ECLI:NL:PHR:2025:797

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
24/02184
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan ontvoering van een minderjarige en onttrekking aan het gezag

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1962, veroordeeld voor medeplichtigheid aan de ontvoering van een tweejarig meisje en de onttrekking aan het gezag van haar moeder. De ontvoering vond plaats op 29 september 2016, waarbij de vader van het meisje, woonachtig in India, de hulp inriep van verschillende medeverdachten, waaronder de verdachte. De verdachte voerde observaties uit van de moeder en het kind, zonder op de hoogte te zijn van het uiteindelijke doel van de ontvoering. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft beslissingen genomen over schadevergoedingen aan benadeelde partijen. De verdachte heeft cassatie aangetekend, waarbij verschillende middelen zijn ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de kans dat zijn observaties zouden bijdragen aan de ontvoering. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, waarbij de samenhang met andere zaken is benadrukt.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer24/02184

Zitting15 juli 2025
CONCLUSIE
M.E. van Wees
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte.

Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 13 mei 2024 door het gerechtshof Amsterdam [1] wegens 1. (subsidiair) “medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden” en 2. (subsidiair) “medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl geweld is gebezigd en de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarnaast beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en in dat kader een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 24/01916, 24/01953, 24/02069 en 24/02019. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en P. van Dongen, advocaat in Amsterdam, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.

De zaak in het kort

2.1
Uit de vaststellingen van het hof komt het volgende naar voren. Op 29 september 2016 is de destijds tweejarige [het kind] ontvoerd uit de woning van haar oma in [plaats] . De ontvoering was zorgvuldig voorbereid door de in India woonachtige vader van [het kind] (24/02069). Hij had daartoe de hulp ingeroepen van een groot aantal personen, waaronder medeverdachten [medeverdachte 1] (24/01916) en [medeverdachte 2] (24/01953). [medeverdachte 2] heeft op zijn beurt onder andere een observatie-opdracht aan de verdachte verstrekt. Van de resultaten van de observaties werd door de verdachte aan [medeverdachte 2] verslag gedaan en deze resultaten werden – tezamen met het verdere plan van aanpak – besproken tijdens daartoe georganiseerde bijeenkomsten.
2.2
Kort nadat op de ochtend van 29 september 2016 door de verdachte aan [medeverdachte 2] werd gemeld dat de moeder van [het kind] de betreffende woning had verlaten, is [het kind] door medeverdachte [medeverdachte 3] (24/02019) en twee andere medeverdachten uit de woning gehaald. Laatstgenoemden hebben [het kind] vervolgens naar een ophaalpunt in [plaats] gebracht, waar haar vader haar stond op te wachten. Vanaf dat ophaalpunt heeft [medeverdachte 2] [het kind] en haar vader naar zijn woning in Duitsland gereden, waarna de vader van [het kind] haar naar India heeft meegenomen. Ten tijde van het wijzen van het bestreden arrest verbleef [het kind] daar nog altijd.
De middelen en de bespreking daarvan samengevat
2.3
In de schriftuur wordt geklaagd dat de verdachte niet wist dat de door hem uitgevoerde observaties tot doel hadden om [het kind] naar India te ontvoeren en haar (daarmee) aan het gezag van haar moeder te onttrekken (middel 3). De verdachte zou daarom geen (voorwaardelijk) opzet hebben gehad op die feiten. Hierna onder 5.1 – 5.7 licht ik toe dat het hof, naar ik meen, wel tot dat oordeel heeft kunnen komen, in het bijzonder gelet op zijn vaststellingen over de omstandigheden waaronder de observaties zijn uitgevoerd en over hetgeen de verdachte daaromtrent (in ieder geval) (wel) wist.
2.4
Verder wordt geklaagd dat het hof bewezen heeft verklaard dat de verdachte bij “meerdere” bijeenkomsten aanwezig is geweest, terwijl uit de bewijsvoering slechts zou kunnen volgen dat de verdachte – binnen de bewezenverklaarde periode – bij één bijeenkomst aanwezig is geweest (middel 2). Dat onderdeel van de bewezenverklaring acht ik van zodanig ondergeschikte betekenis voor de bewezenverklaring als geheel dat het middel mijns inziens niet tot cassatie leidt (zie hierna onder 4.1 en 4.2).
2.5
Ten slotte wordt geklaagd dat het hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten (middel 1). Daartoe wordt aangevoerd dat het hof de aanvangsdatum van het ten laste gelegde feit in zijn bewezenverklaring heeft gewijzigd naar een eerdere datum en daarnaast een strafverzwarende omstandigheid bewezen heeft verklaard die niet (op die plek) in de tenlastelegging was opgenomen. Ook dat middel faalt volgens mij (zie hierna onder 3.1 – 3.14), mede gelet op de wijze waarop het hof zijn oordeel heeft gemotiveerd. Bovendien blijkt dat de verdediging zich ter zitting over de betreffende onderdelen heeft kunnen uitlaten en dat zij dat ook heeft gedaan, zodat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad.

