ECLI:NL:PHR:2025:589

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
23/04099
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beslag op camper en niet-ontvankelijkheid van klaagster

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van GMBH, hierna de klaagster, tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 24 oktober 2022. De rechtbank had het klaagschrift van de klaagster, dat strekte tot opheffing van het beslag en teruggave van een in beslag genomen camper, ongegrond verklaard. De camper was op 11 april 2022 in beslag genomen onder [betrokkene 1]. De klaagster heeft later ook een klaagschrift ingediend, waarin zij verzocht om teruggave van de camper, die zij als verduisterd beschouwde. De rechtbank heeft beide klaagschriften behandeld en uiteindelijk het klaagschrift van [betrokkene 1] gegrond verklaard, terwijl het klaagschrift van de klaagster ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de camper teruggegeven moest worden aan [betrokkene 1], omdat deze de hoofdregel van artikel 116 Sv volgde, waarbij het voorwerp wordt teruggegeven aan degene onder wie het in beslag is genomen, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat een ander recht heeft op het voorwerp. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat er een Duitse civiele procedure loopt over de eigendom van de camper, wat de terughoudendheid van de Nederlandse rechter benadrukt. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie gesteld dat de klaagster geen belang heeft bij het cassatieberoep, omdat het beslag op de camper inmiddels is opgeheven. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster, wat als onbevredigend maar onvermijdelijk wordt beschouwd, gezien de aanbevelingen van de Hoge Raad om klaagschriften over hetzelfde voorwerp in één beschikking te beoordelen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04099 B
Zitting10 juni 2025
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klaagster] GMBH,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de klaagster.

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, heeft bij beschikking van 24 oktober 2022 het klaagschrift ex art. 552a Sv van de klaagster strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van een in beslag genomen camper van het merk Fiat Capron Carado, ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster. D. Duijvelshoff, advocaat in Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het procesverloop

2.1
Op grond van de stukken van het geding kan van het volgende worden uitgegaan.
2.2
Op 11 april 2022 is op grond van art. 94 Sv een camper in beslag genomen onder [betrokkene 1] .
2.3
[betrokkene 1] heeft op 20 mei 2022 een klaagschrift ingediend, strekkende tot teruggave van de camper aan hem. Op 28 juni 2022 heeft vervolgens ook de klaagster in de onderhavige cassatieprocedure, [klaagster] GmbH, een klaagschrift ingediend. Daarin wordt verzocht om teruggave van de onder [betrokkene 1] in beslag genomen camper.
2.4
Op de zitting van 24 oktober 2022 zijn beide klaagschriften door de rechtbank in openbare raadkamer behandeld. De standpunten van beide partijen heeft de rechtbank als volgt samengevat:
“Namens [betrokkene 1] is verzocht tot teruggave van een onder hem op 11 april 2022 ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in beslag genomen camper, merk Fiat Capron Carado met Duits [kenteken] . Door [klaagster] is eveneens tot teruggave verzocht van het voornoemde inbeslaggenomen voertuig. Deze klager heeft aangevoerd dat de camper verduisterd zou zijn en dat hij de rechthebbende van de camper is.
Mr. Roosjen heeft namens [betrokkene 1] in raadkamer zijn schriftelijke standpunt gehandhaafd en primair aangevoerd dat [betrokkene 1] de in beslag genomen camper te goeder trouw heef gekocht. Nu er volgens klager geen strafvorderlijk belang is, dient het klaagschrift gegrond verklaard te worden. Subsidiair heef de raadsman zich op het standpunt gesteld om de uitspraak in de Duitse civiele zaak afte wachten en het beslag op de camper te doen voortduren.
Mr. Duijvelshoff heeft namens [klaagster] in raadkamer zijn schriftelijke standpunt gehandhaafd en naar voren gebracht dat zij aangemerkt dient te worden als rechthebbende van de camper, waarvan zij het bezit ervan door verduistering en heling is verloren. [betrokkene 1] heeft - als professionele partij - de camper niet te goeder trouw gekocht van zekere [betrokkene 2] , die ten aanzien van de camper een huurovereenkomst met [klaagster] had afgesloten en de camper na ommekomst van de huurtermijn niet heeft terug gegeven. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van mr. Roosjen om de uitspraak in de Duitse civiele zaak af te wachten.
De officier van justitie heeft zijn schriftelijke standpunt gehandhaafd en aangevoerd dat het klaagschrift ten behoeve van [betrokkene 1] gegrond dient te worden verklaard en het klaagschrift ten behoeve van [klaagster] ongegrond dient te worden verklaard.”
2.5
Het beklag van de klaagster is door de rechtbank ongegrond verklaard. Over de vraag aan wie de camper moet worden teruggegeven heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“Gelet op het voorgaande kan de camper aldus worden teruggegeven, waarbij het in beslag genomen voorwerp volgens de hoofdregel van artikel 116 Sv wordt teruggegeven aan degene onder wie het inbeslaggenomen is. Op voornoemde regel bestaat een uitzondering, inhoudende dat het voorwerp wordt geretourneerd aan een ander die meent rechthebbend te zijn, wanneer op het eerste gezicht duidelijk is dat diegene redelijkerwijs het eerste recht heeft op het voorwerp. Bij de beantwoording van die vraag treedt de rechter niet ten volle in de beslechting van civiele eigendomsverhoudingen, welk uitgangspunt van terughoudendheid te meer geldt indien voor de beoordeling van die kwesties het recht van een ander land van belang kan zijn. Hierbij is van belang dat de rechtbank constateert dat er thans een Duitse civiele procedure daaromtrent gevoerd wordt, hetgeen met zich meebrengt dat de Nederlandse rechter hierin thans uiterst terughoudend moet zijn.
De vraag of [betrokkene 1] al dan niet te goeder trouw ten aanzien van de camper heeft gehandeld, zal in deze beklagprocedure dan ook niet worden beantwoord. Een en ander brengt met zich mee dat de hoofdregel ten aanzien van voorwerpen waarop naar Nederlands strafrecht beslag op rust zal worden toegepast. De rechtbank verklaart het klaagschrift van [betrokkene 1] gegrond en gelast de teruggave van de camper aan [betrokkene 1] . De rechtbank verklaart het klaagschrift van [klaagster] ongegrond. Voorgaande beslissing laat ieders rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet.”
2.6
Uit de hierboven geciteerde overweging kan worden afgeleid dat de rechtbank bij beschikking van 24 oktober 2022 het klaagschrift van [betrokkene 1] gegrond heeft verklaard en de teruggave heeft gelast van de camper. Uit namens mij ingewonnen inlichtingen blijkt dat de camper inmiddels daadwerkelijk aan [betrokkene 1] is teruggegeven.

