Conclusie
Nummer24/01985
Inleiding
”
Het eerste middel
niet relevant is voor de beoordeling van de vragen ex 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering”, heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de punten waarover zij kon verklaren in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor enige in zijn strafzaak te nemen beslissing, en dat de verdachte door afwijzing van het verzoek redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad.
Het tweede middel
dat de politieambtenaar die uitvoeringshandelingen verricht in het kader van de aanhouding van een verdachte werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als bedoeld in artikel 180 Sr (…). Bij de beoordeling of zich omstandigheden voordoen die tot het oordeel leiden dat de uitoefening van de bediening niet rechtmatig is, kan de strafrechter de noodzaak en proportionaliteit van het desbetreffende overheidsoptreden betrekken”, aldus oordeelde de Hoge Raad. [5]
bodycamwordt in het arrest niet vermeld, maar dat “
de politie zich tijdens het incident (…) ongepast heeft uitgelaten jegens de verdachte”, heeft ook het hof vastgesteld. Deze opmerking maakt naar het oordeel van het hof niet dat de verbalisanten vervolgens bij de aanhouding niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren. Dat is niet onbegrijpelijk. Het is immers niet zozeer het latere overheidsoptreden in het kader van de aanhouding van de verdachte waar de schoen wringt. Dat de opmerking van de verbalisant ongepast was en bovendien geenszins de-escalerend zal hebben gewerkt, staat buiten kijf; aan de rechtmatigheid van de bediening ten tijde van de aanhouding doet dat desalniettemin niet af. Ik merk nog op dat het hof de opmerking bij de strafoplegging ten gunste van de verdachte heeft meegewogen.