Het eerste middel

3.1
Het middel klaagt als gezegd dat het hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten doordat het i) ten aanzien van de feiten 1 en 2 een andere periode bewezen heeft verklaard dan ten laste is gelegd en ii) ten aanzien van feit 2 een strafverzwarende omstandigheid bewezen heeft verklaard die niet ten laste is gelegd.
3.2
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat (cursiveringen van mij, MvW):
“1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 september 2016 tot en met 18 oktober 2016 in Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige (beneden de twaalf jaar oud), te weten [het kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet
- zich met een stroomstootwapen (taser) en/of een of meerdere tie wrap(s), naar de/een woning begeven alwaar [het kind] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] zich bevond(en) en/of
- zich (vervolgens) toegang verschaft tot de woning en/of
- [het kind] uit de armen van [benadeelde 1] getrokken en/of gehaald en/of
- (vervolgens) gedreigd met voornoemd stroomstootwapen (taser) door dit stroomstootwapen (taser) in de richting te houden van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) aanwezig in die woning en/of
- (vervolgens) [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] vastgepakt en/of geslagen (met die taser) en/of bedreigd en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van die [benadeelde 2] gehouden en/of
- (vervolgens) toen en daar voornoemde [het kind] meegenomen uit de woning en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van [benadeelde 4] gehouden en/of
- (vervolgens) voornoemde [het kind] in de auto geplaatst en/of
- (vervolgens) voornoemde [het kind] naar de woning van [betrokkene 1] , althans, naar een andere locatie (in het buitenland) overgebracht/vervoerd;
Subsidiair:
[betrokkene 5] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2]
en/of [betrokkene 3] en/of een of meer andere(n) op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 17 september 2016 tot en met 18 oktober 2016 in Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige (beneden de twaalf jaar oud), te weten [het kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij/zij en/of een of meer andere mededader(s) met dat opzet
- zich met een stroomstootwapen (taser) en/of een of meerdere tie wrap(s), naar de/een woning begeven alwaar [het kind] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] zich bevond(en) en/of
- zich (vervolgens) toegang verschaft tot de woning en/of
- [het kind] uit de armen van [benadeelde 1] getrokken en/of gehaald en/of
- (vervolgens) gedreigd met voornoemd stroomstootwapen (taser) door dit stroomstootwapen (taser) in de richting te houden van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) aanwezig in die woning en/of
- (vervolgens) [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] vastgepakt en/of geslagen (met die taser) en/of bedreigd en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van die [benadeelde 2] gehouden en/of
- (vervolgens) toen en daar voornoemde [het kind] meegenomen uit de woning en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van [benadeelde 4] gehouden en/of
- (vervolgens) voornoemde [het kind] in de auto geplaatst en/of
- (vervolgens) voornoemde [het kind] naar de woning van [betrokkene 1] , althans naar een andere locatie (in het buitenland)overgebracht/vervoerd;
- (dagelijks) (telefonisch) contact met [medeverdachte 4] onderhouden/gehad, zijnde de vader van [het kind] ;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
29 september 2016tot en met 18 oktober 2016 in Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- een of meerdere observatie(s) heeft uitgevoerd bij de woning en/of school, althans in de directe omgeving, van [het kind] en/of haar moeder [benadeelde 3] en/of
- een of meerdere schriftelijke verslag(en) van voornoemde observatie(s) aan zijn mededader(s) heeft verstrekt en/of
- deel te nemen en/of aanwezig te zijn bij een of meerdere ontmoetingen/besprekingen met een of meer medeverdachten, waarbij informatie is gegeven en/of verkregen en/of verstrekt over [benadeelde 3] en/of [het kind] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- op 29 september 2016 (in de ochtend) (concrete) informatie over de bewegingen van [benadeelde 3] door te geven aan medeverdachte(n) en/of
- op 29 september 2016 (in de ochtend) een sms-bericht heeft gestuurd aan [medeverdachte 2] teneinde het sein ‘go’ te geven.
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 september 2016 tot en met 28 maart 2019 in Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt, te weten [het kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, heeft/hebben onttrokken aan het wettig over voornoemde minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over voornoemde minderjarige uitoefende, te weten [benadeelde 3] (de moeder), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (in strijd met de afspraken en/of zonder medeweten en/of toestemming van [benadeelde 3] ), toen en daar, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen die minderjarige meegenomen naar Duitsland en/of India (en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van die [benadeelde 3] gebracht en/of gehouden
en heeft/hebben hij/zij daarbij geweld en/of bedreiging met geweld gebezigd, immers heeft/hebben hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- zich toegang verschaft tot de woning waar die [het kind] verbleef en/of
- [het kind] uit de armen van [benadeelde 1] getrokken en/of gehaald en/of
- (vervolgens) heeft/hebben gedreigd met een stroomstootwapen (taser) door dat stroomstootwapen (taser) in de richting te houden van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- (vervolgens) [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] vastgepakt en/of geslagen (met dat stroomstootwapen) en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van die [benadeelde 2] gehouden en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van [benadeelde 4] gehouden en/of
- met de minderjarige de woning verlaten;
Subsidiair:
[betrokkene 5] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere mededader(s) op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 september 2016 tot en met 28 maart 2019 in Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige (beneden de twaalf jaar oud), te weten [het kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, te onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag, te weten [benadeelde 3] (de moeder) en/of aan het opzicht van degene, die dit bevoegde gezag over haar uitoefende, immers heeft/hebben die [betrokkene 5] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere mededader(s) met dat opzet
- zich toegang verschaft tot de woning waar die [het kind] verbleef en/of
- [het kind] uit de armen van [benadeelde 1] getrokken en/of gehaald en/of
- (vervolgens) heeft/hebben gedreigd met een stroomstootwapen (taser) door dat stroomstootwapen (taser) in de richting te houden van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of
- (vervolgens) [benadeelde 1] /of [benadeelde 2] vastgepakt en/of geslagen (met dat stroomstootwapen) en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van die [benadeelde 2] gehouden en/of
- dat stroomstootwapen (taser) tegen het lichaam van [benadeelde 4] gehouden en/of
- met de minderjarige de woning verlaten;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
29 september 2016tot en met 18 oktober 2016 in Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in Duitsland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door tezamen met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- een observatie(s) uit te voeren bij de woning van [het kind] en/of haar moeder [benadeelde 3] en/of
- schriftelijke weergaven van voornoemde observatie(s) aan zijn mededader(s) te verstrekken en/of
- een draaiboek met een gedetailleerd stappenplan van (één van), zijn mededader(s) te hebben ontvangen”
3.3
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep van 9, 11, 16 en 18 april 2024 en 2 mei 2024 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota. Het in die pleitnota vervatte verweer komt er – voor zover hier relevant – in de kern op neer dat de verdachte weliswaar observaties heeft uitgevoerd nadat hij daartoe was benaderd door medeverdachte [medeverdachte 2] , maar dat hij niet op de hoogte was van het kennelijke doel daarvan. Zo houdt de pleitnota, “concluderend”, het volgende in:
“Concluderend
- Na een gesprek met [medeverdachte 4] is er besloten dat er moest worden geobserveerd.
- Client is geworven door [betrokkene 1]
- Met cliënt is een dagtarief afgesproken
- Client was “iemand van buiten” en kreeg zelfs de vrijheid om ook nog een collega erbij te betrekken. ( [betrokkene 4] )
- Juist omdat client iemand van buiten was, werd hij slechts op "need to know" basis geïnformeerd.
- Client was niet op de hoogte van het doel en is daarover niet geïnformeerd.
- Tijdens de eerste ontmoeting is client verteld:
o dat er een situatie was tussen een Indiase man en zijn vrouw,
o dat de vrouw mogelijk op de vlucht zou slaan met hun kind voordat op de 30e een rechtszaak zou spelen.
- Tijdens de tweede ontmoeting is met client gesproken over zijn bevindingen van de observaties. Tevens is hem meegedeeld dat de observaties diende te worden geïntensiveerd naar de rechtszaak toe, omdat de spanning daarnaartoe oploopt en ze zeker wilden dat ze de dame niet uit het oog zou verliezen.
- Client is niet betrokken geweest bij enig overleg omtrent de ontvoering.”
En:

“Resumerend laat een en ander zich het beste als volgt samenvatten:

Client was een outsider, een vreemde voor [betrokkene 5] en [medeverdachte 2] . Waarom zou je zo iemand betrekken bij en daarbij informeren over een ontvoering van een jong meisje? Een oud politieman met een bonafide recherchebureau, waarmee hij een risicofactor was. Als je zo iemand medeplichtig maakt neem je toch een onverantwoord risico? Dat is toch niet waarschijnlijk? Om de risicofactoren “ [verdachte] (en [betrokkene 4] )” beperkt te houden werd hij (werden zij) slechts op need to know basis geïnformeerd. Hij is (zij zijn) niet geïnformeerd over het werkelijke doel. Onder die omstandigheden werd het kennelijk verantwoord geacht dat cliënt een collega bij de observaties betrok. Met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [betrokkene 3] en [medeverdachte 4] heeft client geen contact gehad. Hij kende hen niet, wist niet van hun betrokkenheid bij een ontvoering. En als cliënt al van het werkelijke doel op de hoogte zou zijn geweest, waarom werd hij dan niet betrokken bij verdere besprekingen en voorbereidingen? Hij werd wel opgenomen in het document ‘ [naam 1] ’ maar maakte geen deel uit van de bijeenkomst in hotel [...] en in het [...] Hotel. Client had niets te winnen bij een ontvoering van een heel jong meisje. Client deed geen zaken met een of meer van de betrokkenen, deelde met hen geen belangen en zat niet in hun netwerk. Anders dan alle anderen is client evenmin grote sommen geld in het vooruitzicht gesteld. Voor client was deze opdracht niet meer dan een opdracht tussen de andere bezigheden door die hem was ‘doorgeschoven’ door een collega (oud-politieman) die hiervoor geen tijd had.”
3.4
De pleitnota houdt verder nog het volgende in:
“Client dient veel van de aangedragen strafverzwarende omstandigheden niet te worden aangerekend in het kader van de strafoplegging, zoals (…) de uitvoering met het gebruik van geweld door onbekenden, deels in aanwezigheid van [het kind] , en de daarmee verband houdende psychische gevolgen voor [het kind] en haar gezinsleden.”
3.5
Het hof heeft ten aanzien van voormelde tenlastelegging het volgende overwogen:
“Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
Ten aanzien van de pleegperiode van de onder 1 en 2 telkens subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid beschouwt het hof de begindatum van “29 september 2016” als een kennelijke omissie en begrijpt het, gelet op de feitelijke uitwerking van de medeplichtigheidshandelingen in het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde alsmede gezien de onder feit 1 primair opgenomen pleegperiode, dat hier telkens “22 september 2016” is bedoeld.
Voorts stelt het hof vast dat onder 2 subsidiair handelingen in de feitelijke omschrijving van het gronddelict zijn beschreven die wijzen op de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging om één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 279, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), te weten de toepassing van geweld dan wel de bedreiging daarmee, ten laste te leggen. Deze handelingen zijn ook omschreven onder 2 primair. Tegen deze achtergrond beschouwt het hof het niet opnemen van die strafverzwarende omstandigheden in het kwalificatieve deel van feit 2 subsidiair als een kennelijke omissie.
3.6
Het hof heeft vervolgens ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat (cursiveringen van mij, MvW):
“1.
subsidiair
[betrokkene 5] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in de periode van 29 september 2016 tot en met 18 oktober 2016 in Nederland en in Duitsland, tezamen en in vereniging, opzettelijk [het kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben zij met dat opzet
- zich met een stroomstootwapen (taser) en tie-wraps, naar de woning begeven alwaar [het kind] en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zich bevonden en
- zich toegang verschaft tot de woning en
- gedreigd met voornoemd stroomstootwapen door dit stroomstootwapen in de richting te houden van [benadeelde 2] en
- [benadeelde 2] geslagen met die taser en
- dat stroomstootwapen tegen het lichaam van die [benadeelde 2] gehouden en
- [het kind] meegenomen uit de woningen
- dat stroomstootwapen tegen hef lichaam van [benadeelde 4] gehouden en
- [het kind] in de auto geplaatst en
- [het kind] naar de woning van [medeverdachte 2] overgebracht/vervoerd;
tot en bij het plegen van welk misdrijf de verdachte in de periode van
22 september 2016 tot en met 29 september 2016in Nederland, opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door
- observaties uit te voeren in de directe omgeving van [het kind] en haar moeder [benadeelde 3] en
- verslagen van voornoemde observaties te verstrekken en
- deel te nemen en aanwezig te zijn bij meerdere ontmoetingen met medeverdachten, waarbij informatie is gegeven en verstrekt over [benadeelde 3] en [het kind] en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
- op 29 september 2016 in de ochtend concrete informatie over de bewegingen van [benadeelde 3] door te geven aan medeverdachten.
2.
subsidiair
[betrokkene 5] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en andere mededaders in de periode van 29 september 2016 tot en met 18 oktober 2016 in Nederland en in Duitsland, tezamen en in vereniging, opzettelijk een minderjarige (beneden de twaalf jaar oud), te weten [het kind] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, hebben onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag, te weten [benadeelde 3] (de moeder) en aan het opzicht van degene die dit bevoegde gezag over haar uitoefende,
en hebben zij daarbij geweld en bedreiging met geweld gebezigd,immers hebben die [betrokkene 5] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en andere mededaders met dat opzet
- zich toegang verschaft tot de woning waar die [het kind] verbleef en
- gedreigd met een stroomstootwapen (taser) door dat stroomstootwapen in de richting te houden van [benadeelde 2] en
- [benadeelde 2] geslagen met dat stroomstootwapen en
- dat stroomstootwapen tegen het lichaam van die [benadeelde 2] gehouden en
- dat stroomstootwapen tegen het lichaam van [benadeelde 4] gehouden en
- met de minderjarige de woning verlaten;
tot en bij het plegen van welk misdrijf de verdachte in de periode van
22 september 2016 tot en met 29 september 2016in Nederland, opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door
- observaties uit te voeren bij de woning van [het kind] en haar moeder [benadeelde 3] en
- weergaven van voornoemde observaties aan zijn mededaders te verstrekken.”
3.7
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:

