ECLI:NL:PHR:2025:816

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
24/02215
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in poging tot verkrachting; beoordeling van betrouwbaarheid van verklaringen

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1960, in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot verkrachting. Het gerechtshof Amsterdam heeft hem echter veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij één middel van cassatie is voorgesteld. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van inconsistenties in haar verklaringen. De aangeefster had op 1 juli 2021 aangifte gedaan van verkrachting, waarbij zij gedetailleerd beschreef hoe de verdachte haar had vastgepakt, zoende en haar broek naar beneden trok. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als consistent en gedetailleerd beschouwd, ondersteund door forensisch bewijs. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar waren, mede door haar eerdere trauma's. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de poging tot verkrachting, ondanks het ontbreken van DNA van de verdachte in de vagina van de aangeefster. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld voor poging tot verkrachting, terwijl hij vrijgesproken is van de primair tenlastegelegde verkrachting.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/02215
Zitting9 september 2025
CONCLUSIE
P.H.P.H.M.C. van Kempen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 30 mei 2024 door het gerechtshof Amsterdam (parketnr. 23-000004-23) wegens "poging tot verkrachting”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook heeft het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Een en ander op de wijze zoals in het bestreden arrest is vermeld.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. D. Bektesevic, advocaat in Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Waar het in cassatie om gaat

2.1
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot verkrachting. Het hof is wel tot een bewezenverklaring van dit feit gekomen. In cassatie wordt geklaagd dat het hof de in de nadere bewijsoverweging voor het bewijs redengevend geachte feiten en omstandigheden niet met voldoende mate van nauwkeurigheid heeft aangeduid en evenmin het wettige bewijsmiddel heeft benoemd waaraan het die feiten en omstandigheden heeft ontleend.
2.2
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

3.Het middel

3.1
Het middel klaagt dat het hof zich in de nadere bewijsoverweging heeft beroepen op niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens en daarbij niet met voldoende mate van nauwkeurigheid die feiten en omstandigheden heeft aangeduid noch het wettige bewijsmiddel heeft aangegeven waaraan het die feiten en omstandigheden heeft ontleend. Meer in het bijzonder wordt geklaagd dat het hof in de nadere bewijsoverweging acht heeft geslagen op drie verklaringen van de aangeefster en (mede) daaruit concludeert dat zij consistente en (tot en met de aangifte) steeds gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd die gepaard gingen met zichtbare emoties, terwijl noch de consistentie noch de emoties met voldoende mate van nauwkeurigheid zijn aangeduid.
3.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 1 juli 2021 te [plaats] , gemeente [...] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid [benadeelde] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde]
- [benadeelde] in een kleine ruimte heeft geduwd, en
- tegen [benadeelde] heeft gezegd "nu is mijn kans, je bent nooit alleen", en
- met zijn armen de nek van [benadeelde] heeft omklemd, en
- [benadeelde] tegen een muur heeft geduwd en omgedraaid, en
- de broek en onderbroek van [benadeelde] naar beneden heeft getrokken, en
- de schaamstreek van [benadeelde] heeft betast, en
- zijn penis tegen de vagina van [benadeelde] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3.3
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1. Een proces-verbaal van aangifte van 2 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 17-25.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 juli 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[benadeelde]:
Ik wil aangifte doen van verkrachting tegen een man van wie ik niet de naam weet, maar wel weet hoe hij eruit ziet en van wie ik het telefoonnummer heb. Ik ken hem via zijn vrouw [betrokkene 1] . Zij hebben een organisatie die spulletjes naar [land] sturen voor weeskinderen. Het is gebeurd bij de speelgoedbank aan de [a-straat 1] in [plaats] , gemeente [...] . Het is gistermiddag
