Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.Het middel
A-G: ik begrijp: De vordering onttrekking) wordt gelijktijdig behandeld met een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van betrokkene (
A-G: ik begrijp hier en hierna telkens: de belanghebbende) betreffende de in beslag genomen auto.
[opmerking griffier: klaagster (A-G: ik begrijp: de belanghebbende) overhandigt een door haar bijgehouden logboek]. Zij heeft vervolgens bij de RDW gezien dat de auto gesloopt is. Ze heeft niets strafbaars gedaan dus onttrekking aan het verkeer is niet hoogst waarschijnlijk. Volgens de Hoge Raad moet er een verband zijn met een strafbaar feit, wil een voorwerp onttrokken worden aan het verkeer. De auto dient teruggegeven te worden aan cliënte en de vordering tot onttrekking aan het verkeer dient te worden afgewezen. Indien de vordering wordt toegewezen dan dient cliënte gecompenseerd te worden met een bedrag van € 17.000,- en anders met de helft van dit bedrag.
A-G: ik begrijp: De vordering onttrekking) wordt gelijktijdig behandeld met een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van betrokkene (
A-G: ik begrijp hier en hierna telkens: de belanghebbende) betreffende de in beslag genomen auto.
Raadsman:
A-G: ik begrijp hier en hierna telkens: de belanghebbende) is een pechvogel met deze aanschaf. Nu zij de auto van een particulier heeft gekocht, is er geen sprake van consumentenkoop en wordt zij niet als derde beschermd. De auto is binnen 3 jaar na de diefstal in beslag genomen en op grond van art. 3:86 lid 3 BW behoort de auto nog steeds toe aan [A] B.V. Klaagster (
A-G: ik begrijp hier en hierna telkens: de belanghebbende) kan haar schade in een civiele procedure tegen de verkoper proberen te verhalen.
A-G: ik begrijp: art. 3:86 BW) zegt ook dat de eigenaar van een roerend goed (…) dat wordt gestolen [dat goed] binnen drie jaar kan opeisen bij degene die het goed op dat moment in bezit heeft. De uitzondering daarop is als iemand het goed koopt in een reguliere winkel. In het licht van de goeder trouw is beslagene hier dus de eigenaar van de auto. De eigenaar had de auto binnen drie jaar kunnen opeisen maar dat is niet gebeurd. Er zit zelfs een e-mail uit 2022 bij de stukken waarin Alliance schrijft dat ze niet wisten van de inbeslagneming en dat ze dat wel hadden willen weten zodat ze de auto hadden kunnen opeisen. Cliënte is dus eigenaresse en rechthebbende van de auto geworden en gebleven. Zij verzoekt een schadevergoeding van €.17.00,00 (
A-G: ik begrijp: € 17.000,00) de aankoopprijs van de auto. U vraagt of dat de waarde is van een auto die omgekat blijkt te zijn. Zij heeft twee jaar in de auto gereden voordat die in beslag werd genomen en was er blij mee. Het Openbaar Ministerie bood de leasemaatschappij in eerste instantie aan de schade te herstellen. Subsidiair verzoekt cliënte € 10.000,00 als schadebedrag toe te wijzen.
Verzoek
A-G: ik begrijp hier en hierna telkens: de belanghebbende)
Beoordeling
A-G: ik begrijp hier en hierna telkens: de belanghebbende) [belanghebbende] in beslag genomen auto een gestolen auto van [A] B.V. ( [kenteken] ) betreft waarin een vals VIN is aangebracht. De auto is qua (…) interieur en exterieur grotendeels opgebouwd uit onderdelen van de auto van [aangever] ( [kenteken] ). De auto is dus omgekat. Gelet hierop is de rechter van oordeel dat het inbeslaggenomene vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien voornoemde
(A-G: auto)van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Art. 33c lid 2 Sr:
Art. 36b lid 1, aanhef en onder 4°, en lid 2 Sr:
kanworden betrokken hoe de belanghebbende ze zich in relatie tot het onttrokken voorwerp heeft gedragen, de waarde van het onttrokken voorwerp, alsmede eventueel voordeel dat de Staat na de onttrekking met betrekking tot dat voorwerp verkrijgt, bijvoorbeeld door de verkoop van (onderdelen) daarvan. [4]
na de inbeslagnemingbij de verkoper navraag te doen naar de herkomst van de auto zou maken dat de belanghebbende door de onttrekking niet onevenredig wordt getroffen. De belanghebbende heeft, nadat zij in kennis is gesteld van het feit dat haar auto was omgekat, daarvan op 4 januari 2021 aangifte gedaan bij de politie Amsterdam. Vervolgens heeft zij ingezet op teruggave van de auto door een advocaat in de arm te nemen en bij de rechtbank een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv in te dienen. Dat zij die weg heeft bewandeld betekent niet dat zij door de onttrekking van de auto, waarmee ze een jaar heeft gereden en waarvoor ze € 17.000,- heeft betaald, niet onevenredig is getroffen. Dat de Staat geen voordeel aan de vernietiging van de auto zou hebben gehad – het dossier verschaft daarover geen zekerheid – maakt dat niet anders.