeft aangeboden zonder over een benodigde vergunning te beschikken. In de periode van 1 april 2003 tot 1 juli 2005 heeft zij de producten buiten besloten kring aangeboden, aangezien [B.V. 1] zich via de brochures, advertenties en website tot een algemene groep personen heeft gericht. Door het product na meerdere aanwijzingen van de AFM te blijven aanbieden, kan eveneens bewezen worden verklaard dat [B.V. 1] dit opzettelijk heeft gedaan. Dit leidt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De ervaring van [B.V. 1] met vastgoed
In de informatiebrochures van [product 2] 2004 en 2005/2006 en op de website www.[B.V. 1].com stond vermeld dat [B.V. 1 a]/[B.V. 1] sinds 1995 actief was als investeerder in vastgoed en projectontwikkeling. [52] Verder stond in de informatiebrochure 2005/2006 en de prospectus van 30 juni 2006 dat [B.V. 1] Groep ruim tien jaar ervaring had met vastgoedinvesteringen en projectontwikkeling in het buitenland en in 2001 haar aandacht had verlegd naar Noord-Italië. [53]
Deze uitingen hadden tot doel om potentiële inleggers duidelijk te maken dat [B.V. 1] zich al geruime tijd bezig hield met vastgoedontwikkeling in Italië. Uit de verklaring van [vader van medeverdachte 1] blijkt echter dat de vennootschappen op het moment dat hij die aan zijn zoon overdroeg, leeg waren. [54] Ook [medeverdachte 1] zelf heeft verklaard dat hij de activiteiten van zijn vader niet heeft voortgezet, maar andere activiteiten met [B.V. 1] is gaan ontwikkelen. [55] [medeverdachte 1] heeft derhalve de beleggers onjuiste informatie gegeven over de ervaring van [B.V. 1]. De omstandigheid dat [B.V. 1] in het verleden twee projecten heeft gedaan in Duitsland, maakt dat niet anders. Die twee projecten waren immers te andersoortig en te incidenteel om de mededeling dat [B.V. 1] zich al tien jaar bezig hield met vastgoedontwikkeling te rechtvaardigen.
De appartementen aan het [meer A]
De eerste persoon die gebruiksrechten heeft gekocht en is overeengekomen dat deze zouden worden verhuurd, is [persoon 43] (hierna: [persoon 43]). Hij heeft 15 gebruiksrechten ten bedrage van € 5.000,- per gebruiksrecht gekocht in [appartementencomplex A]. De ingangsdatum van het schriftelijke contract uit 2004 was 1 april 2003 en [persoon 43] heeft op 19 maart 2003 het bedrag van € 75.000,- op de rekening van [B.V. 1] gestort. [persoon 43] heeft daarbij direct een overeenkomst met [B.V. 3]. afgesloten voor de verhuur van deze gebruiksrechten. [56] In 2003 hebben in totaal 12 inleggers gebruiksrechten gekocht op het [appartementencomplex A] bij het [meer A] en die vervolgens verhuurd. [57] Inleggers verklaren dat zij tot februari 2009 huuropbrengsten hebben ontvangen van [B.V. 3 a] na verhuur van hun gebruiksrechten aan [B.V. 3 a] inzake de appartementen gelegen aan het [meer A]. [58]
De [B.V. 1] groep is echter nooit eigenaar geweest van dit appartementencomplex, hetgeen de rechtbank afleidt uit de volgende redengevende feiten. Op de geconsolideerde jaarrekening van 2003 van [B.V. 2 a] staat niet vermeld dat [B.V. 1] in 2003 appartementen in haar bezit had. Voorts heeft [B.V. 3 a] pas in 2004 voor het eerst verhuuropbrengsten gegenereerd. [59] In dat jaar heeft [B.V. 1] Italia s.r.l. op 8 september de appartementen met nummers [A] en [B] in [Residence A] gekocht. [60] Zij had dus in 2003 nog geen appartementen aan het [meer A] in haar bezit, aangezien [B.V. 1] de eerste appartementen pas in september 2004 heeft gekocht. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de eerste gegenereerde verhuuropbrengsten afkomstig waren van de verhuur van deze appartementen. Bovendien heeft [medeverdachte 3] op 9 augustus 2005 een brief gestuurd aan [bedrijfsnaam 1] s.r.l. en daarin terugbetaling van de aanbetaling van de niet geleverde [appartementencomplex A] geëist. [61] Daaruit kan eveneens worden opgemaakt dat de [appartementencomplex A] nooit zijn opgeleverd. Hoewel de [B.V. 1] groep dus nooit eigenaar is geweest van dit appartementencomplex, staat in het prospectus van 30 juni 2006 vermeld dat in 2003 door de [B.V. 1] groep vier appartementen met elk een garage in [plaats 2] aan het [meer A] zijn aangekocht voor een bedrag van € 549.000,- en op 30 juni 2006 een marktwaarde vertegenwoordigden van € 610.000,-.
Verder staat in het prospectus vermeld dat [B.V. 1] 11 appartementen met garages in [plaats 3] in haar bezit had. De waarde daarvan bedroeg volgens het prospectus € 3.108.440,-. [62] Voor het opmaken van het prospectus had [B.V. 1] echter in [plaats 4] de appartementen met nummers [C], [D] en [E] en de twee garages met nummers [F] en [G] reeds verkocht en die zijn dan ook nooit in de verhuur gegaan. [63] Uit de op 22 juni 2006 gedane taxatie van [bedrijfsnaam 2] blijkt dat de 8 appartementen en 9 garages die [B.V. 1] op dat moment in bezit had, een marktwaarde vertegenwoordigden van € 1.777.638,- [64]
Het [appartementencomplex B]
In december 2008 hebben [persoon 99], [persoon 115] en [persoon 122] gebruiksrechten gekocht in het [appartementencomplex B] in Italië. In die koopovereenkomsten staat vermeld dat [B.V. 1] de volledige eigendom heeft van de vakantiewoningen. [65] Dat blijkt echter niet het geval te zijn. [medeverdachte 1] heeft immers op 1 april 2009 een offerte gestuurd aan [naam 2] betreffende de [appartementencomplex B] [66] , waaruit kan worden afgeleid dat [B.V. 1] dan wel [B.V. 1] Italia s.r.l. in december 2008 nog geen eigenaar was van dit appartementencomplex en zij is dit ook nooit geworden.
De rendementen
De opbrengsten die de [B.V. 1] groep genereerde, bestonden (bijna) volledig uit de door de investeerders ingelegde gelden voor de aanschaf van gebruiksrechten. De FIOD heeft berekend dat van deze inleggelden in de periode van 2003 tot 2008 vermoedelijk 23 tot 34 procent is geïnvesteerd in onroerend goed. Het overgrote deel van de inleggelden (in de periode van 2004 tot 2008 tussen de 50% en 95%) werd gebruikt voor het betalen van kosten. Deze kosten bestonden voornamelijk uit personeelskosten, managementfees, juridische kosten, en provisies aan [B.V. 3 a] [67] Ook werden privé-uitgaven, zoals onder andere de verzorgkosten van een paard, etentjes en geldopnames, van de zakelijke rekening van [B.V. 1] – via de rekeningcourant van [medeverdachte 1]– afgeboekt. [68] De door [B.V. 3 a] geboekte huuropbrengsten bedroegen in de jaren 2004 tot 2008 in totaal € 877.265,-. Het totaal aan rendementen dat over die periode aan beleggers werd betaald, bedroeg € 1.952,378. [69] Dat betekent dat de huuropbrengsten onvoldoende waren om de beloofde rendementen te betalen. Dit tekort werd gecompenseerd door de door [B.V. 1] aan [B.V. 3 a] betaalde (provisie)gelden. Nu de inkomsten van [B.V. 1] zo goed als volledig uit de inleggelden bestonden, kan worden geconcludeerd dat de huurrendementen grotendeels werden betaald uit de inleggelden van de beleggers zelf. Beleggers gingen er echter vanuit dat hun inleggeld werd geïnvesteerd in de appartementen en dat zij de rendementen uit de verhuur zouden ontvangen. [70] Ook uit de omstandigheid dat gebruiksrechten van een vakantiewoning werden verkocht en in de brochures stond vermeld dat die gebruiksrechten vervolgens werden verhuurd aan een reisorganisatie [71] , konden de beleggers afleiden dat de rendementen uit de verhuur van die vakantiewoningen zouden worden betaald. [medeverdachte 1] heeft hun nooit meegedeeld dat dat niet het geval was. Dat heeft hij evenmin gedaan nadat hij meermalen door [medeverdachte 3] en ook door mr. Zilver per brief d.d. 19 oktober 2007 erop is gewezen dat hij de beleggers moest informeren dat de huuropbrengsten ontoereikend waren om de aan de investeerders toekomende rendementen te voldoen en dat het betalen van die huuropbrengsten door inleggelden van nieuwe investeerders werd opgebracht. [72] De uitbetaling van de rendementen aan de beleggers is vanaf februari 2009, en dus voor het einde van de looptijd van de verhuurcontracten, gestaakt. [73] De toezegging dat de rendementen gegarandeerd zouden worden uitbetaald, is [medeverdachte 1] dus niet nagekomen.