(het hof begrijpt: 1 juli 2021)gebeurd om 16:00 uur. Ik heb hem gebeld omdat we spullen over hadden en die hadden we klaar staan in een klein hok voor in het pand. Ik zit op de eerste verdieping dus hij wilde dan naar de speelgoedbank zelf maar ik had het dus in die kleine ruimte neergezet dus ik moest voor hem uit lopen om aan te wijzen waar het stond. Hij duwde me het hok in. Hij zegt: ‘nu is mijn kans, je bent nooit alleen.’ Toen begon hij me te zoenen. Dat wilde ik helemaal niet. Ik heb hem iedere keer proberen weg te duwen maar hij bleef iedere keer zijn mond op mijn mond houden en met zijn tong, maar hij pakte me aan mijn nek met zijn armen en toen duwde hij me andersom. Dat ik met mijn hoofd tegen de muur aan stond. Toen trok hij mijn broek omlaag en mijn onderbroek omlaag. Toen ging hij eerst met zijn vingers daarin. Iedere keer zeg ik dat ik niet wil en dat hij me met rust moet laten en dat ik op moet schieten dat ik moet werken. Hij zegt nee: ik denk dat je mij nooit hier meer alleen gaat laten komen. Dat dit zijn moment is en dat dit zijn kans is. Ik zei dat hij moest ophouden en moest stoppen. Hij ging me omdraaien, me weer zoenen en zijn broek losmaken. Iedere keer als hij me ging zoenen ging hij met zijn hand eraan en erin. En dan draaide hij me weer om en toen wilde hij iedere keer zijn piemel erin te stoppen. Hij wilde hem iedere keer erin stoppen. Maar ik kon niet wegkomen want hij duwde me iedere keer vast tegen de muur aan. Maar hij was zo sterk. Hij zegt: Nee ik wil erin, laat me nou gewoon erin. Ik zeg: Nee, laat me los. Maar hij bleef maar doorgaan. En toen op een gegeven moment pakte hij mijn hand en toen moest ik zijn piemel vasthouden en dat wilde ik gewoon niet. Ik voelde hem natuurlijk wel. Toen ging hij weer erin proberen te duwen. Ik zei niet doen ga er niet in, ik wil niet zwanger worden. Ik wil geen kinderen meer. Hij zei je krijgt geen kinderen. Eigenlijk is de situatie zo vaker over en weer gegaan, dan draaide hij me weer terug en dan ging hij me weer zoenen en dan wilde hij zijn vingers er weer in stoppen. Hij heeft me toen opnieuw tegen de muur aan geduwd en hij heeft me weer gezoend. Hij hield me tegen de muur aan en klemde me vast en met zijn andere hand was hij aan de onderkant aan mijn vagina aan het voelen. Hij probeerde elke keer opnieuw met zijn lul in mijn vagina te gaan. Hij stond achter me en deed zijn rechterarm over mijn rechterschouder naar mijn linkerschouder toe en pakte die helemaal om mijn nek.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2024.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb aangeefster [benadeelde] op 1 juli 2021 bij de speelgoedbank in [plaats] ontmoet om spullen op te halen. Ik liep met haar naar een kleinere ruimte.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 96-97.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisant:
De 112-melding die aangeefster [benadeelde] heeft gedaan bij de meldkamer van de politie-eenheid Noord-Holland is opgevraagd.
Te horen is dat meldster tijdens het gesprek zachtjes huilt.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 2 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 103-106.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belangen zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant/verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 2 juli 2021 verhoorden wij [getuige 1] . De getuige verklaarde:
[benadeelde]
(het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde] )belde mij gisteren in paniek op en vertelde dat ze aangerand cq verkracht was door een van de mensen die spullen bij haar komt ophalen bij de speelgoedbank. De man had haar geforceerd. De man pakte haar vast van achteren en ze was erg overstuur. Ik meen dat [benadeelde] mij om 16:30 uur belde via WhatsApp met videobellen. Ze was helemaal overstuur en ze was aan het huilen. Ze zei iemand heeft mij aangerand en bijna verkracht. Het kwam er in horten en stoten uit. Hij heeft ook gezegd “dit is mijn enige kans", omdat ze altijd haar kinderen bij zich heeft en nu was ze dus alleen. Ik moet er nu opeens aan denken dat [benadeelde] mij vannacht toen ze was thuisgekomen had verteld, dat de man haar van achteren had geprobeerd te penetreren.
5. Een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 9 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 73-75.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven,
als mededeling van verbalisant/verbalisanten (of één of meer van hen):
Betreft: forensisch onderzoek persoon [benadeelde]
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader
onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer: PL1100-2021 135672-78037
SIN: ZAAD2402NL
Spooromschrijving: Epitheel
Wijze veiligstellen: Bemonsterset
Datum/tijd veiligstellen: 1 juli 2021 om 22:30 uur
Plaats veiligstellen: Bemonstering van slachtoffer
Goednummer: PL1100-2021 135672-1275925
SIN: AAID2539NL
Object: Kleding (ondergoed)
6. Een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 4 juli 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 143-144.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisant:
Betreft: forensisch onderzoek persoon [verdachte]
Het volgende spoor werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer: PL1100-2021 135672-78048
SIN: ZAAD0157NL
Datum/tijd veiligstellen: 2 juli 2021 om 21:15 uur
Plaats veiligstellen: Verdachte
Bijzonderheden: 2x penis, 2x handen en nagels bemonsterd
7. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 augustus 2021, opgesteld door de deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA ing. M.J.W. Pouwels, doorgenummerde pagina’s 192-196.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
DNA-mengprofiel ZAAD2402NL#01
(lippen)is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde] en een willekeurige onbekende persoon.
8. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 november 2021, opgesteld door de deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA dr. P.A. Maaskant - van Wijk, doorgenummerde pagina’s 177-187.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
ZAAD0157NL#03(penis(top) verdachte)
DNA-mengprofiel ZAAD0157NL#03 is circa 23 duizend keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde] , verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
ZAAD0157NL#01 (topjes vingers rechterhand verdachte)
ZAAD0157NL#02 (topjes vingers linkerhand verdachte)
DNA-mengprofielen ZAAD0157NL#01en ZAAD0157NL#02 zijn elk meer dan 1 miljard, keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [benadeelde] , verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
9. Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 september 2023, betreffend aanvullend DNA-onderzoek, opgesteld door de deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA dr. L.H.J. Aarts, los dossierstuk.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
AAID2539NL#01 (buitenkant tailleband onderbroek, voorzijde)
Het verkregen DNA-mengprofiel van deze bemonstering kan verklaard worden door een bijdrage van DNA van zowel drie als vier personen. De berekening van de bewijskracht is daarom zowel uitgevoerd onder de aanname dat er drie, als onder de aanname dat er vier niet verwante personen DNA hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Tevens is aangenomen dat slachtoffer [benadeelde] één van de donoren is.
DNA-mengprofiel AAID2539NL#01 is, ongeacht of er drie of vier personen DNA hebben bijgedragen, ongeveer 60 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [benadeelde] , verdachte [verdachte] en één of twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van drie of vier willekeurige onbekende personen.
AAID2539NL#02 (binnenkant tailleband onderbroek, voorzijde)
Het verkregen DNA-mengprofiel van deze bemonstering kan verklaard worden door een bijdrage van DNA van zowel drie als vier personen. De berekening van de bewijskracht is daarom zowel uitgevoerd onder de aanname dat er drie, als onder de aanname dat er vier niet verwante personen DNA hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Tevens is aangenomen dat slachtoffer [benadeelde] één van de donoren is.
DNA-mengprofiel AAID2539NL#02 is, ongeacht of er drie of vier personen DNA hebben bijgedragen, meer dan 25 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [benadeelde] , verdachte [verdachte] en één of twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van drie of vier willekeurige onbekende personen.
10. Een geschrift betreffende forensisch onderzoek van 1 juli 2021, opgesteld door forensisch arts P. Bet, doorgenummerde pagina’s 76-93.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Set afgenomen bij: [benadeelde]
- Rode verkleuring bij hals.
- Schram op bil naast bilnaad.”
3.4
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het woord gevoerd aan de hand van zijn op schrift gestelde pleitnotities. Deze pleitnotities houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De verklaringen van de aangeefster dienen wat de verdediging betreft als ongeloofwaardig te worden beschouwd. Er is sprake van een (grote) inconsistentie in de afgelegde verklaringen van aangeefster.
Bij het eerste contact met de politie vertelt aangeefster, zo blijkt uit de 112-melding, dat iemand
geprobeerdheeft haar aan te randen. Hij heeft zijn handen niet thuis kunnen houden en "ik heb hem geprobeerd weg te duwen". Maar tegen een vriend zegt zij dat iemand haar
heeftaangerand en bijna heeft verkracht.
Als de verbalisanten er zijn, verklaart aangeefster dat ze werd gezoend en dat haar broek naar beneden werd getrokken en dat de man tegen haar aan stond en zei laat mij er in. Zij heeft de man weg kunnen duwen. Maar in het informatieve gesprek dat later plaatsvond was er opeens ook sprake van een tongzoen, die eerder niet werd vermeld, en verklaart aangeefster dat de man zijn vingers in de vagina deed en ook zijn penis. Ook dat was nog niet eerder gemeld.
En in de aangifte komt daar nog weer iets bij, namelijk dat de vingers van de man de hele tijd erin en eruit gingen en ook zijn penis.