“5.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2016211226 met documentcode 7275360 van 26 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-775 en T-622, doorgenummerde pag. PD08 [betrokkene 5] , 17-41.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] zat meer als intermediair tussen de organisatie en mijzelf. Hij kende de observatiemeneer. Een Nederlandse meneer (het hof begrijpt: [verdachte] ). Die hij kent via zijn netwerk. [medeverdachte 2] zou het tweede deel naar Duitsland verzorgen omdat hij daar ook woonde.
(…)
Het doel van de actie was het dochtertje naar de vader terugbrengen. Ik heb de anderen opgepikt bij station Diemen Zuid . Daar waren bij [medeverdachte 3] , het familielid, de organisator en [medeverdachte 4] . Die hadden ergens in Amsterdam overnacht. Die avond hadden ze ook nog de Renault gehuurd. [medeverdachte 4] kwam in de Renault, die is in de Golf gestapt waar de organisator inzat en die zijn naar Hilversum gereden. Ik ben in de Renault gestapt. Iedereen wist wat hij moest doen. Volgens mij kwam "het teken” via de telefoon van de organisator. Het observatieteam had het seintje denk ik aan [medeverdachte 2] gegeven, hij aan de organisator en die weer aan mij. Zo van je hebt een Go. Ik heb een van die mensen daar voorafgaand getroffen. Dinsdagmiddag in [plaats] . Via [medeverdachte 2] kreeg ik door dan en dan daar. [medeverdachte 2] gaf een adres in [plaats] , ik wachtte even op [medeverdachte 2] , we zijn naar dat adres gereden. Daar even gewacht op de observator. Want die was nog aan het observeren. Toen is er besproken dat de observatie geïntensiveerd moest worden. Dat hadden we de zaterdag van tevoren in Duitsland al besproken. In zijn eentje ging hij dat niet redden. Hij zou er toen nog iemand anders bij betrekken. Later die dag hebben we nog in Hilversum nog met [medeverdachte 4] gezeten. Het initiatief lag bij [medeverdachte 2] . Later deze dag hebben [medeverdachte 2] en ik [medeverdachte 4] en de organisator nog gesproken. Volgens mij is toen genoemd dat de organisator [medeverdachte 3] had ingehuurd. De organisator zei dat hij wel iemand kende. [medeverdachte 4] liep hierbij aan de hand van de organisator. De verwachting was dat oma niet rustig zou zitten. Wel dat ze wat herrie zou maken. Maar wel dat er met een meneer voor de deur rustig zou blijven. Deze meneer zou heel goed zijn. Hij zou zowel talkative als ook door zijn fysieke verschijning oma wel rustig kunnen houden. De organisator zei dat hij lange tie-raps wilde hebben.

6.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2016211226 met documentcode 741632-1 van 29 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-775 en T-622, doorgenummerde pag. PD08 [betrokkene 5] , 42-54.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
Binnen heeft [medeverdachte 2] uit de doeken gedaan wat er van [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) verwacht wordt en is er een dagprijs afgesproken van 700, 750 euro. En dat [verdachte] zo snel mogelijk naar de ons bekende adressen zou gaan. Er is een specifiek moment op een dag besproken. Het ochtendritueel, waar de moeder zich mee bezighield enzo. Het was voor [verdachte] lastig omdat hij het in zijn eentje deed. Later is er daarom een collega bij betrokken. De feedback met [verdachte] was altijd 1 op 1 met [medeverdachte 2] .
(…)

7.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2016211226 met documentcode 741632-2 van 16 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-770 en T-405, doorgenummerde pag. PD08 [betrokkene 5] , 55-75.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
(…)
De observaties werden door [verdachte] teruggekoppeld aan [betrokkene 1] , telefonisch of per sms. Ik kreeg dan van [medeverdachte 2] door van het is vandaag stil geweest, of er zijn foto's gemaakt.
[medeverdachte 4] is de organisator van het allereerste begin en hij had lokale ondersteuning nodig. Hierbij heeft hij [medeverdachte 2] gecontacteerd, zij kennen elkaar uit het verleden. Via [medeverdachte 2] ben ik erbij gekomen.
Er is op zaterdag 17 september 2016 een Skype gesprek geweest tussen [betrokkene 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en organisator. Op basis daarvan heeft [medeverdachte 2] [verdachte] gecontacteerd voor een observatie opdracht. [medeverdachte 4] had een probleem. Ik gaf aan dat ik hem niet kende, stuur eerst maar wat informatie. Dat is het info pakket geweest. Dat was voor de 17e in de avond. Eerder heeft [betrokkene 1] mij gebeld met een opdracht, ik vroeg hem wie is die meneer. Ik heb toen dat info pakket gekregen. Hierna was een call met [medeverdachte 4] met als doel vertel eens wat meer er omheen. Toen heeft hij nog verteld waar hij mee bezig was. Hierna het info pakket gekregen van [betrokkene 1] .
Het volgende contact moment was de dinsdag daarop volgend, dat moet dan dinsdag 20 september 2016 zijn geweest. Toen heeft [betrokkene 1] mij en [verdachte] uitgenodigd om kennis te maken. [betrokkene 1] had [verdachte] erbij gehaald voor het uitvoeren van de observaties. Die vrijdagavond daarop heb ik dat plan van aanpak geschreven en verstuurd. Dit heeft gediend voor de onderhandeling met [medeverdachte 4] om hier aan te verdienen. Op 23 september heb ik een plan van aanpak geschreven en verstuurd aan [betrokkene 1] . Samen met het budget. Volgens mij zat er al een concept budgetoverzicht van de organisator, daar heb ik op verder gewerkt. Ik schrijf daarin over een bijlage ‘zie annex 1’ hiermee bedoel ik het budget overzicht. U verwees naar de naam [naam 2] , dat was de naam die de organisator eraan gegeven heeft. De volgende meeting was op 24 september 2016. Ja dat was met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , de organisator en ik. [betrokkene 6] kwam er af en toe bij.
(…)
7a. De verklaring van de getuige [betrokkene 5] ter terechtzitting in hoger beroep van 9 april

2024.

Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ik weet niet meer wanneer [medeverdachte 4] heeft gezegd, dat hereniging met zijn dochter de bedoeling was, want er is een conference call geweest en op 24 september 2016 een bijeenkomst bij [betrokkene 1] thuis in [plaats] . Op 24 september 2016 is het in ieder geval besproken. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [betrokkene 1] en ik zaten buiten. [medeverdachte 4] zei het in het Engels. [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] hebben het ook gehoord. [betrokkene 1] heeft een begroting van [medeverdachte 1] ontvangen.
[medeverdachte 4] nam met [medeverdachte 1] de regie over wat er zou gebeuren. Zij zeiden welk tijdstip het zou worden, dat het haast had en hebben verder niets over het plan gezegd. In de tussenliggende vijf dagen zijn we naar [plaats] geweest, naar [verdachte] , en naar [...] . (…)
8. De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd op 23 oktober 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[betrokkene 1] wilde weten of het patroon hetzelfde was als de dagen ervoor. Ik zei: "ok dat doen we", we gingen vroeg op de dag, daarna door naar de beurs in [plaats]. Met vertrek bedoel ik, het naar school brengen van [betrokkene 9] . U houdt voor dat ik belde en zou hebben gezegd: "ze is vertrokken, we hebben ze een staartje gegeven, wij gaan er nu af naar [plaats]", en dat dit de trigger zou zijn geweest voor de ontvoering. Een staartje betekent inderdaad, dat we haar volgden. Ik heb gezegd dat ze met [betrokkene 9] richting [plaats] aan het gaan was. Om zeker te weten, hebben we ze een staart gegeven tot de afslag [plaats] , en inderdaad gebeld dat ze naar school gingen en dat we er af gingen.
Ik heb het document [naam 1] geopend. Het klopt dat ik heb verklaard bij de politie, dat ik de missie in het document [naam 1] heb gelezen. Het doel van de observatie was mij bekend. De missie staat een stuk verder dan de eerste twee pagina’s. Het was mij bekend, dat hij [het kind] terug wilde en naar India wilde brengen.

9.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2016211226 met documentcode 7297961 van 1 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-409 en T-622, doorgenummerde pag. PD08 [verdachte] , 001-0012.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Ik ben donderdag de 22e even naar [plaats] en naar [plaats] gereden om de situatie te bekijken. En zo dacht ik, laat ik vrijdag de 23e september maar in [plaats] beginnen. En toen ben ik ook rond de middag rond die woning gaan hangen. En ik heb tussendoor ook nog een klant bezocht. En toen ik terugreed naar de woning, ik zag eigenlijk twee vrouwen een buggy en een kind die naar de tram zouden lopen. Toen dacht ik verrekt dat zouden ze wel kunnen zijn. Ik heb daar tot 20:30 uur ‘s avonds. Maar ik weet niet precies hoe laat het was, het was in ieder geval al donker. Dus maandag (26 september 2016) ben ik vroeg gestart bij de woning. Dinsdag (27 september 2016) ben ik met [betrokkene 4] op de zaak gestart.
We hebben (het hof begrijpt: op 29 september 2016) om 08:00 uur weer de auto zien vertrekken, en toen zag ik [benadeelde 3] met haar oudste dochter vertrekken. Toen hebben we haar een klein staartje gegeven. Toen heb ik haar richting [plaats] zien gaan en toen ben ik afgehaakt. Toen ze vertrok heb ik [betrokkene 1] gebeld en heb ik hem aangegeven dat ze vertrokken was met [betrokkene 9] .
9a. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, vierde verhoor d.d. 22 december 2016, PD08.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Pagina 79 over plan- [naam 1] :
A: Ik heb dit document toegezonden gekregen op zaterdag de 24e. Document was overigens in het Engels opgesteld. Ik heb deels kennis genomen van de inhoud.
V: Dan is de meest relevante vraag uiteraard: "Heb je gelezen wat de missie was?"
A: Die heb ik gelezen.
Pagina 88
Een familielid zou nog meegaan met vader. Hij zou daar niet in zijn eentje staan. Er is mij verteld dat zijn secretaresse ook over was gekomen. Maar dat het dus gewoon een familieding was om zijn dochter terug te halen. Voor zover ik zelf kan inschatten, is die vader volgens mij ook niet aan de deur geweest. En dat was wel het verhaal. Vanaf dag 1.
V: Waar zou het kindje naartoe gaan?
A: Terug naar India.
En ik had ook het idee dat, dat vader uiteindelijk eerst het kind wilde ophalen, en dat hij dan in de positie was om de rechtszaak aan te spannen of binnen de rechtszaak die gaande zou kunnen zijn, nou ja, zijn recht te halen.
Pagina 90
V: De dag zelf, de ontvoering zelf. Dan heb je de laatste observatie uitgevoerd. Dan heb je teruggekoppeld naar [betrokkene 1] . Laatste contact is 08:20 uur. Dan is het kind al weggenomen bij haar oma. Wanneer kreeg jij te horen hoe het gegaan was?
A: Kort daarna. Stuurde [betrokkene 1] een app. "We have her" zei hij.
(…)

29.