De terugkoopgarantie
Er stond in de informatiebrochures van 2003 en 2004 en op de website op 21 september en 10 november 2005 vermeld dat de beleggers na vijf tot tien jaar 100% van hun investering terug zouden ontvangen. Als een belegger binnen vijf jaar wilde stoppen, dan zou de belegger 75% van het aankoopbedrag terugkrijgen. [74] Deze mededeling stond ook in belscripts en werd door de intermediairs, al dan niet via hun website, aan beleggers meegedeeld. [75] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat aan de beleggers is voorgehouden dat sprake was van een terugbetalingsverplichting. De omstandigheid dat in de koopovereenkomsten en later in de kleine letters in de brochure van 2005/2006 en op de website stond vermeld dat die terugbetalingsverplichting pas bestond na verkoop van de gebruiksrechten aan een derde, doet aan dit oordeel niet af. Het gaat immers om de wijze waarop het product aan de beleggers is gepresenteerd. Uit de verklaringen van die beleggers [76] alsmede de werknemers van [B.V. 1] [77] blijkt dat de beleggers altijd is voorgehouden dat zij hun inleggeld na de looptijd van het contract zouden terugkrijgen. [medeverdachte 3] is hier, blijkens zijn verklaring ter terechtzitting, ook altijd vanuit gegaan. Om die reden heeft hij de inleggelden als langlopende lening in de jaarstukken gezet. [78] [medeverdachte 1] heeft als bestuurder van [B.V. 1] deze jaarstukken onder ogen gehad en dus begrepen dat sprake was van een terugbetalingsverplichting. Dit heeft [medeverdachte 1] ook in eerste instantie in een brief van 6 oktober 2005 aan de AFM geschreven. [79] Bovendien heeft de bestuursrechter van de rechtbank Rotterdam beslist dat hoewel [B.V. 1] het recht op terugbetaling in de koopovereenkomst heeft gekoppeld aan de verkoop van het gebruiksrecht aan een nieuwe koper, dat niet maakt dat geen sprake meer is van het aan de verkrijger een rendement in geld in het vooruitzicht stellen. De strekking van het aanbod op de website van [B.V. 1] en die van de koopovereenkomsten is immers dat partijen ervan uitgaan dat na afloop van de overeenkomst doorverkoop plaats zal hebben en de belegger zijn inleg terug ontvangt. [80] Het voorgaande brengt daarom met zich dat beleggers er vanuit konden gaan dat zij na vijf jaar 100% van hun inleggeld zouden terugkrijgen en binnen 5 jaar 75% van hun inleggeld. Dat dit niet gebeurde blijkt onder andere uit de omstandigheid dat [persoon 89], [persoon 27] en [persoon 121] ondanks verzoeken daartoe hun inleggelden niet terug hebben gekregen, terwijl nadien nog beleggers zijn ingestapt. [81]
Conclusie
Hoewel [medeverdachte 1] zegt de intentie te hebben gehad een betrouwbaar product op de markt te brengen en daarmee mogelijk langer is doorgegaan dan verstandig was, kan uit al het voorgaande worden afgeleid dat [medeverdachte 1] de beleggers van meet af aan op talrijke punten betreffende [B.V. 1], de appartementen, de rendementen en de terugkoopgarantie een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, teneinde hen te bewegen de producten van [B.V. 1] te kopen. Gezien het hierboven beschreven complex van oplichtingsmiddelen in combinatie met de constructie die [medeverdachte 1] vanaf de aanvang af heeft gehanteerd om te kunnen voldoen aan de verplichting om rendement aan de inleggers uit te keren, moet [medeverdachte 1] vanaf dat moment ook al hebben geweten dat het onmogelijk zou zijn om de beloofde rendementen aan de beleggers uit de verhuur van die appartementen te betalen, laat staan de terugkoopgarantie na te komen. In het bijzonder is daarbij van belang dat [medeverdachte 1] al in het prille begin, in 2003, zeggende dat hij langdurige ervaring had met vastgoedinvesteringen, is begonnen met de verkoop van gebruiksrechten betreffende appartementen aan het [meer A], terwijl die nog in aanbouw waren, geen eigendom van de [B.V. 1]-groep waren en dus niet werden verhuurd door de [B.V. 1] groep. Na enige tijd werd duidelijk dat [B.V. 1] daarvan nooit eigenaar zou worden. [medeverdachte 1] had wellicht korte tijd mogen verwachten dat de eigendom verkregen zou worden, maar dat neemt niet weg dat hij de beleggers daarover direct naar waarheid had moeten informeren. Door de beleggers die grote sommen geld belegden niet op de hoogte te stellen over de situatie met betrekking tot die appartementen, terwijl specifiek ten behoeve daarvan gebruiksrechten werden verkocht en rendementen werden uitgekeerd, heeft [medeverdachte 1] hen dus vanaf het begin af aan bewust voorgelogen en kan hij niet worden gezien als een ondernemer die zijn kansen te positief heeft ingeschat. Daarnaast zijn er vergeleken met de inleggelden minimale investeringen gedaan in nieuwe appartementen terwijl er vrijwel direct hoge personeelskosten waren en hoge managementfees werden uitgekeerd. Zo [medeverdachte 1] al de verwachting koesterde dat de stijging van de waarde van de appartementen voldoende zou zijn om daaruit de rendementen te betalen - wat daarvan ook zij - dan had hij de inleggers daarover kunnen en moeten informeren en de geschetste onjuiste voorstelling van zaken achterwege moeten laten. Ook de omstandigheid dat in sommige gevallen van de beleggers de nodige omzichtigheid kan worden verwacht, bevrijdt [medeverdachte 1] niet van zijn verplichting de beleggers juist voor te lichten. Overigens kan in de onderhavige zaak, gelet op de geraffineerde wijze waarop [medeverdachte 1] de beleggers vals heeft voorgelicht, aan de beleggers niet het verwijt worden gemaakt dat zij behoedzamer hadden moeten zijn.
Gelet op de veelheid aan onjuistheden die in de folders en het prospectus zijn opgenomen, en nu het steeds onmogelijk is geweest om de beloofde rendementen uit de opbrengst van het onroerend goed te betalen, kan - ten slotte – ook niet worden gezegd dat de in de tenlastelegging vermelde onjuistheden in het prospectus berusten op een vergissing.
Gezien het voorgaande kan het niet anders dan dat er bij [medeverdachte 1] een oogmerk tot oplichting heeft bestaan. Het onder 1 ten laste gelegde kan dan ook bewezen worden verklaard.