Het is helder en overduidelijk dat de verklaring van de aangeefster steeds wordt gewijzigd en wordt uitgebreid. Het begint bij iemand die zijn handen niet heeft kunnen thuishouden en eindigt met een verkrachting waarbij en vingers en de penis van de man in de vrouw waren.
Het is niet te verklaren en in dit kader onbetrouwbaar dat de aangeefster met de politie belt en zegt dat iemand haar heeft geprobeerd aan te randen als zij verkracht zou zijn. Bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster verklaard dat zij 112 heeft gebeld en wel degelijk gezegd heeft dat ze verkracht is. Maar dat klopt helemaal niet. Het 112-gesprek is opgenomen en uitgewerkt. Ook dat is dus een onbetrouwbaar onderdeel van de verklaring van aangeefster.
Als iemand naar de feitelijke gebeurtenissen gevraagd wordt en dan telkens met een ander verhaal komt dan is dat niet consistent en niet betrouwbaar.
De verdachte daarentegen is er heel stellig en consequent over, de aangeefster heeft aangifte gedaan van gebeurtenissen die niet hebben plaatsgevonden.
Er is sprake van een valse aangifte.
Waarom zou de aangeefster dingen verklaren die niet gebeurd zijn? Dat is voor de verdachte uiteraard Het Grote Raadsel. Feit is dat in zedenzaken sprake kan zijn van een valse aangifte. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat aangiftes soms vals zijn. Motieven daarvoor zijn uiteenlopend maar in het geval van de aangeefster is het ook zeer goed voorstelbaar dat de verklaringen vals en onbetrouwbaar zijn omdat zij naar eigen zeggen veel trauma's heeft, voor 1 juli 2021 al. Ten tijde van de vermeende gebeurtenissen volgde zij ook traumabehandelingen. Kort voor de vermeende verkrachting had zij een EMDR-behandeling.
De trauma's die zij heeft meegemaakt zijn een poging tot verkrachting, een te jong overleden moeder, vierjaar lang huiselijk geweld, zij heeft een moordpoging overleefd en volgt EMDR-behandelingen. Iemand die zoveel trauma's heeft en een behandeling volgt waarbij het draait om herinneringen, is niet per definitie betrouwbaar en geloofwaardig als het gaat om herinneringen. EMDR geldt in de GGZ als een van de beste traumabehandelingen, maar kent wel een vervelend neveneffect: ze kan valse herinneringen wekken. Dat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.
Het heeft er alle schijn van dat niet alleen de beschrijving door aangeefster van de gebeurtenissen van 1 juli 2021 vals is, maar dat ook eerdere meldingen die aangeefster bij de politie heeft gedaan vals zijn. De aangeefster heeft in de 9 maanden voorafgaand aan de gebeurtenissen op 1 juli 2021 maar liefst 6-maal contact met de politie gehad over gebeurtenissen met buren, omwonenden en derden. Er is niet gebleken dat die meldingen betrouwbaar waren en op waarheid berusten. Voor zover bekend hebben die meldingen van aangeefster geen gevolg gekregen. Het is opvallend en afwijkend van de norm dat iemand zo vaak in een vermeende conflictsituatie terecht lijkt te komen. Er dienen grote vraagtekens geplaatst te worden bij de door de aangeefster beschreven gebeurtenissen. Anders gezegd bij iemand met de trauma's van de aangeefster dienen we zeer kritisch te zijn als het gaat om een beschrijving van gebeurtenissen uit het verleden.
Enorm belangrijk is verder dat de beschuldigingen van de aangeefster niet gesteund worden door objectieve gegevens. Ik kom daar zo dadelijk op terug, maar uit DNA-onderzoek blijkt wat de verdediging betreft klip en klaar dat wat de aangeefster verklaard heeft helemaal niet gebeurd kan zijn.
Verder ontbreekt ieder motief bij de verdachte, een man van destijds 61 jaar met een gelukkig huwelijk en een gezin, een baan en een stabiel leven en zonder strafblad.
In de schriftuur van het openbaar ministerie wordt betoogd dat de aangeefster consistent heeft verklaard en dat de verklaringen betrouwbaar zijn, en de verdediging acht dat in het licht van het zojuist betoogde, onbegrijpelijk.
De (tussen)conclusie van de verdediging is dat de verklaringen van de aangeefster als niet onbetrouwbaar en ongeloofwaardig moeten worden beschouwd en omdat er met die constatering geen bewijs is, dient de verdachte vrijgesproken te worden.