Een proces-verbaal van bevindingen uitgelezen IPhone 5S met goednummer:5271934 met nummer 2016211226, met documentcode 7499326, met bijlagen, van 14 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-749, doorgenummerde pag. ZD14 0102-0114.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 14 december 2016 deed ik onderzoek naar de in beslag genomen IPhone 5S mobiele telefoon met goednummer: 5271934. De mobiele telefoon was in beslag genomen bij de doorzoeking van de [b-straat 1] te [plaats] in Duitsland.
Ik zag een WhatsApp groepsgesprek tussen [betrokkene 1] , [verdachte] en [betrokkene 1] . Ik zag dat het gesprek gemaakt was op 22 september 2016. Ik zag dat de naam van de groep ‘ [naam 1] ’ was en dat [betrokkene 1] de eigenaar van het groepsgesprek was. Ik zag dat het WhatsApp groepsgesprek op 24 september 2016 verwijderd was.
22 september 2016.
[betrokkene 1] : "Vrijdag 30 September moet [benadeelde 3] voor de rechter verschijnen in A’dam, dat geeft ons waarschijnlijk een opportunity, tijd en plaats moet ik nog uitzoeken."
[verdachte] : "Oké”.
24 september 2016.
[betrokkene 1] : Telefoonnummers betrokkenen: [benadeelde 3] (moeder target - T-Mobile), [telefoonnummer 1] , [benadeelde 2] (zuster van de moeder - T-Mobile) [telefoonnummer 2] , [benadeelde 1] (grootmoeder - T-Mobile) [telefoonnummer 3] , [betrokkene 7] (broer [benadeelde 3] - Vodafone) [telefoonnummer 4] .”
3.8
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Het ligt op de weg van de rechter om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien de verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Zo'n verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van art. 313 Sv, maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van de verdachte is vereist. [2] Voor het oordeel dat sprake is van een kennelijke misslag in de tenlastelegging kan van belang zijn hetgeen uit de dossierstukken (naar ik begrijp: onmiskenbaar) blijkt. [3]
3.9
Het hof heeft geoordeeld dat in de tenlastelegging onder 1 subsidiair en 2 subsidiair als gevolg van een kennelijke vergissing “29 september 2016” is vermeld bij het deel dat ziet op de medeplichtigheid van de verdachte en dat ditzelfde geldt voor het onder 2 subsidiair niet vermelden van de zinsnede “en heeft/hebben hij/zij daarbij geweld en/of bedreiging met geweld gebezigd” bij de omschrijving van het gronddelict. Deze misslagen kunnen naar het oordeel van het hof worden verbeterd door de tenlastelegging op deze punten te lezen als “22 september 2016” respectievelijk (het wel vermeld zijn van) “en heeft/hebben hij/zij daarbij geweld en/of bedreiging met geweld gebezigd”.
3.1
Het hof heeft dat oordeel voor wat betreft de pleegperiode gemotiveerd door te verwijzen naar de feitelijke uitwerking van de medeplichtigheidshandelingen in het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde en naar de onder 1 primair opgenomen pleegperiode (te weten: 17 september 2016 tot en met 18 oktober 2016). Voor wat betreft de strafverzwarende omstandigheid heeft het hof daartoe overwogen dat de feitelijke omschrijving (de gedachtestreepjes) van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde gronddelict wijst op de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging om de toepassing van geweld of bedreiging met geweld als bedoeld in art. 279 lid 2 Sr ten laste te leggen. Bovendien omvat het onder 2 primair ten laste gelegde diezelfde feitelijke omschrijving, terwijl genoemde strafverzwarende omstandigheid – zo begrijp ik de betreffende overweging van het hof – daar wel in de tenlastelegging is opgenomen.
3.11
Aan de verdachte is onder 1 subsidiair en 2 subsidiair als feitelijke uitwerking van de medeplichtigheidshandelingen ten laste gelegd – kort gezegd – i) het uitvoeren van een of meer observaties bij de woning van (de moeder van) [het kind] , ii) het aan de mededader(s) verstrekken van schriftelijke weergaven van die observaties, iii) (onder 1 subsidiair) het deelnemen aan/aanwezig zijn bij een of meerdere ontmoetingen/besprekingen met de mededader(s) en het daarbij verkrijgen en/of verstrekken van informatie over (familieleden van) [het kind] en iv) (onder 2 subsidiair) het ontvangen van een draaiboek met een gedetailleerd stappenplan van de mededader(s). Gelet op de onder 3.7 weergegeven bewijsmiddelen – waaronder de eigen verklaring van de verdachte en waarvan mag worden aangenomen dat deze bij de steller van de tenlastelegging bekend waren – betreft dit handelingen die onmiskenbaar hebben plaatsgevonden (in de dagen) vóór 29 september 2016. Het onder 3.9 weergegeven oordeel van het hof dat het vermelden van “29 september 2016” een misslag betreft acht ik daarmee, mede gelet op de motivering van dat oordeel, [4] niet onbegrijpelijk. Dat de rechtbank wel (expliciet) van 29 september 2016 is uitgegaan en dat het openbaar ministerie bij requisitoir zou hebben verzocht de feiten bewezen te verklaren conform het vonnis, maakt dat naar ik meen niet anders.
3.12
Datzelfde geldt voor het onder 3.9 weergegeven oordeel van het hof over het ontbreken van de zinsnede “en heeft/hebben hij/zij daarbij geweld en/of bedreiging met geweld gebezigd”. In het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is als feitelijke omschrijving van het gronddelict onder meer vermeld dat – kort gezegd – i) gedreigd is met een stroomstootwapen door dit in de richting van (een van de) familieleden van [het kind] te houden, ii) (een van) deze familieleden is vastgepakt en/of (met dat stroomstootwapen) is geslagen en dat iii) dit stroomstootwapen tegen het lichaam van (een van) die familieleden is gehouden. Deze gedragingen wijzen – zoals ook de verdediging kennelijk heeft gemeend (zie het citaat uit de pleitnota onder 3.4) – onmiskenbaar op de in art. 279 lid 2 Sr neergelegde omstandigheid dat ‘geweld of bedreiging met geweld is gebezigd’. Niet valt in te zien waarom de steller van de tenlastelegging die strafverzwarende omstandigheid uitsluitend onder 2 primair ten laste heeft willen leggen, terwijl de feitelijke omschrijving van de gedragingen daar hetzelfde is.
3.13
Het kennelijke oordeel van het hof dat de verdediging met het verbeterd lezen van de tenlastelegging in de hiervoor bedoelde zin niet in haar belangen is geschaad acht ik, in het bijzonder gelet op de onder 3.7 weergegeven verklaringen van de verdachte en de onder 3.3 en 3.4 weergegeven verweren van de verdediging, evenmin onbegrijpelijk. [5]
3.14
Het middel faalt.

Het tweede middel

4.1
Het middel klaagt dat hof ten laste van de verdachte onder 1 subsidiair bewezen heeft verklaard dat hij heeft deelgenomen aan en aanwezig is geweest bij “meerdere” ontmoetingen met medeverdachten, terwijl dit uit de bewijsmiddelen slechts kan volgen voor één ontmoeting. Volgens de steller van het middel heeft het hof kennelijk het oog gehad op de ontmoetingen die hebben plaatsgevonden op 20 en 27 september 2016. Zulks ten onrechte, nu die eerste ontmoeting vóór 22 september 2016 heeft plaatsgevonden en daarmee buiten de bewezenverklaarde periode valt.
4.2
Het middel is terecht voorgesteld, maar leidt niet tot cassatie. Dit onderdeel van de bewezenverklaring is immers van zodanig ondergeschikte betekenis, dat de bewijsmotivering ook zonder dat onderdeel toereikend moet worden geacht.

Het derde middel

5.
5.1
Het middel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de gedragingen van de plegers wederrechtelijk zouden zijn. Daartoe wordt aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte wist dat de hem bekende “missie”, te weten de hereniging van [het kind] en haar vader, zou worden bewerkstelligd door wederrechtelijk handelen.
5.2
Het hof heeft ten aanzien van het bewijs onder meer het volgende overwogen:

“5.2 Feiten en omstandigheden

Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
[het kind] is op [geboortedatum] 2014 geboren in [geboorteplaats] . Zij is de dochter van [medeverdachte 4] en [benadeelde 3] . [het kind] heeft de Nederlandse nationaliteit. [het kind] verbleef sinds 7 december 2014 bij haar moeder in Nederland, tot zij op 29 september 2016 vanuit [plaats] - via Duitsland - door [medeverdachte 4] is meegenomen naar India. Op 29 september 2016 hadden beide ouders het wettig gezag over [het kind] .