Nu [medeverdachte 1] bestuurder was van [B.V. 1] en zijn handelingen kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon, kan bewezen worden verklaard dat [B.V. 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
Uit de verklaringen van de medewerkers van de ABN Amro blijkt dat er discussie was over het revolverend karakter van de bankgaranties. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de prospectus met een accountantsverklaring naar de beleggers is gestuurd. Gelet hierop kunnen deze onderdelen van de tenlastelegging van feit 1 niet bewezen worden verklaard en wordt [B.V. 1] hiervan vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat [B.V. 1]
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 19 maart 2003 tot en met 12 mei 2009 te Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een persoon en een rechtspersoon,
(telkens) met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels,
meerdere personen heeft bewogen en doen bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten,
137 beleggers voor een totaal bedrag van 10.610.417 euro, onder wie
- [persoon 25] tot het aangaan van een koopovereenkomst met datum 1 december 2005 en tot afgifte van een bedrag van € 500.000, en
- [persoon 109] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 26 november 2007en tot afgifte van een bedrag van € 100.000,- en
- [persoon 74] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 8 februari 2008 en 12 december 2007 en tot afgifte van een bedrag van € 70.000,- en
- [persoon 81] en [B.V. 4] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 24 april 2007 en 26 juli 2007 en 14 september 2007 en 17 januari 2008 en tot afgifte van een bedrag van € 850.000,- en
- [persoon 27] tot het aangaan van een koopovereenkomst met datum 4 oktober 2004 en tot afgifte van een bedrag van € 15.000,- en
- [persoon 127] tot het aangaan van een koopovereenkomst met datum 5 mei 2003 en tot afgifte van een bedrag van € 30.000,- en
- [persoon 82] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 31 juli 2003 en 5 oktober 2004 en 24 november 2004 en 3 juni 2005 en 2 maart 2007 en 22 juni 2008 en 28 juni 2008 en tot afgifte van een bedrag van € 245.000,- en
- [persoon 99] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 30 oktober 2003 en 1 december 2008 en tot afgifte van een bedrag van € 400.000,- en
-[persoon 50] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 23 maart 2004 en 8 juni 2004 en 5 augustus 2004 en 1 oktober 2004 en 4 november 2004 en 14 mei 2007 en 20 maart 2008 en tot afgifte van een bedrag van € 460.000,- en
- [persoon 71] en [persoon 72] e/v [persoon 71] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 8 juni 2004 en 5 oktober 2004 en 16 december 2004 en 28 december 2005 en tot afgifte van een bedrag van € 20.000,- en
- [persoon 121] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 31 juli 2003 en 4 februari 2005 en 2 oktober 2007 en tot afgifte van een bedrag van € 175.000,- en
- [persoon 89] en [persoon 128] tot het aangaan van een koopovereenkomst met een datum in 2003 en tot afgifte van een bedrag van € 15.000,- en
- [echtgenote van persoon 7] en [persoon 7] tot het aangaan van koopovereenkomsten met datum 17 november 2005 en 5 december 2005 en 26 januari 2006 en tot afgifte van een bedrag van € 325.000,-
hebbende verdachte en zijn mededaders,- zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid - bedoelde personen via een prospectus en brochures (waaronder informatiebrochures [B.V. 1] 2003 en 2004 en 2005/2006) en websites (waaronder www.[B.V. 1].com) en advertenties en via tussenpersonen en door medewerkers telefonisch en/of op andere wijze, benaderd en geïnteresseerd in beleggingen in Italiaanse (vakantie)appartementen (gebruiksrechten in appartementen gecombineerd met een verhuurcontract voor dat gebruiksrecht), waarbij verdachte en zijn mededaders hebben voorgewend
( a) dat [B.V. 1] en [B.V. 1] groep sinds 1995 actief zijn als investeerder in vastgoed en projectontwikkeling en ruim 10 jaar ervaring hebben met vastgoedinvesteringen en projectontwikkeling in het buitenland en sinds 2001 in Noord Italië en
( b) dat [B.V. 1] en [B.V. 1] Italia s.r.l. in het jaar 2003 appartementen (in Italië) in bezit hadden (terwijl de eerste appartementen eerst in (september) 2004 in bezit van [B.V. 1] en [B.V. 1] Italia s.r.l. zijn gekomen) en
( c) dat [B.V. 1] en/of [B.V. 3 a] in het jaar 2003 huurinkomsten genereerden en
( d) dat [B.V. 1] en [B.V. 1] Italia s.r.l. in 2003 vier appartementen aan het [meer A] (bekend onder de naam [plaats 2] [meer A]) in Italië hebben aangekocht voor € 549.000 en dat deze appartementen (vertegenwoordigende een marktwaarde van € 610.000) op 30 juni 2006 in bezit hadden (terwijl die appartementen niet opgeleverd waren en niet in eigendom verkregen waren) en
( e) dat [B.V. 1] en [B.V. 1] Italia s.r.l. eigenaar zijn van (appartementen in) het [appartementencomplex B] (terwijl dit complex/die appartementen nimmer in eigendom zijn verkregen) en
( g) dat de belegger na afloop van de beleggingsperiode (van minimaal 5 en maximaal 10 jaar) gegarandeerd de inleg/het aankoopbedrag terug ontvangt (doordat [B.V. 1] de gebruiksrechten (onvoorwaardelijk) terugkoopt/doorverkoopt voor 100% en/of 75% van het aankoopbedrag) en
( h) dat (in het prospectus d.d. 30 juni 2006) de 11 appartementen met garage in het project [appartementencomplex C] een marktwaarde van € 3.108.440 vertegenwoordigen (terwijl het opgemaakte taxatierapport d.d. 22 juni 2006 van [bedrijfsnaam 2] slechts betrekking heeft op 8 appartementen en 9 garages vertegenwoordigende een marktwaarde van € 1.777.638) en
( i) dat ontvangen gelden van beleggers zouden worden geïnvesteerd in Italiaanse appartementen die als vakantiewoningen zouden worden verhuurd (terwijl slechts een klein gedeelte (tussen de 23 en 34% in de periode 2003 t/m 2008) van deze gelden daadwerkelijk werden geïnvesteerd en terwijl de ingelegde gelden (voor een groot deel) werden gebruikt als managementfees en/of kosten en privé-uitgaven) en
( j) dat de belegger een bedrag investeert (in een gebruiksrecht op een appartement, in het bezit van [B.V. 1], gecombineerd met een verhuurcontract voor dat gebruiksrecht met [B.V. 3 a]) dat jaarlijks gegarandeerd een huurrendement oplevert van 10% (of 8% tot 8,5% met een bankgarantie) en
( k) dat de belegger periodiek rendement uit de verhuur van de appartementen wordt betaald (terwijl dergelijke rendementen niet (volledig) werden behaald en de rendementen werden betaald uit inleggelden);
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op tijdstippen in de periode van 1 april 2003 tot 1 juli 2005, te Amsterdam telkens opzettelijk buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten
beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed, heeft aangeboden, aan (onder meer)
- [persoon 99] (voor een bedrag van in totaal € 335.000,-) en
- [persoon 23] (voor een bedrag van in totaal € 30.000,-) en
- [persoon 50] (voor een bedrag van in totaal € 560.000,) en
- [persoon 112] (voor een bedrag van in totaal € 65.000,-) en
- [persoon 45] (voor een bedrag van in totaal € 95.000) en
- [persoon 101] (voor een bedrag van in totaal € 10.000,-) en
- [persoon 124] (voor een bedrag van in totaal € 5.000,-)
en
op tijdstippen in de periode vanaf 1 juli 2005 tot 1 januari 2007, te Amsterdam, telkens opzettelijk effecten, te weten beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed, heeft aangeboden, zonder dat ter zake die aanbieding een prospectus algemeen verkrijgbaar was, aan (onder meer)
- [persoon 47] (voor een bedrag van in totaal € 50.000,-) en
- [persoon 3] (voor een bedrag van in totaal € 85.000,-) en
- [persoon 123] (voor een bedrag van in totaal € 25.000,-) en
- [echtgenote van persoon 7] (voor een bedrag van in totaal € 325.000,-) en
- [persoon 53] (voor een bedrag van in totaal € 25.000,-)
en
op in de periode van 1 januari 2007 tot en met 12 mei 2009, te Amsterdam telkens zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning beleggingsobjecten aan te bieden aan (onder meer)
- [persoon 106] (voor een bedrag van in totaal € 40.000,-) en
- [persoon 125] (voor een bedrag van in totaal € 15.000,-) en
- [persoon 50] (voor een bedrag van in totaal € 155.000,-) en
- [persoon 11] (voor een bedrag van in totaal € 45.000,-) en
- [persoon 126] (voor een bedrag van in totaal € 100.000,-) .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Zie daartoe het navolgende.
In de tenlastelegging van feit 1 staat vermeld dat [persoon 72] en [persoon 128] (hierna: [persoon 128]) de koopovereenkomsten met [B.V. 1] zijn aangegaan. Uit de koopovereenkomsten blijkt echter dat [persoon 71] en [persoon 89] die contracten hebben ondertekend. Nu uit de verklaringen van [persoon 72] [82] en [persoon 128] [83] blijkt dat zij ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten getrouwd waren met respectievelijk [persoon 71] en [persoon 89], gaat de rechtbank er vanuit dat door [persoon 71] en [persoon 89] niet in de tenlastelegging te noemen sprake is van een kennelijke misslag van het Openbaar Ministerie. Deze wordt door de rechtbank verbeterd. Dit geldt ook ten aanzien van [echtgenote van persoon 7] die in de tenlastelegging ontbreekt, maar wel samen met [persoon 7] de koopovereenkomsten heeft ondertekend. [B.V. 1] wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
