ECLI:NL:RBAMS:2014:5720
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- W.M.C. van den Berg
- K.D. van Ringen
- A.M. van den Linden-Kaajan
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in strafzaak wegens vermeende partijdigheid
In deze zaak heeft verzoeker, verdachte in een strafzaak, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die zijn zaak behandelen. Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat de beslissingen van de rechters zo onbegrijpelijk zijn dat er sprake is van zowel subjectieve als objectieve partijdigheid. Verzoeker stelt dat zijn recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM, is geschonden door de wijze waarop de rechters hebben beslist en gemotiveerd. De wrakingskamer heeft de procedure op 3 juli 2014 behandeld, waarbij de rechters, de raadsvrouw van verzoeker en de officier van justitie zijn gehoord. De rechters hebben aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet bedoeld is om onwelgevallige rechterlijke beslissingen ter discussie te stellen. Zelfs als een beslissing als onjuist wordt beschouwd, vormt dat op zichzelf geen grond voor de veronderstelling dat de betrokken rechter vooringenomen is. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissingen van de rechters, hoewel ze voor discussie vatbaar zijn, niet onbegrijpelijk zijn. De rechters hebben hun beslissingen gemotiveerd en er zijn geen feiten of omstandigheden aangetoond die wijzen op partijdigheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is. De beslissing is genomen door de rechters P.B. Martens, C.W.M. Giesen en C.W. Bianchi, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 juli 2014. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open volgens artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.