Bewijsminimum
[…]”
3.5
Het bestreden arrest houdt onder het kopje “Beoordeling van het bewijs” het volgende in:
“De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde verkrachting. De verklaringen van de aangeefster zijn betrouwbaar en worden ondersteund door de resultaten van het forensisch onderzoek en de waargenomen emoties bij de aangeefster kort na het feit.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Daartoe heeft hij betoogd dat de verklaringen van de aangeefster als ongeloofwaardig moeten worden beschouwd, nu haar verklaringen in grote mate inconsistenties bevatten en haar eerdere trauma’s wellicht doorwerken in haar verklaringen over dit feit. Daarnaast is niet voldaan aan het bewijsminimum omdat de verklaringen van de aangeefster niet worden ondersteund door ander bewijs. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat bij de aangeefster op relevante plekken géén DNA dat van de verdachte afkomstig kan zijn, is aangetroffen. Het op andere plekken aangetroffen DNA van de verdachte betreft geen sperma en kan worden verklaard door normaal contact of secundaire overdracht. Er is fysiek contact is geweest in de vorm van het geven van een knuffel en drie ‘begroetingszoenen'. De sporen op de onderbroek van de aangeefster kunnen worden verklaard door toiletbezoek, waarbij de aangeefster nadat zij de hand heeft geschud van de verdachte haar onderbroek heeft aangeraakt.
De verdachte heeft het feit stellig ontkend, volgens hem was de omgang gezellig en vriendschappelijk.
Het hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en overweegt daartoe het volgende.
De aangeefster heeft op 1 juli 2021 het noodnummer 112 gebeld en verklaard dat iemand haar heeft proberen aan te randen op haar werkplek in [plaats] . Tegenover de ter plaatse gekomen politieagenten heeft zij verklaard dat een man haar had vastgepakt, op haar mond heeft gezoend en haar heeft betast. Hij zou hebben gezegd ‘Nou ben je eindelijk alleen, dit is mijn kans.’. De aangeefster verklaarde hoe de verdachte haar omdraaide en tegen de muur duwde, haar zoende, hoe hij haar broek en slip naar beneden trok, haar schaamstreek betastte en dat ‘zijn ding’ tegen haar aankwam. Nog diezelfde dag heeft een 'informatief gesprek zeden’ plaatsgevonden, in welk gesprek aangeefster desgevraagd iets uitgebreider heeft verteld over wat er gebeurd was. Zij verklaarde daarbij onder meer dat de verdachte haar had vastgepakt, tegen de muur geduwd, zijn tong in haar mond had geduwd, zijn arm om haar hals heen had geslagen en haar stevig had tegengehouden. Hij had haar broek en onderbroek naar beneden getrokken, had haar hand op zijn blote harde penis gelegd en had geprobeerd met zijn penis in haar vagina te komen.
De volgende dag heeft zij aangifte gedaan. Daarbij heeft zij nog uitgebreider verklaard over de (seksuele) handelingen door de verdachte. Zij verklaarde daarbij onder meer dat hij haar met zijn armen aan haar nek pakte, haar andersom duwde zodat ze met haar hoofd tegen de muur aan stond, en toen haar broek en onderbroek omlaag trok.
Op 23 mei 2022 is zij ten overstaan van de rechter-commissaris gehoord als getuige.
Naar het oordeel van het hof heeft de aangeefster consistente en (tot en met haar daadwerkelijke aangifte) steeds gedetailleerdere verklaringen afgelegd, die gepaard gingen met zichtbare emoties bij de aangeefster. Ze heeft verklaard over concrete, specifieke gebeurtenissen. Zo verklaarde de aangeefster telkens over specifieke uitlatingen van de verdachte als: “Nou ben je eindelijk alleen en nu is mijn kans’.
Daar waar verschillen in de verklaringen zijn aan te merken, kan dat naar het oordeel van het hof worden verklaard door het verschillende karakter van de betreffende verklaringen. Zo is het doel van een zogeheten ‘informatief gesprek zeden’ niet om een volledige verklaring af te leggen over de gebeurtenissen, maar vooral om een aangeefster te informeren over de procedure. Ook van de verklaring van de aangeefster zoals weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2021 kan niet worden verwacht dat die al een complete weergave biedt van de gebeurtenissen.