[persoon 50] heeft zoals eerder overwogen in totaal € 460.000,- gestort, maar is in de periode van 19 maart 2003 tot 1 juli 2005 voor een totaalbedrag van € 560.000,- aan overeenkomsten betreffende koop en verhuur van gebruiksrechten aangegaan. In de periode van 1 januari 2007 tot 12 mei 2009 bedroeg het totaalbedrag aan gekochte en verhuurde gebruiksrechten € 155.000,-. In de tenlastelegging van feit 2 staat echter vermeld dat aan haar in elk van die periodes slechts voor een bedrag van € 105.000,- is aangeboden. Nu uit de koop- een huurovereenkomst onmiskenbaar blijkt dat dit andere bedragen dienen te zijn, ziet de rechtbank dit eveneens als een kennelijke misslag van het Openbaar Ministerie die wordt verbeterd. Dit geldt ook ten aanzien van [echtgenote van persoon 7] en [persoon 7] die in de periode van 1 juli 2005 tot 1 januari 2007 in totaal voor € 325.000,- aan aangeboden gebruiksrechten hebben gekocht en verhuurd, terwijl in de tenlastelegging van feit 2 een bedrag van € 200.000,- staat vermeld. [B.V. 1] wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging betoogd dat tussen [B.V. 1] en de AFM discussie bestond over het aangeboden product. [B.V. 1] heeft ten aanzien daarvan een redelijkerwijs verdedigbaar standpunt ingenomen en heeft door het in 2007 uitblijven van een aanwijzing of sanctionering van de AFM mogen concluderen dat sprake was van definitieverschillen. Daarom was sprake van een pleitbaar standpunt, waardoor [B.V. 1] bij afwezigheid van alle schuld dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt dat de AFM aan [B.V. 1] meerdere aanwijzingen heeft gestuurd inhoudende dat [B.V. 1] moest stoppen met het aanbieden van haar producten. Hieruit kan worden afgeleid dat de AFM nooit de schijn heeft gewekt dat alles in orde was. Zoals hiervoor uit punt 3.2. blijkt kan die conclusie ook niet worden getrokken uit de latere herroeping van een van die aanwijzingen. De omstandigheid dat de AFM niet tijdig heeft gereageerd op het standpunt van [B.V. 1], levert evenmin een pleitbaar standpunt op. Uit het voorgaande blijkt immers dat het voor [B.V. 1] altijd duidelijk is geweest dat zij de producten niet mocht aanbieden. Desondanks is zij daar mee doorgegaan. Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt dan ook verworpen. Nu verder geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van [B.V. 1] uitsluit, is [B.V. 1] strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben bij requisitoir gevorderd dat [B.V. 1] ter zake van de door hen onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400.000,- , voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren. Tevens hebben de officieren van justitie gevorderd dat de uitspraak openbaar wordt gemaakt.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de draagkracht van [B.V. 1], zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de hoogte daarvan laten meewegen dat [B.V. 1] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Door middel van valse beloftes heeft [B.V. 1] een groot aantal beleggers ertoe overgehaald in het product van [B.V. 1] te stappen. In een aantal gevallen hebben beleggers hiervoor de overwaarde van hun huis te gelde gemaakt. Een aantal belegde voor een pensioen, anderen om de studie van hun kinderen te bekostigen. Dit product werd door [B.V. 1] aangeboden zonder dat zij daarvoor een prospectus algemeen verkrijgbaar had gesteld dan wel een vergunning van de AFM had. Ondanks meerdere aanwijzingen van de AFM is [B.V. 1] door blijven gaan met het aanbieden van het product. De door [B.V. 1] opgestelde prospectus bleek valse informatie te bevatten. Door op deze wijze te handelen heeft [B.V. 1] de integriteit van het financiële en economische verkeer alsmede het vertrouwen dat spelers op de financiële markt in partners en stukken moeten hebben, in zeer ernstige mate geschaad. [B.V. 1] heeft deze beleggers een aanzienlijk bedrag, te weten € 10.610.417,-, afhandig gemaakt. Het aantal gedupeerden is groot en de beleggers zijn als gevolg van de oplichting in (grote) financiële problemen geraakt. Gelet hierop acht de rechtbank de voor oplichting bepaalde boetecategorie, te weten categorie 5, geen passende bestraffing en zal daarom gebruik maken van haar bevoegdheid om een hogere geldboete op te leggen uit de naast hogere categorie. Deze geldboete zal echter voorwaardelijk worden opgelegd. Een onvoorwaardelijke geldboete zou er immers toe leiden dat de beleggers nog meer worden benadeeld, aangezien zij dan minder verhaalsrechten zouden hebben. Bovendien strekt een voorwaardelijke straf er mede toe [B.V. 1] ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken. Per 1 april 2012 biedt artikel 14b, tweede lid, van het Wetboek van strafrecht de mogelijkheid om een proeftijd van drie jaar vast te stellen. Voor [B.V. 1], die de bewezen geachte feiten voor de inwerkingtreding van deze bepaling op 1 april 2012 beging, is deze regeling niet gunstig. Om die reden mist deze wijziging toepassing in het geval van [B.V. 1] en kan slechts een proeftijd van ten hoogste twee jaar worden gesteld.
Nu [B.V. 1] zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige vorm van marktbederf, zal de rechtbank als bijkomende straf gelasten dat deze uitspraak openbaar wordt gemaakt.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat uit het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 september 2013 blijkt dat [B.V. 1] niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Redelijke termijn
Op 13 mei 2009 is [medeverdachte 1] als de bestuurder van [B.V. 1] aangehouden en bij de politie als verdachte gehoord. Vanaf dat moment heeft [B.V. 1] redelijkerwijs kunnen verwachten dat tegen haar een strafvervolging zou worden ingesteld zodat de termijn als bedoeld in art 6 EVRM op die dag is aangevangen. In beginsel dient binnen twee jaar in eerste aanleg een vonnis te volgen. Dat is hier niet het geval, want na eerdere terechtzittingen op 24 september 2010 en 17 september 2012, wordt ruim vier jaar na aanvang van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn uitspraak gedaan.
Het gaat hier echter niet om een eenvoudige zaak en op verzoek van de verdediging zijn nogal wat getuigen gehoord, ook in het buitenland. Daarom acht de rechtbank de redelijke termijn overschreden met een jaar, hetgeen zij tot uitdrukking zal brengen in de hoogte van de straf. In hun strafeis hebben de officieren van justitie hierover niets gezegd. De rechtbank ziet echter in de zaak van [B.V. 1] geen aanleiding af te wijken dan geëist.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
In totaal hebben de 115 benadeelde partijen vorderingen ingediend tot de vergoeding van de geleden materiële schade. Deze benadeelde partijen en de door hun gevorderde materiële schade staan in bijlage 2 van dit vonnis vermeld.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vorderingen van de benadeelde partijen geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade hebben geleden.
Bij de berekening van de door de benadeelde partijen geleden schade gaat de rechtbank, net als de officieren van justitie, uit van het door hen ingelegde geldbedrag minus de aan hen uitgekeerde rendementen. De vergoedingen die de benadeelde partijen reeds uitbetaald hebben gekregen door uitwinning van de bankgaranties van de ABN Amro Bank of de vergoeding van [hypotheekverstrekker], worden op dit bedrag in mindering gebracht.
Daarbij wordt erop gewezen dat de rechtbank is uitgegaan van de gegevens van de FIOD met betrekking tot de hoogte van het inleggeld en de uitgekeerde rendementen. Dat houdt in dat indien de vordering van de benadeelde partij hoger is dan het bedrag dat door de FIOD is berekend, de rechtbank uitgaat van het bedrag dat is berekend door de FIOD. In dat geval levert beoordeling van het overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op en zal de rechtbank om die reden de betreffende benadeelde partij in dat deel van zijn of haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Mocht de vordering echter lager zijn dat het door de FIOD berekende bedrag, dan sluit de rechtbank aan bij de vordering aangezien zij daaraan gebonden is.
In bijlage 3 van dit vonnis staat de opsomming vermeld van de door de benadeelde partijen geleden materiële schade die de rechtbank voorshands heeft geschat. De vorderingen worden daarom tot die bedragen toegewezen. Deze vorderingen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de rechtbank vonnis wijst, te weten 16 januari 2014. Voorts zal [B.V. 1] worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog zullen maken.
Ten aanzien van de door [persoon 7] gevorderde advocaatkosten en overige kosten is niet gebleken dat die schade rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht. Zij wordt dan ook in dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Behandeling van de vordering van [persoon 5] en [persoon 6] ten aanzien van de door hen gederfde rendementen levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op, zodat zij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen [echtgenote van persoon 7]-[persoon 7], [persoon 5] en [persoon 6] kunnen dat deel van hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de 115 benadeelde partijen wordt, als extra waarborg voor betaling aan hen, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:
- artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 36f, 47, 51, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikel 3 van de Wet toezicht effecten verkeer 1995;
- artikel 2:55 Wet op het financieel toezicht;
- artikelen 1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officieren van justitie niet-ontvankelijk in hun vordering ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voor wat de periode van 19 maart 2003 tot 1 april 2003 betreft.
Verklaart bewezen dat [B.V. 1] het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan [B.V. 1] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [B.V. 1] daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan door een rechtspersoon,
en
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk begaan door een rechtspersoon,
en
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:55, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [B.V. 1] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [B.V. 1] tot een geldboete ter hoogte van
€ 400.000,-(vierhonderd duizend euro).
Beveelt dat deze geldboete niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vorderingen van de 115 benadeelde partijen toe, zoals vermeld in bijlage 3 van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2014.
Veroordeelt [B.V. 1] aan deze benadeelde partijen voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt [B.V. 1] voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partijen voor het meer of anders gevorderde dan hiervoor toegewezen, niet-ontvankelijk in hun vordering.
Legt aan [B.V. 1] de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de 115 slachtoffers, te betalen de som van in totaal € 5.284.858,39 (vijf miljoen en tweehonderd en vierentachtig duizend en achthonderd en achtenvijftig euro en negenendertig cent), behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2014.
Bepaalt dat, indien en voor zover [B.V. 1] heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de openbaarmaking van dit vonnis na het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van [B.V. 1], door publicatie ervan op www.rechtspraak.nl, waartoe het Openbaar Ministerie dit vonnis dient aan te bieden aan de redactie van voornoemde website.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en F.M.S. Requisizione, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2014.