De voorbereiding van de ontvoering

Enige tijd voor de daadwerkelijke ontvoering heeft [medeverdachte 4] contact opgenomen met [betrokkene 1] . [medeverdachte 4] had lokale ondersteuning nodig om hem te helpen bij de ontvoering van zijn dochter [het kind] en kwam daarvoor bij [betrokkene 1] uit. [betrokkene 1] heeft [betrokkene 5] hierover gebeld. [betrokkene 1] heeft een startpakket met informatie ontvangen en heeft dat doorgestuurd naar [betrokkene 5] . Dit startpakket bestond onder andere uit eerdere observatieverslagen met daarbij foto’s van [benadeelde 3] en een begroting voor de kosten van de ontvoering. Dit document was genaamd ‘ [naam 2] ' en is met betrokkenheid van [medeverdachte 1] opgesteld op 16 september 2016. [betrokkene 5] heeft deze begroting verder aangepast en heeft ‘ [naam 3] ‘ en ‘ [naam 4] ‘ op respectievelijk 16 en 20 september 2016 opgemaakt.
Kort voor 17 september 2016 vond een Skypegesprek plaats tussen [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [betrokkene 1] en [betrokkene 5] .
Op 17 september 2016 vond een Skypegesprek plaats tussen [betrokkene 5] . [betrokkene 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Op basis van dit gesprek heeft [betrokkene 1] contact gezocht met [verdachte] en hem een observatieopdracht gegeven.
Op 20 september 2016 vond in de woning van [betrokkene 1] in Duitsland een ontmoeting plaats tussen [betrokkene 1] , [betrokkene 5] en [verdachte] . [betrokkene 1] had hen uitgenodigd. [betrokkene 1] heeft tijdens deze bijeenkomst de observatieopdracht aan [verdachte] uitgelegd. [verdachte] zou zo snel mogelijk naar de hen bekende adressen van [benadeelde 3] in [plaats] en [plaats] gaan om te observeren. Er is specifiek besproken, waar [benadeelde 3] zich ‘s ochtends mee bezig hield.
Op 22 september 2016 heeft [betrokkene 6] de WhatsAppgroep ‘ [naam 1] ' aangemaakt. De andere deelnemers van de groep waren [betrokkene 1] en [verdachte] . Op dezelfde dag stuurde [betrokkene 1] in de Whatsappgroep: "Vrijdag 30 september moet [benadeelde 3] voor de rechter verschijnen in A'dam, dat geeft ons waarschijnlijk een opportunity, tijd en plaats moet ik nog uitzoeken". [verdachte] reageerde hierop met de tekst "Oké".
Op 23 september 2016 heeft [betrokkene 5] een plan van aanpak, getiteld ‘concept operatie [naam 1] ', geschreven, en verstuurd aan [betrokkene 1] . In het document staat als missie:
"Het is onze missie om 2 locaties van de familie vast te stellen, en de beste tijd en plaats uit te zoeken teneinde [het kind] met haar vader te herenigen."
Op 24 september 2016 was er een bijeenkomst in de woning van [betrokkene 1] in [plaats] , Duitsland. Hierbij waren [medeverdachte 4] , [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] aanwezig. [betrokkene 6] kwam er af en toe bij. [betrokkene 6] had samenvattingen gemaakt van voorafgaande observaties. Tijdens deze bijeenkomst is het document ‘concept operatie [naam 1] ’ besproken. Er werden papieren exemplaren van dit document verstrekt aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Er werd gesproken over locaties, wat er geobserveerd moest worden en wat het juiste moment zou zijn voor de ontvoering. Dit zou zijn als oma alleen thuis was met [het kind] . In Duitsland heeft [betrokkene 5] een envelop met geld gekregen van [betrokkene 1] , die dat geld had ontvangen van [medeverdachte 4] .
Op 24 september 2016 deelde [betrokkene 1] in de WhatsAppgroep ' [naam 1] ’ de telefoonnummers van [benadeelde 3] , [benadeelde 2] (de tante van [het kind] ), [benadeelde 1] (de oma van [het kind] ) en [betrokkene 7] (de oom van [het kind] ).
Op 27 september 2016 heeft [betrokkene 5] vier telefoons gekocht en deze contant betaald. [betrokkene 1] en [medeverdachte 4] hadden bedacht dat het niet handig was om eigen telefoons te gebruiken. Door niet te traceren te zijn zou tijd worden gewonnen tussen het moment van de ontvoering en het moment dat [medeverdachte 4] in het vliegtuig naar India zou stappen.
In de middag hebben [betrokkene 1] , [betrokkene 6] , [verdachte] en [betrokkene 5] elkaar ontmoet in [plaats] op het kantoor van [verdachte] . Zij hebben besproken dat de observatie geïntensiveerd moest worden.
In de avond zijn [betrokkene 1] , [betrokkene 6] en [betrokkene 5] samen geweest in restaurant [...] in [plaats] . [betrokkene 1] had het initiatief genomen om [medeverdachte 4] te zien. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] kwamen later aan. Er is toen besproken dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] had ingehuurd en dat hij werd ingevlogen om oma rustig te houden. [medeverdachte 3] zou [betrokkene 5] en [betrokkene 3] assisteren. [medeverdachte 1] wilde lange tie-wraps hebben. [betrokkene 1] heeft toen de informatie die uit de observaties van [verdachte] kwam, teruggekoppeld aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] .
Op 28 september 2016 vond een bijeenkomst plaats in het [...] -hotel te Schiphol. [betrokkene 5] kreeg bericht van [betrokkene 1] dat er een ontmoeting moest plaatsvinden op Schiphol. [betrokkene 5] heeft onder de naam ‘ [naam 1] ’, de codenaam van het project die alle betrokkenen kenden, een vergaderruimte gehuurd in het [...] -hotel. [betrokkene 5] heeft de huur van de ruimte contant betaald met het geld dat hij eerder van [betrokkene 1] had ontvangen. Bij de bijeenkomst waren [betrokkene 5] , [medeverdachte 4] , [betrokkene 6] en [betrokkene 1] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] aanwezig. Tijdens de bijeenkomst is besproken dat het weghalen van [het kind] bij voorkeur moest plaatsvinden vóór de zitting die op 30 september 2016 gepland stond. [medeverdachte 1] had [betrokkene 5] verzocht een flip-over te huren. [medeverdachte 4] heeft op de flip-over een schets gemaakt van de straat waar oma woonde. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3] bijgepraat, die net was ingevlogen. [betrokkene 5] heeft daar gesproken over wat hij had gezien, wie er zou rijden en wat het plan was voor de dag erna. Tijdens deze bijeenkomst vroeg [medeverdachte 1] of er machinepistolen (‘MP5‘s‘) nodig waren. Daarnaast is besproken dat [betrokkene 6] [betrokkene 3] na de overdracht weg zou brengen. De bijeenkomst in het [...] -hotel op Schiphol heeft ongeveer drie uur geduurd. De betrokkenen hebben in totaal bijna twee uren gezamenlijk in de vergaderruimte doorgebracht.
Na de bijeenkomst is [betrokkene 5] met [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] naar de locatie in [plaats] gegaan waar de ontvoering zou plaatsvinden. [betrokkene 5] heeft aan [medeverdachte 3] getoond waar de fiets voor zijn vlucht klaar stond. [betrokkene 5] heeft [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] rondgereden en hen vervolgens afgezet bij het Centraal Station in Amsterdam.
[medeverdachte 4] heeft diezelfde dag een Renault Espace en een Volkswagen Golf gehuurd op Schiphol.
Op 29 september 2016 zijn [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] op station Diemen-Zuid afgezet door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . [betrokkene 5] heeft [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] daar opgehaald. [betrokkene 5] heeft op het station tie-wraps aan [medeverdachte 3] gegeven. [medeverdachte 4] is in de Golf bij [medeverdachte 1] gestapt, waarna zij samen naar Hilversum zijn gereden. In eerste instantie was besproken dat [medeverdachte 4] zelf mee zou gaan om [het kind] te ontvoeren, maar uiteindelijk ging [medeverdachte 4] naar het ophaalpunt en ging [betrokkene 3] mee om [het kind] mee te nemen. [betrokkene 5] is met [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] in de Renault gestapt. [verdachte] heeft om 08:00 uur waargenomen dat [benadeelde 3] met haar oudste dochter richting [plaats] vertrok en heeft toen aan [betrokkene 1] doorgegeven dat [benadeelde 3] was vertrokken. [betrokkene 5] heeft met [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] rondgereden, totdat zij de ‘go’ kregen dat [benadeelde 3] was vertrokken. Op de telefoon van [medeverdachte 3] is een bericht van 08:05 uur aangetroffen dat luidt: "Do it…". Na ontvangst van dat bericht is [betrokkene 5] de [a-straat] te [plaats] op gereden. [betrokkene 5] , [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] zijn uitgestapt en [betrokkene 5] heeft even na acht uur ‘s ochtends aangebeld op het adres van de oma van [het kind] , alwaar [het kind] op dat moment verbleef, te weten de [a-straat 1] in [plaats] .

De ontvoering

De oma van [het kind] heeft de deur geopend en [betrokkene 5] deed zich voor als iemand van de Sociale Dienst. [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] stonden een stukje verderop te wachten. Na het openen van de deur heeft [betrokkene 5] [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] gewenkt dat zij ook konden komen. [betrokkene 5] vroeg of de moeder van [het kind] thuis was, waarop de oma ontkennend heeft geantwoord. [betrokkene 5] zei dat hem ter ore is gekomen dat er iemand tegen haar zin wordt vastgehouden in de woning en is de woning binnen gelopen. Hij werd gevolgd door [medeverdachte 3] en [betrokkene 3] . In de woning waren op dat moment [het kind] , oma, [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) en [betrokkene 8] aanwezig. [medeverdachte 3] toonde een document van een Sharia-rechtbank in Mumbai, waarvan hij zei dat dit van de rechtbank was en zei dat zij [het kind] kwamen halen. [betrokkene 3] heeft [het kind] opgepakt en is naar de auto gelopen. Ook [betrokkene 5] liep naar buiten. [betrokkene 5] en [betrokkene 3] zijn met [het kind] in de Renault gestapt en weggereden. [medeverdachte 3] raakte in een worsteling met oma en [benadeelde 2] en probeerde hen een kamer in te duwen. Toen [medeverdachte 3] probeerde te ontkomen hebben zij hem tegengehouden. [medeverdachte 3] had tie-wraps en een taser bij zich en heeft, tijdens zijn poging om te vluchten, onder meer [benadeelde 2] tegen haar hoofd geslagen met de taser. [medeverdachte 3] werd ter plaatse aangehouden.