In verband met de beoordeling van de betrouwbaarheid hecht het hof ook waarde aan de verklaring die is afgelegd door getuige [getuige 1] . Hij heeft verklaard dat de aangeefster, van wie hij een goede vriend is, hem op 1 juli 2021 rond 16:30 uur video-belde. Hij zag dat aangeefster erg overstuur was en dat zij aan het huilen was. De aangeefster vertelde hem met horten en stoten dat een man haar had aangerand en haar bijna had verkracht, dat hij zei dat dit zijn enige kans was omdat zij nu alleen was. De getuige heeft de aangeefster vervolgens geadviseerd om de politie te bellen, hetgeen zij daarna heeft gedaan. In de nacht van 1 op 2 juli had de aangeefster de getuige nogmaals gesproken en had zij hem verteld dat de verdachte haar van achteren had geprobeerd te penetreren. Het 112-gesprek is uitgewerkt en aan het dossier toegevoegd. Daaruit blijkt dat de aangeefster ook tijdens dit gesprek aan het huilen was. Het hof ziet in zowel de inhoud van de verklaring van de getuige als in de emotionele staat van de aangeefster tijdens het gesprek met haar vriend en het gesprek met de meldkamermedewerker, steun voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Forensische bevindingen
Op de dag van de vermeende verkrachting zijn het lichaam en de kleding van de aangeefster op verschillende plekken onderzocht en bemonsterd en zijn sporen(dragers) veiliggesteld. Ruim een dag na de gestelde seksuele handelingen is ook bij de verdachte medisch onderzoek verricht en zijn bemonsteringen afgenomen bij de verdachte. Uit die onderzoeken volgt dat:
i) In de bemonsteringen van en om de vagina, tussen schaamlippen, ingang vagina, in vagina halverwege en diep vaginaal geen spermacellen zijn waargenomen en is alleen DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer zelf;
ii) In de bemonstering van de lippen van het slachtoffer DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte, met een bewijskracht van meer dan 1 miljard;
iii) In de bemonsteringen van de vingertoppen aan de beide handen van de verdachte DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer, met een bewijskracht van meer dan 1 miljard;
iv) In de bemonsteringen van de penistop van de verdachte DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer, met een bewijskracht van circa 23.000;
v) In de bemonstering van de binnenkant van de tailleband van de onderbroek van het slachtoffer
DNA is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte, met een bewijskracht van meer dan 25 miljoen;
vi) Bij de aangeefster een rode verkleuring in de hals en een schram op haar bil naast haar bilnaad waren waar te nemen.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Het hof spreekt de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde verkrachting. Daartoe overweegt het hof dat op grond van het dossier niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is van seksueel binnendringen, onder meer nu uit het forensisch onderzoek blijkt dat er in en om de vagina van de aangeefster geen DNA is aangetroffen van de verdachte.
Veroordeling subsidiair tenlastegelegde
Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot verkrachting van de aangeefster en overweegt daartoe als volgt.
Het hof concludeert op basis van de forensische bevindingen dat er DNA van de verdachte is aangetroffen op de lippen van de aangeefster en aan de binnenzijde van de onderbroek van de aangeefster, Daarnaast leidt het hof uit de bevindingen af dat de verdachte DNA van de aangeefster op zijn vingertoppen en op zijn penistop had. Deze bevindingen passen goed in de verklaring van de aangeefster dat de verdachte zijn penis in haar vagina wilde duwen en zijn vingers in haar vagina wilde stoppen, en aanzienlijk minder goed in de verklaring van de verdachte, dat sprake zou zijn van secundaire overdracht. Het hof acht het scenario dat de DNA-sporen op die verschillende plekken (penistop, buitenkant en binnenkant van de voorkant van de tailleband van de onderbroek van de aangeefster) alle via secundaire overdracht daar terecht zijn gekomen, onaannemelijk. Dit terwijl ook de overige onderzoeksbevindingen, zoals de verkleuring in de hals van de aangeefster en de schram op haar bil, passen in het scenario van de aangeefster. Daarnaast passen ook de eerder genoemde emoties bij de aangeefster wel in het scenario van de aangeefster, en niet in het scenario van de verdachte.
Het hof is dan ook van oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor poging tot verkrachting.”