Bijlage 1 van het vonnis van [B.V. 1 a]
Aan [B.V. 1] is, zoals gewijzigd ter terechtzitting van 2 december 2013, ten laste gelegd dat
Feit 1
zij,
in of omstreeks de periode van 19 maart 2003 tot en met 12 mei 2009, te Amsterdam en/of te Hilversum, althans in Nederland, en/of te [plaats 5], althans te Italië,
tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)perso(o)nen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
meerdere personen één of meermalen heeft/hebben bewogen en/of doen bewegen tot de afgifte van (een) geld/geldbedrag(en)
(circa 137 beleggers en/of investeerders en/of inleggers voor een totaal bedrag van 10.610.417 euro, AH 067, waaronder (2-OPV-1, pagina 150)
- [persoon 25] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 1 december 2005, althans met een datum in 2005 en/of tot afgifte van een bedrag van 500.000 euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 109] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 26 november 2007, althans met een datum in 2007 en/of tot afgifte van een bedrag van 100.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 74] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 8 februari 2008 en/of 12 december 2007, althans met een datum in 2008 en/of 2007 en/of tot afgifte van een bedrag van 70.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 81] en/of [B.V. 4] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 24 april 2007 en/of 26 juli 2007 en/of 14 september 2007 en/of 17 januari 2008, althans met een datum in 2007 en/of 2008 en/of tot afgifte van een bedrag van 850.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 27] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 4 oktober 2004, althans met een datum in 2004 en/of tot afgifte van een bedrag van 15.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 127] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 5 mei 2003, althans met een datum in 2003 en/of tot afgifte van een bedrag van 30.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 82] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 31 juli 2003 en/of 5 oktober 2004 en/of 24 november 2004 en/of 3 juni 2005 en/of 2 maart 2007 en/of 22 juni 2008 en/of 28 juni 2008, althans met een datum in de periode 2003 tot en met 2008 en/of tot afgifte van een bedrag van 390.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 99] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 30 oktober 2003 en/of 1 december 2008, althans met een datum in 2003 en/of 2008 en/of tot afgifte van een bedrag van 400.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
-[persoon 50] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 23 maart 2004 en/of 8 juni 2004 en/of 5 augustus 2004 en/of 1 oktober 2004 en/of 4 november 2004 en/of 14 mei 2007 en/of 20 maart 2008, althans met een datum in de jaren 2004 tot en met 2008 en/of tot afgifte van een bedrag van 460.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 72] e/v [persoon 71] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 8 juni 2004 en/of 5 oktober 2004 en/of 16 december 2004 en/of 28 december 2005, althans met een datum in 2004 en/of 2005 en/of tot afgifte van een bedrag van 20.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 121] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 31 juli 2003 en/of 4 februari 2005 en/of 2 oktober 2007, althans met een datum in 2003 en/of 2005 en/of 2007 en/of tot afgifte van een bedrag van 175.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 128] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met een datum in 2003 en/of tot afgifte van een bedrag van 15.000,- euro, althans enig geldbedrag, en/of;
- [persoon 7] tot het aangaan van een (of meer) (koop)overeenkomst(en) met datum 17 november 2005 en/of 5 december 2005 en/of 26 januari 2006, althans met een datum in 2005 en/of 2006 en/of tot afgifte van een bedrag van 325.000,- euro, althans enig geldbedrag,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s),- zakelijk weergegeven - telkens opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid - bedoelde personen via een prospectus en/of brochures (waaronder informatiebrochure(s) [B.V. 1] 2003 en/of 2004 en/of 2005/2006) en/of (een) website(s) (waaronder www.[B.V. 1].com) en/of advertenties en/of via tussenpersonen en/of door medewerker(s) en/of telefonisch en/of op andere wijze, benaderd en geïnteresseerd in beleggingen in Italiaanse (vakantie)appartementen (gebruiksrechten in een of meer appartement(en) gecombineerd met een verhuurcontract voor dat gebruiksrecht), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben voorgewend
( a) dat [B.V. 1] en/of [B.V. 1] groep sinds 1995 actief is/zijn als investeerder in vastgoed en projectontwikkeling en/of ruim 10 jaar ervaring heeft/hebben met vastgoedinvesteringen en projectontwikkeling in het buitenland en sinds 2001 in Noord Italië (2-OPV H2), en/of;
( b) dat [B.V. 1] en/of [B.V. 1] Italia s.r.l. in het jaar 2003 en/of voorafgaand aan het jaar 2003 appartementen (in Italië) in bezit had, althans daarin had geïnvesteerd (terwijl de eerste appartementen eerst in (september) 2004 in bezit van [B.V. 1] en/of [B.V. 1] Italia s.r.l. zijn gekomen) (2-OPV H3 en AH-024), en/of
( c) dat [B.V. 1] en/of [B.V. 1] Italië s.r.l. en/of [B.V. 3 a] in het jaar 2003 en/of voorafgaand aan het jaar 2003 huurinkomsten genereerde(n) (2-OPV H3 en AH-024), en/of
( d) dat [B.V. 1] en/of [B.V. 1] Italië s.r.l. in 2003 vier appartementen aan het [meer A] (bekend onder de naam [plaats 2] [meer A]) in Italië heeft/hebben aangekocht voor 549.000 euro en/of dat deze appartementen (vertegenwoordigende een marktwaarde van 610.000 euro) op 30 juni 2006 in bezit had(den) (terwijl die appartementen niet bestonden en/of niet opgeleverd waren en/of niet in eigendom verkregen waren en/of niet waren aangekocht en/of een (veel) lagere waarde/investering vertegenwoordigen) (2-OPV H4; AH-023 en AH-022), en/of;
( e) dat [B.V. 1] en/of [B.V. 1] Italië s.r.l. eigenaar is van (appartementen in) het [appartementencomplex B] (terwijl dit complex/die appartementen nimmer is/zijn geleverd en/of in eigendom is/zijn verkregen, althans niet was/waren geleverd en/of in eigendom was/waren verkregen op het moment verkoop van de gebruiksrechten), (2-OPV H5 en AH-061), en/of;
( f) (in ieder geval in de periode tot en met 14 juni 2004) dat de belegger/investeerder/inlegger bij het afsluiten van een bankgarantie bij ABN AMRO verzekerd was van (uit)betalingen (onder de noemer rendement) gedurende de gehele looptijd van het contract (2-OPV H6 en AH-063), en/of
( g) dat de belegger/investeerder/inlegger na afloop van de beleggingsperiode (van minimaal 5 en maximaal 10 jaar) gegarandeerd de inleg/het aankoopbedrag terug ontvangt (doordat [B.V. 1] de gebruiksrechten (onvoorwaardelijk) terugkoopt/doorverkoopt voor 100% en/of 75% van het aankoopbedrag), (2-OPV H7) en/of;
( h) dat (in het prospectus d.d. 30 juni 2006) op het moment van verkoop van de gebruiksrechten volgens een taxatie van 26 juni 2006 de 11 appartementen met garage in het project [appartementencomplex C] een (markt)waarde van 3.108.440 euro vertegenwoordigen (terwijl het opgemaakte taxatierapport d.d. 22 juni 2006 van [bedrijfsnaam 2] slechts betrekking heeft op 8 appartementen en 9 garages vertegenwoordigende een (markt)waarde van 1.777.638 euro) (4-OPV, par. 4.2 en 2-OPV H8), en/of;
( i) dat ontvangen gelden van inleggers/beleggers zouden worden geïnvesteerd in Italiaanse appartementen die (als vakantiewoningen) zouden worden verhuurd (terwijl slechts een klein gedeelte (tussen de 23 en 34% in de periode 2003 t/m 2008) van deze gelden daadwerkelijk werden geïnvesteerd, in ieder geval (veel) minder dan noodzakelijk was om de beloofde (huur)rendementen te realiseren en/of terwijl de ingelegde gelden (voor een groot deel) werden gebruikt als managementfee(s) en/of kosten en/of privé-uitgaven) (2-OPV H8 en H10 en H11; AH-023; AH-052; AH-052A en AH-025), en/of;