3.Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

3.1
Uit het voorgaande blijkt dat de rechtbank ten aanzien van de camper op 24 oktober 2022 twee beschikkingen heeft gegeven; één in de zaak van de klaagster en één in de zaak van [betrokkene 1] . Nu er ten aanzien van de inbeslaggenomen camper sprake is van een beschikking waarbij teruggave is gelast (en waarvan ik aanneem dat deze beschikking onherroepelijk is [1] ), is het beslag daarop beëindigd. [2] Dat betekent dat de klager geen belang heeft bij vernietiging van de bestreden beschikking. Omdat het beslag op de camper reeds is geëindigd, kan de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen de klaagster immers slechts niet-ontvankelijk verklaren.
3.2
Ik hecht er wel aan om tot slot op te merken dat dat in de onderhavige zaak een hard gelag zal zijn voor de klaagster. Zeker gelet op de aan de cassatieschriftuur gehechte uitspraak van de Duitse civiele rechter waarin wordt geoordeeld dat [betrokkene 1] niet als koper te goeder trouw kan worden aangemerkt. In zijn beschikking van 27 maart 2012 heeft de Hoge Raad niet voor niets opgemerkt dat het in dit soort zaken – waarin door verschillende partijen afzonderlijk klaagschriften zijn ingediend die betrekking hebben op hetzelfde inbeslaggenomen voorwerp – aanbeveling verdient dat de rechter bevordert dat dergelijke klaagschriften gevoegd worden behandeld en vervolgens in één beschikking worden beoordeeld. [3] Dan kan het daartegen gerichte cassatieberoep namelijk ook gericht zijn tegen de beslissing ten aanzien van de andere klager.
3.3
Nu de rechtbank deze aanbeveling in de onderhavige zaak niet heeft gevolgd, leidt dat tot de – voor de klaagster – onbevredigende maar onvermijdelijke slotsom dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling kan nemen.

4.Slotsom

4.1
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Tot op heden is ondanks herhaalde verzoeken hierop geen bevestiging ontvangen van de rechtbank.
2.Zie HR 27 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8757, rov. 2.2 en 2.3 en HR 19 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8723, rov. 2.2 en 2.3. Vgl. ook de conclusie van toenmalig A-G Knigge ECLI:NL:PHR:2018:1305, onder 4.2, voorafgaand aan HR 20 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2156.
3.HR 27 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8757, rov. 2.4.