ECLI:NL:HR:2008:BD3662

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00736/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
  • J. de Hullu
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging van tijdsaanduiding in tenlastelegging en de rol van de rechter bij misslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed en zonder rijbewijs. In de tenlastelegging was een tijdsaanduiding opgenomen die de verdachte betrof, namelijk 'op of omstreeks 19 juni 2005'. Het Hof had deze tijdsaanduiding in de bewezenverklaring gewijzigd naar 'op 16 september 2005'. De verdachte stelde dat deze wijziging een schending van zijn verdediging betekende.

De Hoge Raad oordeelde dat het de taak van de rechter is om misslagen in de tenlastelegging te verbeteren, zolang de verdachte hierdoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. De wijziging van de tijdsaanduiding werd niet beschouwd als een wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, maar als een vaststelling van de juiste inhoud. Het Hof had echter meer motivering moeten geven voor zijn oordeel dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad door deze wijziging.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen ter zake van de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarmee de eerdere veroordelingen in stand bleven.

Uitspraak

30 september 2008
Strafkamer
nr. 00736/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, van 6 december 2006, nummer 22/002741-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, ten tijde van de betekening van aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Groot Bankenbosch" te Veenhuizen.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, van 26 april 2006 - de verdachte ter zake van het onder 1. en 6. bewezenverklaarde "overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd" en ten aanzien van het onder 2., 5. en 7. bewezenverklaarde "overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd" en ten aanzien van het onder 3. bewezenverklaarde "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" en ten aanzien van het onder 4. bewezenverklaarde "overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde tot hechtenis voor de duur van twee weken en ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde tot hechtenis voor de duur van twee weken en ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde tot hechtenis voor de duur van twee weken en ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde tot hechtenis voor de duur van twee weken en ten aanzien van het onder 1, 4 en 6 bewezenverklaarde tot het betalen van een geldboete van € 1.800,-, subsidiair 23 dagen hechtenis en ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden en ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht maanden.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt over 's Hofs wijziging van de tijdsaanduiding in het onder 4 en 5 tenlastegelegde.
3.2.1. Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - tenlastegelegd dat:
"4. hij op of omstreeks 19 juni 2005 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,52 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
5. hij op of omstreeks 19 juni 2005 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, het Statenplein, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
3.2.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"4. hij op 16 september 2005 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,52 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
5. hij op 16 september 2005 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, het Statenplein, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
3.2.3. In aansluiting op de bewezenverklaring heeft het Hof het volgende overwogen:
"Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging."
3.3. Het ligt op de weg van de rechter om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien de verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Zo'n verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van art. 313 Sv, maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van de verdachte is vereist.
3.4. Het Hof heeft de in de tenlastelegging vermelde tijdsaanduiding 'op of omstreeks 19 juni 2005' in de bewezenverklaring gewijzigd in 'op 16 september 2005'.
Het Hof had in dit geval, gelet op de aard van de wijziging, zijn oordeel dat sprake is van een misslag nader behoren te motiveren. Dat geldt ook voor zijn oordeel dat de verdachte die noch in eerste aanleg noch in hoger beroep is verschenen door de aangebrachte wijziging niet in zijn verdediging is geschaad.
3.5. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 en 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 30 september 2008.