( j) dat de belegger/investeerder/inlegger een bedrag investeert (in een gebruiksrecht op een appartement, in het bezit van [B.V. 1], gecombineerd met een verhuurcontract voor dat gebruiksrecht met [B.V. 3 a]) dat jaarlijks gegarandeerd een huurrendement oplevert van 10% (of 8% tot 8,5% met een bankgarantie) (2-OPV H9), en/of;
( k) dat de belegger/investeerder/inlegger periodiek rendement uit de verhuur van de appartementen/het gebruiksrecht wordt betaald (terwijl dergelijke rendementen niet (volledig) werden behaald en/of ook niet (volledig) behaald konden worden en/of de rendementen werden betaald uit inleggelden) (2-OPV H9; AH-032;AH-035; AH-023 en AH-024), en/of;
( l) dat het prospectus d.d. 30 juni 2006 van 66 bladzijdes (D001.13/D211) zoals dat aan verschillende beleggers/investeerders/inleggers is gestuurd/gegeven door medewerker(s) van [B.V. 1] voorzien was van een Accountantsverklaring (d.d. 2 augustus 2006) (4-OPV, par. 4.2; 2-OPV H8; AH-020);
(artikel 326 jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
(1-OPV)
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 maart 2003 tot 1 juli 2005,
te Amsterdam en/of Arnhem, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) - al dan niet opzettelijk- buiten een besloten kring bij uitgifte
effecten, te weten
beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed, heeft aangeboden, danwel zodanige aanbieding via advertentie en/of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld aan (onder meer)
- [persoon 99] (voor een bedrag van in totaal 335.000 euro), en/of;
- [persoon 23] (voor een bedrag van in totaal 30.000 euro), en/of;
- [persoon 50] (voor een bedrag van in totaal 105.000 euro), en/of;
- [persoon 112] (voor een bedrag van in totaal 65.000 euro), en/of;
- [persoon 45] (voor een bedrag van in totaal 95.000 euro), en/of;
- [persoon 101] (voor een bedrag van in totaal 10.000 euro), en/of;
- [persoon 124] (voor een bedrag van in totaal 5.000 euro);
(art 3 lid 1 Wet toezicht effectenverkeer 1995 jo artikel 1 jo artikel 6 WED
jo artikel 51 Wetboek van Strafrecht)
en
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 juli 2005 tot 1 januari 2007,
te Amsterdam en/of Arnhem, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) -al dan niet opzettelijk-
effecten, te weten
beleggings- en/of investeringsproducten in onroerend goed, heeft aangeboden, danwel zodanige aanbieding via advertentie en/of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld, zonder dat terzake die aanbieding een prospectus algemeen verkrijgbaar was, aan (onder meer)
- [persoon 47] (voor een bedrag van in totaal 50.000 euro), en/of;
- [persoon 3] (voor een bedrag van in totaal 85.000 euro), en/of;
- [persoon 123] (voor een bedrag van in totaal 25.000 euro), en/of;
- [echtgenote van persoon 7] (voor een bedrag van in totaal 200.000 euro), en/of;
- [persoon 53] (voor een bedrag van in totaal 25.000 euro);
(art 3 lid 1 Wet toezicht effectenverkeer 1995 jo artikel 1 jo artikel 6 WED
jo artikel 51 Wetboek van Strafrecht)
en
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 12 mei 2009,
te Amsterdam en/of Arnhem, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) zonder een daartoe door de Autoriteit Financiele Markten verleende vergunning beleggingsobjecten aan te bieden of hebben/heeft aangeboden, danwel zodanige aanbieding via advertentie en/of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld aan (onder meer)
- [persoon 106] (voor een bedrag van in totaal 40.000 euro), en/of;
- [persoon 24] (voor een bedrag van in totaal 20.000 euro), en/of
- [persoon 125] (voor een bedrag van in totaal 15.000 euro), en/of;
- [persoon 50] (voor een bedrag van in totaal 105.000 euro), en/of;
- [persoon 11] (voor een bedrag van in totaal 45.000 euro), en/of;
- [persoon 126] (voor een bedrag van in totaal 100.000 euro), en/of;
- [persoon 129] (voor een bedrag van in totaal 10.000 euro);
(art 2:55 lid 1 Wet op het financieel toezicht 3 lid 1 jo artikel 1 jo artikel

6 WED jo artikel 51 Wetboek van Strafrecht)

Bijlage 2 bij het vonnis van [B.V. 1 a]
Vorderingen van de benadeelde partijen
Naam benadeelde partij Gevorderde materiële schade
[persoon 1] € 34.417,40
[persoon 2] € 15.000,-
[persoon 3] € 74.817,94
[persoon 4] € 40.000,-
[persoon 5] en [persoon 6] € 289.333,-
[persoon 7] € 282.870,26
[persoon 8] € 36.250,-
[persoon 9] € 97.667,02
[persoon 10] € 6.551,-
[persoon 11] € 45.357,95
[persoon 12] € 5.000,20
[persoon 13] € 117.875,-
[persoon 14] € 69.008,34
[persoon 15] € 11.875,-
[persoon 16] € 11.000,-
[persoon 17] € 46.666,72
[persoon 18] € 65.625,-
[persoon 19] € 79.333,44
[persoon 20] € 43.750,10
[persoon 21] € 41.333,34
[persoon 22] € 42.667,-
[persoon 23] € 13.500,-
[persoon 24] € 20.000,-
[persoon 25] € 324.000,-
[persoon 26] € 8.174,- en € 17.600,-
[persoon 27] € 6.000,-
[persoon 28] € 7.333,61
[persoon 29] € 35.336,
[persoon 30] € 45.005,-
[persoon 31] € 29.280,-
[persoon 32] € 56.000,- en € 80.000,-
[persoon 33] € 115.500,-
[persoon 34] € 46.460,-
[persoon 35] € 16.850,-
[persoon 36] € 16.250,54
[persoon 37] € 9.300,-
[persoon 38] € 50.000,-
[persoon 39] € 39.166,58
[persoon 40] € 41.654,80
[persoon 41] € 45.001,08
[persoon 42] € 42.917,-
[persoon 43] € 36.625,-
[persoon 44] € 33.000,-
[persoon 45] € 45.917,08
[persoon 46] en [persoon 47] € 34.334,50
[persoon 48] € 58.320,-
[persoon 49] € 49.291,68
[persoon 50] € 275.170,-
[persoon 51] € 49.291,68
[persoon 52] € 74.000,-
[persoon 53] € 16.711,-
[persoon 54] € 45.170,-
[persoon 55] € 41.000,-
[persoon 56] € 115.000,-
[persoon 57] € 58.625,08
[persoon 58] € 21.062,50
[persoon 59] € 37.750,-
[persoon 60] € 33.334,04
[persoon 61] € 33.683,-
[persoon 62] € 20.100,-
[persoon 63] € 17.450,-
[persoon 64] € 4.288,-
[persoon 65] € 19.790,85
[persoon 66] € 46.675,24
[persoon 67] € 36.667,60
[persoon 68] en [persoon 69] € 6.400,-
[persoon 70] € 43.333,44
[persoon 71] en [persoon 72] € 13.212,50
[persoon 73] € 130.000,-
[persoon 74] € 63.750,14
[persoon 75] en [persoon 76] € 120.435,69
[persoon 77] € 87.500,-
[persoon 78] € 6.700,-
[persoon 79] € 43.027,89
[persoon 80] € 48.583,36
[B.V. 4] € 167.500,13
[persoon 81] € 555.416,98
[persoon 82] € 288.390,35
[persoon 83] € 65.000,16
[persoon 84] € 34.000,-
[persoon 85] € 4.100,-
[persoon 86] € 57.958,81
[persoon 87] en [persoon 88] € 45.000,-
[persoon 89] € 6.625,-
[persoon 90] € 17.687,50
[persoon 91] € 15.218,-
[persoon 92] € 38.000,-
[persoon 93] € 41.600,-
[persoon 94] € 66.000,55
[persoon 95] eg. van [persoon 96] € 10.000,-
[persoon 97] € 117.292,13
[persoon 98] € 46.250,06
[persoon 99] € 222.500,01
[persoon 100] € 123.750,-
[persoon 101] € 3.416,93
[persoon 102] en [persoon 103] € 189.416,71
[persoon 104] € 27.125,-
[persoon 105] € 76.500,-
[persoon 106] € 42.841,78
[persoon 107] € 33.000,07
[persoon 108] € 123.667,-
[persoon 109] € 85.500,14
[persoon 110] € 57.876,-
[persoon 111] € 4.066,64
[persoon 112] € 34.245,25
[persoon 113] € 23.750,-
[persoon 114] € 45.417,-
[persoon 115] € 264.500,-
[persoon 116] € 85.000,06
[persoon 117] € 7.400,26
[persoon 118] € 38.333,52
[persoon 119] € 10.700,-
[persoon 120] € 42.000,-
[persoon 121] € 137.000,-
[persoon 122] € 49.646,16
Bijlage 3 bij het vonnis van [B.V. 1 a]
Toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen
Naam benadeelde partij Toegewezen materiële schade
[persoon 1] € 34.417,40
[persoon 2] € 5.784,-
[persoon 3] € 74.817,94
[persoon 4] € 5.578,-
[persoon 5] en [persoon 6] € 21.848,07
[persoon 7] € 225.000,33
[persoon 8] € 3.130,90
[persoon 9] € 16.206,01
[persoon 10] € 6.027,44
[persoon 11] € 45.357,95
[persoon 12] € 5.000,20
[persoon 13] € 117.875,-
[persoon 14] € 60.000,-
[persoon 15] € 11.875,-
[persoon 16] € 7.955,-
[persoon 17] € 44.166,76.