Na de ontvoering

[betrokkene 5] is vervolgens met [betrokkene 3] en [het kind] in de Renault Espace naar de parkeerplaats van restaurant [...] in [plaats] gereden. Daar stonden [betrokkene 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] naast de gehuurde Volkswagen Golf te wachten. [betrokkene 6] zat daar ter plaatse in haar Fiat Punto. [betrokkene 3] is bij [betrokkene 6] ingestapt. [medeverdachte 4] is met [het kind] in de Golf gestapt, met als bestuurder [betrokkene 1] . Ook [medeverdachte 1] is in de Golf gestapt. [betrokkene 1] is met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [het kind] weggereden en korte tijd later reed [betrokkene 6] met [betrokkene 3] weg. Beide auto’s zijn naar de woning van [betrokkene 1] en [betrokkene 6] in Duitsland gereden. [betrokkene 5] heeft de Renault Espace teruggebracht naar de verhuurder en heeft de navigatie van die auto gewist. Hij heeft zijn werktelefoon bij de overdracht ingeleverd bij [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 4] is met [het kind] naar Mumbai, India, gegaan. Op 16 oktober 2016 stuurt [medeverdachte 1] een bericht naar [betrokkene 1] . Het bericht luidt: " [naam 1] is now in cave homeland". Tot op heden verblijft [het kind] in India.
5.3
Bewijsmotivering
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof overeenkomstig het vonnis de telkens subsidiair tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van [verdachte] heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat [verdachte] , die een privaat recherchebureau had, was benaderd door [betrokkene 1] om observaties op [benadeelde 3] , de moeder van [het kind] uit te voeren. Hij moest in de aanloop naar een rechtszaak die op 30 september 2016 zou plaatsvinden, in de gaten houden of moeder en kind niet elders zouden gaan verblijven. [verdachte] is op geen enkel moment op de hoogte geweest van de plannen van de medeverdachten om [het kind] uit de woning te halen en over te brengen naar India. Bij [verdachte] ontbreekt derhalve het opzet, ook in voorwaardelijke zin.
Het oordeel van het hof
In aanvulling op de onder 5.2 opgenomen feiten en omstandigheden, die aan de inhoud van de bewijsmiddelen worden ontleend, stelt het hof, deels in aanvulling, deels bij wijze van herhaling, in verband met en in antwoord op de gevoerde verweren in het bijzonder ten aanzien van de rol en betrokkenheid van [verdachte] het volgende vast.
Op 17 september 2016 heeft [betrokkene 1] contact gezocht met [verdachte] . [medeverdachte 2] heeft [verdachte] gevraagd of hij observaties voor hem wilde uitvoeren. Op 20 september 2016 is [verdachte] bij [medeverdachte 2] thuis in Duitsland geweest. Hier is verder gesproken over de observaties.
Op 21 september 2016 heeft [betrokkene 1] drie e-mailberichten aan [verdachte] gestuurd met daarin links naar Facebook-profielen en een Linkedin-profiel van [benadeelde 3] en haar broer.
Op 22 september 2016 is [verdachte] begonnen met de observaties.
Op 22 september 2016 wordt er in de WhatsApp-groep met de naam " [naam 1] " door [betrokkene 1] het volgende bericht gestuurd:" Vrijdag 30 september moet [benadeelde 3] voor de rechter verschijnen in A’dam, dat geeft ons waarschijnlijk een opportunity, tijd en plaats moet ik nog uitzoeken."
[verdachte] reageert hierop met "Oké".
Op 23 september 2016 heeft [verdachte] wederom observaties uitgevoerd.
Op 24 september 2016 heeft [betrokkene 1] een e-mailbericht aan [verdachte] gestuurd met als bijlage een document met de naam " [naam 1] ". Dit document is in het Engelse opgesteld en betreft een draaiboek voor de ontvoering van [het kind] . Op pagina 3, bovenaan, staat vermeld
: "Mission: it is our mission to observe the 2 locations of the family and pick the best time and place to reunite [het kind] with her father" Onderaan pagina 5 van dit document staat een opsomming van mogelijke scenario's.
Op 26 en 27 september 2016 heeft [verdachte] observaties uitgevoerd.
Op 27 september 2016, aan het einde van de middag heeft [verdachte] een afspraak met [betrokkene 1] op het kantoor van [verdachte] in [plaats] om de observatie-opdracht te bespreken. Tijdens deze bespreking heeft [medeverdachte 2] aangegeven dat hij wil dat de observaties worden geïntensiveerd in de aanloop naar de rechtszaak op vrijdag 30 september 2016. Omdat [verdachte] naar een congres in [plaats] moet, wordt vervolgens afgesproken dat [verdachte] op donderdagochtend 29 september 2016 gaat kijken en dat hij daarna naar [plaats] zal afreizen.
Op 29 september 2016 heeft [verdachte] een observatie uitgevoerd. Hij ziet dat de moeder rond 08.00 uur met de auto met haar oudste dochter vanuit [plaats] naar [plaats] vertrekt. Hij geeft de moeder "een staartje" en koppelt dit vervolgens telefonisch terug aan [betrokkene 1] . [verdachte] is hierna naar [plaats] gereden.
Kort na deze telefonische terugkoppeling wordt de "go" gegeven voor het uit de woning halen van [het kind] .
[verdachte] ontvangt kort na het laatste telefonische contact met [betrokkene 1] op 29 september 2016 van [betrokkene 1] een app met de tekst: "We have her".
De verklaringen van [verdachte]
heeft verklaard dat hij van [betrokkene 1] een observatieopdracht kreeg die inhield dat hij voor de vader in de gaten moest houden of moeder en kind niet van verblijfplaats zouden gaan veranderen. Er liep een rechtszaak tussen de vader en de moeder en de vader was bang dat de moeder met het kindje een andere verblijfsplaats zou zoeken. Afgesproken is dat hij ‘s ochtends en 's avonds zou kijken waar moeder en kind waren. Hij kreeg vervolgens twee adressen, in [plaats] waar de moeder woonde en in [plaats] , van de broer van de moeder. Het was namelijk niet zeker of ze in [plaats] of in [plaats] verbleef.
[verdachte] heeft, nadat hij was geconfronteerd met de bevindingen van de politie dat [betrokkene 1] het document ‘ [naam 1] ’ per e-mailbericht aan hem had toegezonden, verklaard dat hij het document op zaterdag de 24e (het hof begrijpt: 24 september 2016) toegezonden heeft gekregen. Het document was in het Engels. Hij verklaart dat hij na ongeveer 2 pagina's is gestopt met lezen, onder andere omdat het niet meer relevant was voor zijn opdracht. Als hem gevraagd wordt of hij de missie heeft gelezen, antwoordt hij "ja". Later in het verhoor verklaart hij dat hij het document deels heeft gelezen. Op een gegeven moment ging het over allerlei scenario’s waar hij niet bij betrokken was. Toen heeft hij het niet meer letterlijk doorgelezen. [verdachte] heeft in dit verhoor ook verklaard dat hij in zekere zin op de hoogte was van wat de bedoeling was. Het kindje zou terug naar India gaan. Tot zover de verdachte.
Op grond van het bovenstaande stelt het hof vast dat [verdachte] wist wat het doel was van het plan [naam 1] , te weten het herenigen van de vader met [het kind] , en daarmee van de door hem uitgevoerde observaties. Hij was immers in het bezit van het document [naam 1] en hij heeft verklaard dat hij de hierin opgenomen missie, het herenigen van vader met [het kind] , heeft gelezen. Dit komt ook overeen met zijn verklaring dat hij dit document tot aan de daarin opgenomen mogelijke scenario's heeft gelezen. Het hof stelt vast dat die beschreven zijn vanaf pagina 5 van dat plan. Hij wist ook dat er nog juridische procedures tussen vader en moeder liepen.
Het hof kent in het verband van de waardering van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden betekenis toe aan het feit dat [verdachte] , kort nadat aan hem de observatie-opdracht was verstrekt, van [medeverdachte 2] een app heeft ontvangen waarin wordt gesproken over een 'opportunity' en aan het feit dat [verdachte] kort na de ontvoering van [het kind] van [betrokkene 1] de mededeling ontving dat ze haar (het hof begrijpt [het kind] ) "hebben". Deze laatste mededeling is, in het licht van de verklaring van [verdachte] dat hij op die dag alleen moest kijken of moeder en kind niet van verblijfplaats zouden veranderen, niet te plaatsen. Immers, niet valt in te zien dat dit een voor [verdachte] zinvolle mededeling zou zijn geweest als hij niet op de hoogte was geweest van hetgeen op 29 september 2016 moest gebeuren.
Over de app van [betrokkene 1] over de "opportunity" heeft [verdachte] verklaard dat bedoeld kan zijn te duiden op een mogelijkheid om de verblijfplaats van de moeder te achterhalen. Dit is tegen de achtergrond van zijn verklaring dat hij bij de eerste ontmoeting met [betrokkene 1] al twee adressen had gekregen waar de moeder zou verblijven en dat [verdachte] zich hierover ook zelf niet met zekerheid uit, weinig aannemelijk. Het hof legt deze woorden van [verdachte] zo uit dat het pogingen zijn geweest om zijn verantwoordelijkheid niet onder ogen te zien. Dat blijkt ook uit het volgende. Aan het eind van zijn laatste verhoor bij de politie, op 22 december 2016, is aan [verdachte] voorgelegd dat de verhorende ambtenaren er aan hadden moeten "trekken”. Daarop was het antwoord van [verdachte] : "Op de ene of andere manier houd je nog een soort van gevoel dat je misschien nog er met minder schade vanaf kan komen.” Voorts is [verdachte] in een eerder stadium, te weten op 1 november 2016, door de politie gehoord. Toen heeft hij weinig verklaard over zijn betrokkenheid en bovendien andersluidend dan tijdens de verhoren van 20 tot en met 22 december 2016.
De bewijsmiddelen houden onder meer in dat [benadeelde 3] het gezag had over [het kind] en dat mede op grond daarvan het wegvoeren van [het kind] naar India onrechtmatig was. Ter beoordeling staat in het licht van voorgaande overwegingen of [verdachte] bij zijn handelingen hierop mede het opzet heeft gehad. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. [verdachte] wist dat [het kind] door meer dan één persoon zou worden opgehaald en dat de vader van [het kind] in juridische procedures was verwikkeld met de moeder. In het kader van die procedures zou het op enigerlei wijze, zo had [verdachte] begrepen, bijdragen aan de positie van de vader als hij het kind bij zich zou hebben. De vader moest zijn recht nog "halen'’.
Onder deze omstandigheden staat buiten redelijke twijfel dat [verdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de gedragingen van de plegers van de feiten, wederrechtelijk zouden zijn. Het hof concludeert dan ook dat [verdachte] , door onder de gegeven omstandigheden te handelen zoals hij heeft gedaan, zich heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [het kind] van haar vrijheid zou worden beroofd en zou worden onttrokken aan het gezag. Het hof acht hiermee bewezen dat [verdachte] voorwaardelijk opzet heeft gehad op de gronddelicten, te weten de onttrekking aan het gezag en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [het kind] .”
5.3
Voor zover door de steller van het middel tot uitgangspunt wordt genomen dat het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wetenschap had van het wederrechtelijke karakter van de voorgenomen hereniging tussen [het kind] en haar vader, berust dit op een verkeerde lezing van het arrest. Het hof heeft – zoals de steller van het middel kennelijk ook erkent – geoordeeld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de gedragingen van de plegers wederrechtelijk zouden zijn. Voor het hierin besloten liggende voorwaardelijk opzet is vorenbedoelde wetenschap niet vereist. Voor het overige geldt het volgende.
5.4
Het hof heeft – in cassatie onbestreden – vastgesteld i) dat de verdachte meerdere observaties heeft uitgevoerd waarvan hij wist dat deze tot doel hadden [het kind] met haar vader te herenigen, ii) dat de verdachte wist dat [het kind] door meer dan één persoon zou worden opgehaald, iii) dat de verdachte kort nadat hem de observatie-opdracht was verstrekt een WhatsApp-bericht van een medeverdachte ontving met de strekking dat zich op korte termijn een “opportunity” zal voordoen, iv) de verdachte twee dagen daarna een document heeft ontvangen waarin het onder i) vermelde doel als ‘missie’ werd aangeduid en waarover hij heeft verklaard dat het “op een gegeven moment over allerlei scenario’s [ging]” en dat hij “het [toen] niet meer letterlijk [heeft] doorgelezen”, v) dat de verdachte wist dat het de bedoeling was dat [het kind] terug naar India zou gaan, vi) dat de verdachte wist dat er juridische procedures liepen tussen de vader en moeder van [het kind] en vii) dat de verdachte kort na de ontvoering werd medegedeeld dat ze [het kind] “hebben”.
5.5
Het hof heeft verder tot uitdrukkelijk gebracht viii) dat het de verdachte niet volgt in zijn verklaring dat met “opportunity” in het onder iii) vermelde bericht gedoeld kan zijn te duiden op een mogelijkheid om de verblijfplaats van de moeder van [het kind] te achterhalen, omdat dit niet strookt met zijn eerdere verklaring dat hij al twee adressen had gekregen waar de moeder zou verblijven en ix) dat het de verdachte evenmin volgt in zijn verklaring dat hij op de dag van de ontvoering alleen moest kijken of [het kind] en haar moeder niet van verblijfplaats zouden veranderen, omdat dit niet te verenigen valt met het onder vii) vermelde bericht dat op die dag aan de verdachte is toegezonden. Het hierop gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte – door onder de hiervoor omschreven omstandigheden te handelen zoals hij heeft gedaan – willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de gedragingen van de plegers van de feiten wederrechtelijk zouden zijn, acht ik niet onbegrijpelijk.
5.6
Voor zover het middel nog klaagt dat de bewijsvoering innerlijk tegenstrijdig is omdat het hof de verklaring van de verdachte dat het “gewoon een familieding was om zijn dochter terug te halen” voor het bewijs heeft gebezigd, merk ik op dat ik niet inzie waarom dat strijdig zou zijn met het door het hof aangenomen voorwaardelijke opzet van de verdachte. Integendeel: de wetenschap dat familie van [het kind] haar wilde “terughalen” draagt daar eerder aan bij.
5.7
Het middel faalt.