3.6
De toelichting op het middel houdt in dat het hof drie verklaringen van de aangeefster – haar verklaringen in de 112-melding, tijdens het informatief gesprek zeden en bij de rechter-commissaris – redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring, nu het hof in meervoudsvorm overweegt dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs. Volgens de steller van het middel valt daaruit bezwaarlijk iets anders af te leiden dan dat het hof die verklaringen, of delen daarvan, redengevend voor het bewijs heeft geacht. Dat het hof deze verklaringen bespreekt onder het kopje “Betrouwbaarheid” doet daar volgens de steller van het middel niet aan af, omdat dit niet bepalend kan zijn voor de beantwoording van de vraag of het hof de verklaringen de facto voor het bewijs heeft gebezigd of dat de overwegingen slechts in de sleutel van de verwerping van een betrouwbaarheidsverweer dienen te worden geplaatst. Bovendien zou het een het ander ook niet uitsluiten. Het hof had de uit de verklaringen van de aangeefster afgeleide consistentie en emoties nader moeten duiden, temeer nu de (in)consistentie van de diverse verklaringen in deze zaak voor de verdediging het springende punt is geweest. Er zou (mede) daarom een belang bij cassatie bestaan.
3.7
Het volgende moet bij de beoordeling van dit middel worden vooropgesteld. Als het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich zo - al dan niet in reactie op een bewijsverweer – beroept op bepaalde gegevens die niet in de bewijsmiddelen zijn vermeld, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. [1] Dit kader geldt echter niet voor feiten en/of omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een weerlegging van verweren inzake de betrouwbaarheid van het gebezigde bewijsmateriaal. [2] Verder geldt dat in gevallen waarin niet alle redengevende feiten of omstandigheden kunnen worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen en evenmin met voldoende mate van nauwkeurigheid het wettige bewijsmiddel is aangegeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend, het verhandelde ter terechtzitting – waaronder begrepen de inhoud van de aldaar voorgehouden stukken van het dossier alsmede hetgeen aldaar naar voren is gebracht – aanleiding kan zijn voor het oordeel dat een nieuwe behandeling van de zaak niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de bewezenverklaring zal leiden, zodat de verdachte in cassatie niet een voldoende in rechte te respecteren belang heeft bij zijn klacht over de toereikendheid van de bewijsvoering. [3]
3.8
Uit het onder 3.4 weergegeven pleidooi blijkt dat de verdediging in hoger beroep met betrekking tot de door de aangeefster afgelegde verklaringen verweer heeft gevoerd. Volgens de verdediging is sprake van een (grote) inconsistentie in de door de aangeefster afgelegde verklaringen. Daarbij worden de door de aangeefster afgelegde verklaringen in chronologische volgorde besproken en wordt gesteld dat de verklaringen steeds worden gewijzigd en uitgebreid: van het door de verdachte niet thuis kunnen houden van zijn handen (112-melding) tot een verkrachting waarbij vingers en penis zijn gebruikt (aangifte). Ook zou de door de aangeefster bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring dat zij tijdens het 112-gesprek gezegd zou hebben dat zij verkracht zou zijn niet kloppen, nu daarvan niet blijkt uit de opname van dat gesprek. In de visie van de verdediging is sprake van een valse aangifte die mogelijk kan worden verklaard door de vele trauma’s die de aangeefster heeft. De verdachte zou van het ten laste gelegde moeten worden vrijgesproken omdat de verklaringen onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en omdat objectief steunbewijs ontbreekt.
3.9
Het hof, dat genoemd verweer niet onbegrijpelijk heeft opgevat als een betrouwbaarheidsverweer, gaat in het bestreden arrest uitgebreid in op de betrouwbaarheid van de door de aangeefster afgelegde verklaringen die door de verdediging worden betwist. Het hof geeft de inhoud van de door de aangeefster tot en met haar aangifte afgelegde verklaringen weer en komt tot de slotsom dat de aangeefster consistente en (tot en met haar aangifte) steeds gedetailleerdere verklaringen heeft afgelegd, waarin over concrete, specifieke gebeurtenissen is verklaard.
