ECLI:NL:HR:2012:BW8723
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake teruggave schilderijen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van een klager, die zich richtte tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 27 april 2010. De klager had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, met betrekking tot de teruggave van schilderijen. De Rechtbank had de klager niet-ontvankelijk verklaard voor zover het klaagschrift betrekking had op de schilderijen van Trouillebert en Teniers, en het klaagschrift ongegrond verklaard voor de overige schilderijen.
De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde primair tot niet-ontvankelijkheid van de klager in het cassatieberoep, en subsidiair tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klager geen belang had bij zijn cassatieberoep, omdat uit ingewonnen inlichtingen bleek dat de Rechtbank in een andere onherroepelijk geworden beschikking de teruggave van de schilderijen aan een derde partij, The International Art & Antique Loss Register Ltd (ALR), had gelast. Dit betekende dat de klager bij gebrek aan belang niet kon worden ontvangen in zijn cassatieberoep.
De Hoge Raad verklaarde de klager niet-ontvankelijk in het beroep, en deze beslissing werd genomen in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor klagers om een belang te hebben bij hun beroep.