[persoon 18] € 65.625,-
[persoon 19] € 79.333,44
[persoon 20] € 43.333,44
[persoon 21] € 27.646,43
[persoon 22] € 42.667,-
[persoon 23] € 13.500,-
[persoon 24] € 20.000,-
[persoon 25] € 95.013,82
[persoon 26] € 25.774,-
[persoon 27] € 6.000,-
[persoon 28] € 6.167,26
[persoon 29] € 2.943,15
[persoon 30] € 29.986,04
[persoon 31] € 29.280,-
[persoon 32] € 136.000,-
[persoon 33] € 20.110,46
[persoon 34] € 46.460,-
[persoon 35] € 3.303,-
[persoon 36] € 11.358,86
[persoon 37] € 8.004,39
[persoon 38] € 48.229,20
[persoon 39] € 5.741,58
[persoon 40] € 6.799,80
[persoon 41] € 45.001,08
[persoon 42] € 42.917,-
[persoon 43] € 33.406,25
43) [persoon 44] € 1.188,85
43) [persoon 45] € 45.917,08
43) [persoon 46] en [persoon 47] € 2.657,47
43) [persoon 48] € 35.833,56
43) [persoon 49] € 48.937,52
43) [persoon 50] € 275.170,-
43) [persoon 51] € 48.937,52
43) [persoon 52] € 58.290,10
43) [persoon 53] € 14.892,55
43) [persoon 54] € 45.170,-
43) [persoon 55] € 12.074,04
43) [persoon 56] € 14.717,-
43) [persoon 57] € 58.625,08
43) [persoon 58] € 3.889,-
43) [persoon 59] € 4.934,48
43) [persoon 60] € 1.680,81
43) [persoon 61] € 2.305,12
43) [persoon 62] € 19.200,-
43) [persoon 63] € 17.450,-
43) [persoon 64] € 4.288,-
43) [persoon 65] € 15.872,04
43) [persoon 66] € 46.675,24
43) [persoon 67] € 1.619,90
43) [persoon 68] en [persoon 69] € 6.325,-
43) [persoon 70] € 8.723,76
43) [persoon 71] en M. [persoon 71]- [persoon 72] € 13.137,46
43) [persoon 73] € 24.927,-
43) [persoon 74] € 63.750,14
43) [persoon 75] en [persoon 76] € 120.435,69
43) [persoon 77] € 15.716,-
43) [persoon 78] € 4.502,-
43) [persoon 79] € 6.290,16
43) [persoon 80] € 48.583,36
43) [B.V. 4] € 167.500,13
43) [persoon 81] € 555.416,98
43) [persoon 82] € 152.881,96
43) [persoon 83] € 13.510,13
43) [persoon 84] € 6.887,-
43) [persoon 85] € 4.100,-
43) [persoon 86] € 57.958,81
43) [persoon 87] en [persoon 88] € 45.000,-
43) [persoon 89] € 6.625,-
43) [persoon 90] € 16.937,50
43) [persoon 91] € 12.455,27
43) [persoon 92] € 30.846,10
43) [persoon 93] € 3.378,68
43) [persoon 94] € 7.063,40
43) [persoon 95] eg. van [persoon 96] € 4.075,-
43) [persoon 97] € 22.529,41
92) [persoon 98] € 46.250,06
92) [persoon 99] € 222.500,01
92) [persoon 100] € 21.648,-
92) [persoon 101] € 2.280,26
92) [persoon 102] en [persoon 103] € 189.416,71
92) [persoon 104] € 17.367,-
92) [persoon 105] € 76.500,-
92) [persoon 106] € 42.841,78
92) [persoon 107] € 25.670,49
92) [persoon 108] € 123.667,-
92) [persoon 109] € 85.500,14
92) [persoon 110] € 8.723,44
92) [persoon 111] € 3.201,37
92) [persoon 112] € 32.125,40
92) [persoon 113] € 18.491,99
92) [persoon 114] € 45.417,-
92) [persoon 115] € 202.709,68
92) [persoon 116] € 85.000,06
92) [persoon 117] € 7.400,26
92) [persoon 118] € 11.290,08
92) [persoon 119] € 8.689,-
92) [persoon 120] € 42.000,-
92) [persoon 121] € 137.000,-
92) [persoon 122] € 49.646,16

Voetnoten

1.De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in de dossiers van de FIOD-ECD. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in de dossiers.
2.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamers van Koophandel van [B.V. 1] van 14 april 2010, pagina’s 0202 tot en met 0205. Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamers van Koophandel van [B.V. 2 a] van 14 april 2010, pagina’s 0206 tot en met 0208.
3.Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamers van Koophandel van [B.V. 3 a] van 14 april 2010, pagina’s 0211-0214.
4.Een geschrift, te weten een historisch uittreksel uit de Kamer van Koophandel Industrie Ambachten en Landbouw van Milaan, vertaling d.d. 4 april 2010, 1-RHV-022a, pagina’s 06260 tot en met 06269.
5.Een geschrift, te weten een historisch uittreksel uit de Kamer van Koophandel, Industrie Ambachten en Landbouw van Bolzano, vertaling d.d. 11 april 2010, 1-RHV-033a, pagina’s 06279 tot en met 06293.
6.Een geschrift, te weten een historisch uittreksel uit de Kamer van Koophandel Industrie Ambachten en Landbouw van Milaan, vertaling d.d. 13 april 2010, 1-RHV-035a, pagina’s 06329 tot en met 06336.
7.Een geschrift, te weten een uittreksel uit Handelsregister des Kantons Zug van [vennootschap 1] d.d. 17 april 2009, D-253, pagina 10353.
8.Een geschrift, te weten een aangifte van de AFM van 23 juli 2008, opgemaakt door prof [naam 3] en [naam 4] MA, D-001, pagina 7001
9.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 1] van 2003, D-326, pagina’s 10553 en 10554
10.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 1] van 2003, D-326, pagina’s 10553 en 10554
11.Een geschrift, te weten een aangifte van de AFM van 23 juli 2008, opgemaakt door prof [naam 3] en [naam 4] MA, D-001, pagina 7002.
12.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2004, D-001.4, pagina’s 71741 en 7177. Een geschrift, te weten een prospectus van [B.V. 1 a] van 30 juni 2006, D-001.13, pagina’s 7256 en 7257
13.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2005/2006, D-001.4, pagina’s 7178 en 7179. Een geschrift, te weten een uitdraai van de website van [B.V. 1].com van 21 september 2005, D-001.50, pagina’s 7937 en 7938
14.Proces-verbaal inzake de verhuur van appartementen door [B.V. 3 a], 1-AH-024a, pagina’s 1134 en 1135.
15.Proces-verbaal inzake de onroerend goed portefeuille van de [B.V. 1] Groep en de inleg van investeerders, 1-AH-23a, pagina 1115.
16.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 1] van 2003, D-326, pagina 10566
17.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2004, D-001.3, pagina 7086
18.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2005/2006, D-001.4, pagina 7184.
19.Geschriften, te weten uitdraaien van de website van [B.V. 1].com van 21 september 2005, 10 november 2005, 21 februari 2006, 23 mei 2006, 20 juni 2006, 7 augustus 2006, 26 november 2007, D-001.50, pagina’s 7935 tot en met 8023. Proces-verbaal van verhoor getuige[naam 5] d.d. 13 mei 2009, G04-01 pagina 4047.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige[naam 5] d.d. 13 mei 2009, G04-01 pagina 4047 en 4051. Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] d.d. 16 oktober 2009, G02-03, pagina’s 4024 en 4025. Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] d.d. 12 januari 2010, G21-01, pagina’s 4212 en 4213.
21.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 25] d.d. 1 december 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 3/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 25] d.d. 1 december 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 3/14, ongenummerd.
22.Geschriften, te weten twee koopovereenkomsten [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 109] d.d. 26 november 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12/14, ongenummerd. Geschriften, te weten twee huurovereenkomsten tussen [B.V. 3 a] en [persoon 109] d.d. 26 november 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12/14, ongenummerd.
23.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 74] d.d. 8 februari 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 74] d.d. 8 februari 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9
24.Geschrift, te weten twee koopovereenkomsten [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [B.V. 4] d.d. 24 april 2007 en 14 september 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9/14, ongenummerd. Geschrift, te weten twee huurovereenkomsten tussen [B.V. 3 a] en [B.V. 4] d.d. 24 april 2007 en 14 september 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9
25.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 81] d.d. 24 april 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 81] d.d. 24 april 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9
26.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 27] d.d. 4 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 3/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 27] d.d. 4 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 3/14, ongenummerd.
27.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 127] d.d. 5 mei 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3]. en [persoon 127] d.d. 5 mei 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9
28.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 82] d.d. 24 november 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 10/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 82] d.d. 24 november 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 10
29.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 99] d.d. 30 oktober 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 11/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3]. en [persoon 99] d.d. 30 oktober 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 11/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [A] tussen [B.V. 1] en [persoon 99] d.d. 1 december 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 11/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst [A] tussen [B.V. 3 a] en [persoon 99] d.d. 1 december 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 11
30.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 4 november 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 4 november 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Geschriften, te weten twee koopovereenkomsten tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 23 maart 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Geschriften, te weten twee huurovereenkomsten tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 23 maart 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 5 augustus 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 5 augustus 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 8 juni 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 8 juni 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Geschriften, te weten vier koopovereenkomsten tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 1 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Geschriften, te weten vier huurovereenkomsten tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 1 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 14 mei 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 14 mei 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 20 maart 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 20 maart 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd.
31.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 71] d.d. 5 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 8/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 71] d.d. 5 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 8
32.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 121] d.d. 31 juli 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 14/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3]. en [persoon 121] d.d. 31 juli 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 14
33.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 89] d.d. 4 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 10/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 89] d.d. 4 oktober 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 10
34.Geschriften, te weten twee koopovereenkomsten [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [echtgenote van persoon 7] en [persoon 7] d.d. 17 november 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 1/14, ongenummerd. Geschriften, te weten twee huurovereenkomsten tussen [B.V. 3 a] en [echtgenote van persoon 7] en [persoon 7] d.d. 17 november 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 1
35.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 23] d.d. 24 maart 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 3/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 23] d.d. 24 maart 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 3/14, ongenummerd.
