Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 28 december 2012 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op 6 mei 2009 reed ik in de auto op de rijksweg Al6 toen ik van de politie een stopteken kreeg. Ze vertelden mij dat ik geboeid moest worden. Daar was ik het niet mee eens en ik weigerde dan ook geboeid te worden. Toen ik zei dat ik niet geboeid wilde worden ben ik door de agenten vastgepakt. Ik heb mij daartegen verzet.
2. Een proces-verbaal van relaas d.d. 4 juli 2009 van het Korps Landelijke Politiediensten Verkeerspolitie met nr. 2009011918-9, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent en [verbalisant 2], brigadier. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 30 juni 2009, zagen wij verbalisanten, op Rijksweg A16, ter hoogte van toerit Hendrik-Ido-Ambacht een personenauto rijden. Toen ik, verbalisant [verbalisant 2], dit voertuig natrok, zag ik dat de houder van dit voertuig niet in het bezit was van een rijbewijs. Hierop gaf ik, verbalisant [verbalisant 2], een stopteken waaraan de bestuurder van dit voertuig voldeed. Ik, verbalisant [verbalisant 2], sprak de bestuurder van dit voertuig aan. Hij kon zich niet legitimeren en geen rijbewijs tonen. Het bleek mij, verbalisant [verbalisant 2], dat de bestuurder zich op geen enkele wijze kon legitimeren, waarop ik betrokkene aanhield ter zake de Wet op de identificatieplicht. Hierop fouilleerde ik, verbalisant [verbalisant 2], verdachte [verdachte] ter zake de veiligheid en trof ik in de kleding van verdachte een schroevendraaier en een schaar, welke onder omstandigheden als wapen gebruikt kunnen worden. Hierop vertelde ik, verbalisant [verbalisant 2], aan verdachte [verdachte] dat hij in verband met de veiligheid diende te worden vervoerd in handboeien naar het dichtstbijzijnde politiebureau. Hierop werd verdachte recalcitrant en weigerde medewerking. Bij ieder contact om de handboeien aan te leggen, trok verdachte [verdachte] zijn armen weg. Hierbij riep hij uit dat hij geen crimineel was en niet zou meewerken. Hierop kwam ik, verbalisant [verbalisant 1], bij verbalisant [verbalisant 2] en verdachte [verdachte] en zag dat de verdachte niet meewerkte aan het aanleggen van de handboeien en dat hij zijn armen wegtrok en zijn lichaam wegdraaide.
3. De verklaring van de getuige [verbalisant 2].
Deze getuige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2013 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op het moment dat wij zeiden dat hij geboeid zou gaan worden, werd de verdachte recalcitrant.
Mij wordt gevraagd hoe de communicatie met de verdachte is verlopen nu de verdachte Portugees spreekt. Ik denk dat de meneer die erbij was hem geprobeerd heeft tot kalmte te manen. Het zou kunnen dat die meneer heeft getolkt. Het kan zijn dat die andere meneer heeft geprobeerd het uit te leggen, want wij hebben een aantal keer uitgelegd waarom wij de verdachte wilden boeien, te weten voor onze en zijn veiligheid. Ik denk dat die meneer in het begin probeerde te vertalen.
Wij hebben allebei een behoorlijke surveillancetas en de achterbank staat behoorlijk vol. Als wij iemand hebben aangehouden dan moeten wij de auto ombouwen om ruimte te maken.
4. De verklaring van de getuige [verbalisant 1].
Deze getuige heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2013 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Wij reden op dat moment in onze Volvo V50 station. De achterbank ligt altijd vol met onze spullen. Op het moment dat wij iemand mee moeten nemen dan moeten we de auto verbouwen en de spullen verplaatsen. De verdachte wordt meestal op de rechterachterbank geplaatst en een collega neemt dan naast hem plaats. Ik denk niet dat wij de verdachte hadden geboeid als wij de schroevendraaier niet hadden aangetroffen.
Voor zover ik mij kan herinneren werden de schaar en de schroevendraaier in de broekzak van de verdachte aangetroffen. Volgens mij heeft mijn collega deze voorwerpen uit de broekzak van de verdachte gehaald."