ECLI:NL:RBAMS:2010:BO1532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 10.1128
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het verzoek tot wraking van rechters in een strafzaak

Op 22 oktober 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. A.M. Moszkowicz, tegen de rechters die belast waren met de behandeling van een strafzaak tegen hem. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechtbank om een getuige niet te horen, in strijd leek met de geldende jurisprudentie. De vrees van verzoeker dat deze beslissing getuigde van vooringenomenheid werd als begrijpelijk beschouwd, vooral gezien eerdere incidenten. De rechtbank had het verzoek van de verdediging om de getuige te horen niet direct afgewezen, maar had aangegeven dat zij hierover pas na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting zou beslissen. De wrakingskamer concludeerde dat deze beslissing, zonder nadere motivering, niet begrijpelijk was en dat er geen andere verklaring voor de beslissing kon zijn dan vooringenomenheid. Daarom werd het verzoek tot wraking toegewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en er werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen voorziening openstaat op grond van artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Zaaknummer HA RK 10.1128
Beschikking op het verzoek tot wraking ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[ ],
verzoeker tot wraking,
raadsman mr. A.M. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. [ ], [ ] en [ ], hierna: de rechters, leden van de strafkamer belast met de behandeling van een tegen verzoeker bij de rechtbank aanhangige strafzaak.
1. Verloop van de procedure
Ter zitting van 22 oktober 2010 heeft de raadsman namens verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechters gedaan.
De rechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2010, waar de rechtbank verzoeker, diens raadsman, en de officier van justitie heeft gehoord.
De rechters hebben een schriftelijke verklaring overgelegd die ter zitting is voorgelezen.
Verzoeker tot wraking heeft het laatste woord gevoerd.
Na behandeling ter zitting is na schorsing en hervatting meegedeeld dat de uitspraak wordt gedaan op 22 oktober om 16.00 uur.
Ter openbare zitting van 22 oktober 2010 is uitspraak gedaan.
Gronden van de beslissing
Grondslag voor het wrakingverzoek is, zo begrijpt de wrakingskamer, dat de rechtbank niet aanstonds heeft ingestemd met het verzoek van de verdediging de ter terechtzitting aanwezige getuige [ ] te horen met betrekking tot uitlatingen zoals weergegeven in een artikel in de Pers. Achtergrond van dat verzoek is, zo heeft de raadsman naar voren gebracht, dat het standpunt van de verdediging is dat de beschikking van het Hof die geleid heeft tot vervolging van verzoeker, getuigt van vooringenomenheid bij het Hof en dat die omstandigheid moet leiden tot niet ontvankelijkheid van de OM. De getuige zou kunnen verklaren omtrent uitlatingen van één van de leden van het Hof ten overstaan van de getuige waaruit van de vooringenomenheid van het Hof zou blijken, zodat die getuigenverklaring kan bijdragen aan de onderbouwing van het verweer, aldus de raadsman.
Uit de aan de wrakingskamer ter beschikking gestelde reactie van de rechtbank komt naar voren dat de rechtbank het verzoek niet zonder meer heeft afgewezen, maar dat over de vraag of zich de noodzaak van het horen van de getuige voordoet, zal worden besloten na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting.
Een beslissing om op een verzoek tot het horen van een getuige op een later tijdstip te beslissen moet worden aangemerkt als een beslissing om dat verzoek op dat moment af te wijzen. De wraking richt zich dus tegen de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [ ].
In beginsel kan de omstandigheid dat een rechter een beslissing neemt die een partij onwelgevallig is, geen grond zijn tot wraking van die rechter. Dat is slechts anders als die beslissing zo onbegrijpelijk is dat voor die beslissing redelijker wijze geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat zij voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter, of als de beslissing objectief gezien bij de verzoeker de gerechtvaardigde vrees heeft kunnen wekken dat de beslissing is ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoeker.
Naar vaste jurisprudentie van de HR (zie laatstelijk HR 1 april 2008, LJN BC6743) wordt een getuige die ter terechtzitting is medegebracht (waaronder ook moet worden verstaan een getuige die ter terechtzitting anderszins aanwezig is) gehoord, tenzij zich een van de omstandigheden als bedoeld in artikel 288 lid 1 onder b of c Sv voordoet. Kort gezegd als de gezondheid van de getuige bij het verhoor in het geding is, dan wel redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het niet horen van de getuige de verdachte in zijn verdediging niet wordt geschaad. Dat zich die omstandigheden voordeden kan uit de beslissing van de rechtbank niet worden afgeleid. In die zin is de beslissing, zonder nadere motivering, niet begrijpelijk.
De rechtbank heeft wel, door daarbij te overwegen dat zij na sluiting van het onderzoek in raadkamer zou onderzoeken of het horen van de getuige niet toch zou moeten, kenbaar gemaakt dat zij het horen de getuige niet zonder meer wilde afwijzen, zodat in die zin wel kan worden aangenomen dat de beslissing van rechtbank op dit punt niet door vooringenomenheid is ingegeven.
De beslissing van de rechtbank om de getuige niet te horen lijkt in strijd met de geldende jurisprudentie. Daarom vindt de wrakingskamer de vrees van verzoeker dat de beslissing van de rechtbank getuigt van een zeker mate van vooringenomenheid, ook in het licht van de eerdere incidenten, begrijpelijk.
In die omstandigheden dient het verzoek te worden toegewezen.
BESLISSING:
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking toe.
Aldus gegeven door mrs. G.H. Marcus, F. Salomon en Y.A.A.G. de Vries, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 22 oktober 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.