36.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 112] d.d. 12 augustus 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 13/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3]. en [persoon 112] d.d. 12 augustus 2003, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 13
37.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 45] d.d. 5 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 5/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 45] d.d. 5 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 5
38.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 101] d.d. 12 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 11/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 101] d.d. 12 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 11
39.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 124] d.d. 5 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 124] d.d. 5 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12
40.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 47] d.d. 3 juli 2006, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 5/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst met bankgarantie tussen [B.V. 3 a] en [persoon 47] d.d. 3 juli 2006, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 5
41.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 3] d.d. 23 februari 2006, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 1/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 3] d.d. 23 februari 2006, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 1
42.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 123] d.d. 30 december 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 13/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 123] d.d. 30 december 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 13
43.Geschriften, te weten twee koopovereenkomsten [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 50] d.d. 21 december 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6/14, ongenummerd. Geschriften, te weten twee huurovereenkomsten tussen [B.V. 3 a] en [persoon 50] d.d. 21 december 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 6
44.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 106] d.d. 5 juli 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 106] d.d. 5 juli 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12
45.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 125] d.d. 14 september 2007, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 125] d.d. 14 september 2005, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 9
46.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 11] d.d. 25 maart 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 2/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 11] d.d. 25 maart 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 2
47.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst [product 2 b] tussen [B.V. 1] en [persoon 126] d.d. 11 maart 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 126] d.d. 11 maart 2008, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 12
48.Een geschrift, te weten een overzicht van inleggers en de gestorte bedragen, 1-AH-67A, pagina’s 1373 tot en met 1375.
49.Een geschrift, zijnde de aangifte van de AFM van 23 juli 2008, opgemaakt door prof [naam 3] en [naam 4] MA, D-001 pagina 7001 tot en met 7029 en een geschrift, te weten een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, Sector bestuursrecht, d.d. 24 februari 2009, reg.nr.: AWB 08/4862 BC-T2, D-030, pagina’s 9018 en 9021
50.Een geschrift, te weten een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, Sector bestuursrecht, d.d. 24 februari 2009, reg.nr.: AWB 08/4862 BC-T2, D-030, pagina’s 9018 en 9021
52.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2004, D-001.3, pagina 7073. Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2004, D-001.4, pagina 7171. Geschriften, te weten uitdraaien van de website van [B.V. 1].com van 21 september 2005 en 26 november 2007, D-001.50, pagina’s 7935 en 8020
53.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2004, D-001.4, pagina 7172. Een geschrift, te weten een prospectus van [B.V. 1 a] van 30 juni 2006, D-001.13, pagina 7254.
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [vader van medeverdachte 1] van 15 mei 2009, G-03-01, pagina 4039.
55.Proces-verbaal verhoor van verdachte [medeverdachte 1], V03-01, pagina 3115.
56.Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [B.V. 1] en [persoon 43] d.d. 4 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 5/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst tussen [B.V. 3 a] en [persoon 43] d.d. 4 oktober 2004, dossier Benadeelden Berekeningen, Map 5/14, ongenummerd. Een geschrift, te weten een overzicht van inleggers en de gestorte bedragen, 1-AH-67A, pagina 1373.
57.Proces-verbaal inzake appartementen [meer A], 1-AH-008, pagina’s 1056 en 1057.
58.Een proces-verbaal inzake appartementen [meer A], opgemaakt door [verbalisant] d.d.30 maart 2010, 1 AH 008, pag. 1058, 1059 en 1060.
59.Een geschrift, te weten de financial statements 2004 van [B.V. 3 b], tradename [B.V. 3 a], D-051, pagina 9340.
60.Proces-verbaal inzake de verhuur van appartementen door [B.V. 3 a], 1-AH-024, pagina 1138.
61.Een geschrift, te weten een brief van [medeverdachte 3]
62.Een geschrift, te weten een prospectus van [B.V. 1 a] van 30 juni 2006, D-001.13, pagina’s 7263 en 7264.
63.Een geschrift, te weten een overzicht van de woningen van [B.V. 1] Italia GMBH genaamd “Wohnungen der [B.V. 1] Italia GMB”, D-213, pagina 10179. Proces-verbaal van ambtshandeling inzake verkoop van drie appartementen [appartementencomplex C], 1-AH-051, pagina 1251.
64.Een geschrift, te weten een Schätzungsgutachten für die BP 554, [naam 8], Bp. 535,[naam 8] und Bp. 1312 [naam 9] van [bedrijfsnaam 2] d.d. 22 juni 2006, D-165, pagina 9906.
65.Proces-verbaal inzake [appartementencomplex B], 1-AH-061, pagina 1332.
66.Een geschrift, te weten een e-mail van [naam 10] aan [medeverdachte 1] d.d. 1 april 2009, D-345, pagina 10654
67.Proces-verbaal inzake de onroerend goed portefeuille van de [B.V. 1] Groep en de inleg van investeerders, 1-AH-023, pagina 1123. Proces-verbaal inzake bestedingen door, management fees van en onderlinge vorderingen en schulden van[B.V. 2 a], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], 1-AH-52, pagina 1254. Een geschrift, te weten een overzicht van inkomsten en uitgaven [B.V. 2 a] 2003-2008, 1-AH-052 A, pagina 1277.
68.Een geschrift, te weten een overzicht van de kosten voor paard [X] opgesteld aan de hand van de grootboekrekening R/C DGA van [B.V. 2 a], 1-AH-052B, pagina 1278. Een geschrift, te weten een grootboekoverzicht van [B.V. 2 a] d.d. 23 april 2009, D-100, pagina’s 9574 tot en met 9577.
69.Proces-verbaal inzake de verhuur van appartementen door [B.V. 3 a], 1-AH-24, pagina 1155
70.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 27] d.d. 15 mei 2009, GB-001, pagina 5006. Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 82] d.d. 14 mei 2009, GB-003, pagina 5018 en 5021. Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 25] d.d. 14 mei 2009, GB-008, pagina’s 5075, 5076 en 5078.
71.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2005/2006, D-001.4, pagina 7179
72.Verklaring van getuige [medeverdachte 3], zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2013. Proces-verbaal verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 4 december 2009, V05-06, pagina 3216. Een geschrift, te weten een brief van mr. R. Zilver gericht aan [medeverdachte 1] d.d. 19 oktober 2007, ongenummerd.
73.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 67] d.d.15 mei 2009, GB-011, pagina’s 5103 en 5104. Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 73] d.d. 15 mei 2009, GB-018, pagina 5176. Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 11] d.d. 2 juni 2009, GB-007, pagina 5070.
74.Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 1] van 2003, D-326, pagina’s 10554 en 10556 tot en met 10558. Een geschrift, te weten een brochure genaamd [product 2] van 2004, D-001.4, pagina’s 7077, 7079 en 7080. Geschriften, te weten uitdraaien van de website van [B.V. 1].com van 21 september 2005 en 10 november 2005, D-001.50, pagina’s 7937, 7938, 7949 en 7951.s
75.Geschrift, te weten belscripts 1 en 3, D-176, pagina 9956 en D-178, pagina 9959. Proces-verbaal van verhoor getuige [bedrijfsnaam 3] d.d. 13 mei 2009, pagina’s 4110 en 4113. Een geschrift, te weten een e-mail van [naam 12] aan[naam 5] d.d. 25 april 2007, D-001.34, pagina 7517. Een geschrift, te weten een uitdraai van de website van [website 1], D-001.39, pagina 7780. Een geschrift, te weten een uitdraai van de website [website 2] van 6 september 2007, D-001.41, pagina 7082.
76.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 82] d.d. 14 mei 2009, GB-003, pagina 5019. Proces-verbaal van verhoor van de aangever [persoon 72] d.d. 14 mei 2009, GB-006.1, pagina 5052. Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 25] d.d. 14 mei 2009, GB-008, pagina’s 5076 en 5078. Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 128] d.d. 26 augustus 2009, GB-026, pagina 5230.
77.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] d.d. 16 oktober 2009, G02-03, pagina’s 4025-4026. Proces-verbaal van verhoor van [naam 13] d.d. 13 mei 2009, G06-01, pagina 4069.
78.Verklaring van getuige [medeverdachte 3], zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2013.
79.Een geschrift, te weten een brief van [medeverdachte 1] aan de AFM d.d. 6 oktober 2005, D-001.3, pagina’s 7055 en 7056.
80.Een geschrift, te weten een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, Sector bestuursrecht, d.d. 24 februari 2009, reg.nr.: AWB 08/4862 BC-T2, D-030, pagina’s 9019 en 9020.
81.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 27] d.d. 15 mei 2009, GB-001, pagina 5002.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 128] d.d. 26 augustus 2009, GB-026, pagina’s 5231 en 5232. Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 121] d.d. 20 augustus 2009, GB-024, pagina’s 5216 en 5217. Proces-verbaal bevindingen met betrekking tot niet overgaan gegarandeerde terugbetaling aan drietal inleggers, 1-AH-034, pagina’s 1195 en 1196.
82.Proces-verbaal van verhoor aangever [persoon 72], GB-006.1, pagina 5052.
83.Proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 128] d.d. 26 augustus 2009, GB-026, pagina 5230.