Afronding

6.1
Het tweede middel kan niet tot cassatie leiden en de overige middelen falen. Alle middelen kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
6.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.ECLI:NL:GHAMS:2024:1268 (parketnummer 23-002803-19).
2.HR 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3662. Meer recent: HR 6 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:308. Zie voor een overzicht van gevallen waarin al dan niet sprake is van grondslagverlating als gevolg van een door het hof verbeterde lezing van de tenlastelegging de aan dat arrest voorafgaande conclusie van AG Keulen van 30 januari 2018, ECLI:NL:PHR:2018:105 (randnrs. 9 – 11).
3.Vgl. HR 26 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC9304,
4.In de zaak die leidde tot HR 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3662 had het hof de in de tenlastelegging vermelde tijdsaanduiding ‘op of omstreeks 19 juni 2005’ in de bewezenverklaring gewijzigd in ‘16 september 2005’. De Hoge Raad oordeelde dat het hof zijn oordeel dat sprake was van een misslag in dit geval, gelet op de aard van de wijziging, nader had behoren te motiveren. Ik begrijp dit arrest zo dat niet is uitgesloten dat een dergelijke wijziging van de in de tenlastelegging vermelde tijdsaanduiding in cassatie standhoudt, mits dat oordeel toereikend is gemotiveerd (en aan de overige onder 3.8 weergegeven vereisten is voldaan). Zie in diezelfde lijn AG Keulen in zijn conclusie van 30 januari 2018, ECLI:NL:PHR:2018:105, randnr. 12.
5.Overigens heeft deze lezing van de tenlastelegging en de bewezenverklaring van dit onderdeel niet tot strafverzwaring geleid. Het hof heeft immers geoordeeld dat het opzet van de verdachte niet op de bewezenverklaarde geweldshandelingen was gericht, zodat deze op grond van art. 49 lid 4 Sr bij het bepalen van de straf niet in aanmerking zijn genomen.