3.1
Volgens het hof kunnen de verschillen in de verklaringen worden verklaard door het verschillende karakter van de betreffende verklaringen: in de loop van het onderzoek steeds uitgebreider en meer gedetailleerd. Verder weegt het hof bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster nog mee dat getuige [getuige 1] – dat is degene die de aangeefster heeft geadviseerd om de politie te bellen – in een video-telefoongesprek met de aangeefster van haar hoorde dat zij bijna verkracht zou zijn en dat hij zag dat de aangeefster overstuur was en aan het huilen was (bewijsmiddel 4) en tevens dat uit het 112-gesprek blijkt dat de aangeefster tijdens dit gesprek aan het huilen was (bewijsmiddel 3). Volgens het hof geven de door de getuige [getuige 1] afgelegde verklaring en de emotionele staat van de aangeefster in haar gesprekken met [getuige 1] en de meldkamer “steun voor de betrouwbaarheid van de door de aangeefster afgelegde verklaringen”. Het hof concludeert dat de verklaringen van de aangeefster, waarvan de betrouwbaarheid door de verdediging is betwist, betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs. Naast de hiervoor genoemde 112-melding, voor zover betrekking hebbend op de emotionele staat van de aangeefster, en de getuigenverklaring van getuige [getuige 1] , bezigt het hof van de door de aangeefster afgelegde verklaringen alleen de meest gedetailleerde (de aangifte) voor het bewijs (bewijsmiddel 1).
3.11
Mijns inziens is er geen grond voor de conclusie dat het hof (onderdelen van) de niet voor het bewijs gebezigde verklaringen van de aangeefster, zoals daarvan blijkt uit de 112-melding, het gesprek met de politie ter plaatse, het informatief gesprek zeden en het verhoor bij de rechter-commissaris, redengevend heeft geacht voor het bewijs. Dat volgt in elk geval niet uit de overweging van het hof dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs. Die overweging betreft louter de conclusie van ’s hofs beoordeling van de betrouwbaarheid van de door de verdediging betwiste verklaringen van de aangeefster, terwijl ’s hofs oordeel over de consistentie van de verklaringen ook enkel in dat verband staat en moet worden bezien. Een op voorhand belangrijke indicatie dat dit het geval is en dat het hof het zo ook heeft bedoeld, is dat het hof die beoordeling in het arrest onder het kopje “Betrouwbaarheid” uiteen heeft gezet. Bovendien blijkt het ook uit de inhoud van de beoordeling. Overigens heeft het hof de consistentie van de door de aangeefster tot en met haar aangifte afgelegde verklaringen in voldoende mate kunnen afleiden uit de in de onder 3.5 weergegeven inhoud van die verklaringen. In drie van de vier verklaringen wordt immers gesproken over vastpakken, tegen een muur duwen, zoenen, broek en slip naar beneden trekken, terwijl in twee van de vier verklaringen – en in de als bewijsmiddel 1 gebezigde aangifte waar het hof naar verwijst – ook nog wordt gesproken over het betasten van de schaamstreek, het aanraken van het geslachtsdeel van de verdachte en het door het geslachtsdeel van de verdachte worden aangeraakt.
3.12
De omstandigheid dat de verklaringen gepaard gingen met zichtbare emoties bij de aangeefster is door het hof aangemerkt als steunbewijs voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster. Dit betreft een omstandigheid die ten grondslag is gelegd aan de weerlegging van het gevoerde betrouwbaarheidsverweer, waarop het onder 3.7 genoemde kader geen betrekking heeft. Overigens heeft het hof deze omstandigheid klaarblijkelijk afgeleid uit het voor het bewijs gebezigde 112-gesprek en de verklaring van de getuige [getuige 1] (bewijsmiddelen 3 en 4) en niet uit de door de steller van het middel genoemde verklaringen van de aangeefster. [4]
3.13
Het hof heeft het door de verdediging gevoerde betrouwbaarheidsverweer op niet onbegrijpelijke wijze en toereikend gemotiveerd verworpen. Ook overigens is ’s hofs oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor poging tot verkrachting niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
3.14
Het middel faalt.

4.Afronding

4.1
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.2
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie bijv. HR 23 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:46, HR 1 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:109,
2.Zie HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858,
3.HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:202, r.o. 2.3.3. De Hoge Raad merkt daarin verder op dat in dergelijke gevallen zo een klacht kan worden afgedaan met toepassing van art. 81 lid 1 RO of, indien het beroep in cassatie uitsluitend deze klacht bevat, met toepassing van art. 80a RO (vgl. HR 2 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5960,
4.Een blik achter de papieren muur leert dat de processen-verbaal van het informatief gesprek zeden en de aangifte niets inhouden over (zichtbare) emoties bij de aangeefster. Uit het verslag van de verbalisanten die ter plaatse kwamen blijkt dat de aangeefster erg gespannen c.q. zenuwachtig was en dat het even duurde voordat zij iets kon zeggen (dossierpagina 6).