ECLI:NL:PHR:2025:589
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen beslag op camper en niet-ontvankelijkheid van klaagster
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van GMBH, hierna de klaagster, tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 24 oktober 2022. De rechtbank had het klaagschrift van de klaagster, dat strekte tot opheffing van het beslag en teruggave van een in beslag genomen camper, ongegrond verklaard. De camper was op 11 april 2022 in beslag genomen onder [betrokkene 1]. De klaagster heeft later ook een klaagschrift ingediend, waarin zij verzocht om teruggave van de camper, die zij als verduisterd beschouwde. De rechtbank heeft beide klaagschriften behandeld en uiteindelijk het klaagschrift van [betrokkene 1] gegrond verklaard, terwijl het klaagschrift van de klaagster ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de camper teruggegeven moest worden aan [betrokkene 1], omdat deze de hoofdregel van artikel 116 Sv volgde, waarbij het voorwerp wordt teruggegeven aan degene onder wie het in beslag is genomen, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat een ander recht heeft op het voorwerp. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat er een Duitse civiele procedure loopt over de eigendom van de camper, wat de terughoudendheid van de Nederlandse rechter benadrukt. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie gesteld dat de klaagster geen belang heeft bij het cassatieberoep, omdat het beslag op de camper inmiddels is opgeheven. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster, wat als onbevredigend maar onvermijdelijk wordt beschouwd, gezien de aanbevelingen van de Hoge Raad om klaagschriften over hetzelfde voorwerp in één beschikking te beoordelen.