ECLI:NL:HR:2023:1212

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
21/01008
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep na veroordeling voor diefstal en diefstal met valse sleutel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 19 februari 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1971, was veroordeeld voor diefstal en diefstal met een valse sleutel. De zaak kwam voor de Hoge Raad omdat er vragen waren over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, met name over de volmacht die de advocaat had ontvangen van de verdachte. De advocaat, T.P.M. Kouwenaar, had een volmacht verleend aan een medewerker van de griffie van de rechtbank om hoger beroep in te stellen, maar de vraag was of deze volmacht ook geldig was voor het instellen van cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de volmacht niet voldeed aan de wettelijke eisen, maar dat de wens van de verdachte om cassatie in te stellen niet in de weg stond aan de ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dit leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Uiteindelijk werd het cassatieberoep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01008
Datum26 september 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 februari 2021, nummer 20-000131-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T.P.M. Kouwenaar, advocaat te ’s-Hertogenbosch, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is onder meer het volgende van belang:
(i) het hof heeft op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in deze zaak;
(ii) de akte cassatie vermeldt dat het cassatieberoep is ingesteld door de in de akte genoemde administratief ambtenaar van het hof op 10 maart 2021 en dat deze ambtenaar “blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht” schriftelijk gemachtigde is van de verdachte om beroep in cassatie in te stellen tegen het arrest van 19 februari 2021;
(iii) aan de cassatieakte is een e-mailbericht gehecht, dat op 9 maart 2021 om 17.24 uur door T.P.M. Kouwenaar (advocaat) onder meer is verzonden aan de strafgriffie van het hof. Het e-mailbericht houdt het volgende in:
“Geachte mevrouw, heer,
Hierbij verzoek ik u namens mij hoger beroep aan te tekenen tegen het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 februari 2021, gewezen tegen cliënte [verdachte] , parketnummer eerste aanleg 01-183576-20; 20-002509-18 (TUL).
Bijgaand treft u een scan aan * van de door mij hiertoe ondertekende volmacht instellen hoger beroep.
Graag uw bericht,
met dank voor uw medewerking,
hoogachtend,
T.P.M. Kouwenaar”
(iv) aan de cassatieakte is verder een ‘volmacht instellen hoger beroep’ van Kouwenaar van 9 maart 2021 gehecht. Deze volmacht houdt het volgende in:
“De ondergetekende MR. T.P.M. KOUWENAAR, kantoorhoudende te 's-Hertogenbosch aan de Luijbenstraat 15, verklaart hierdoor bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1971, wonende aan de [a-straat 1] te [plaats] , om in de zaak met parketnummer eerste aanleg 01-183576-20 en 20-002509-18 (TUL) hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, uitgesproken ter mondelinge zitting van 19 februari 2021.
De ondergetekende, mr. T.P.M. Kouwenaar, verleent hierdoor bepaaldelijk volmacht aan de medewerker van de griffie van de Rechtbank 's-Hertogenbosch om dit hoger beroep namens ondergetekende ten behoeve van [verdachte] in te stellen.
’s-Hertogenbosch, 9 maart 2021
[handtekening]
Mr. T.P.M. Kouwenaar, advocaat”
2.2
De navolgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- artikel 449 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv):
“Voor zover de wet niet anders bepaalt, wordt hoger beroep of beroep in cassatie ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven.”
- artikel 450 leden 1 en 3 Sv:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen, bedoeld in artikel 449, kan ook geschieden door tussenkomst van:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
(...)
3. Aan een schriftelijke bijzondere volmacht, verleend aan een medewerker ter griffie, tot het voor de verdachte aanwenden van het rechtsmiddel wordt slechts gevolg gegeven indien de verdachte daarbij instemt met het door deze medewerker ter griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel wordt ingesteld voor de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping. De verdachte geeft een adres op voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.”
2.3.1
Een door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat kan op de wijze van artikel 450 lid 3 Sv beroep in cassatie instellen tegen een arrest van het hof door middel van het verlenen van een daartoe strekkende schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker van het hof. Een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om beroep in cassatie in te stellen moet inhouden de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van cassatieberoep tegen het arrest van het hof (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810).
2.3.2
De hiervoor onder 2.1 sub iv weergegeven en onder meer aan de strafgriffie van het hof toegezonden volmacht van de advocaat Kouwenaar houdt in dat hij bepaaldelijk door de verdachte is gemachtigd om “in de zaak met parketnummer eerste aanleg 01-183576-20 en 20-002509-18 (TUL) hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, uitgesproken ter mondelinge zitting van 19 februari 2021” en dat hij “bepaaldelijk [een] volmacht aan de medewerker van de griffie van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch [verleent] om dit hoger beroep (...) in te stellen”. In aanmerking genomen dat deze volmacht niet inhoudt dat Kouwenaar is gemachtigd om beroep in cassatie in te stellen en dat hij deze volmacht verleent aan een medewerker van de griffie van het hof, is aan de onder 2.3.1 genoemde voorwaarden niet voldaan.
2.4
Uit de omstandigheid dat namens de verdachte een cassatieschriftuur is ingediend door dezelfde advocaat die heeft verklaard daartoe door de verdachte bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, moet worden afgeleid dat aan de onvolkomen volmacht bij het instellen van het cassatieberoep de wens van de verdachte ten grondslag heeft gelegen om (op rechtsgeldige wijze) beroep in cassatie te doen instellen, zodat die onvolkomen volmacht niet hoeft te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring in het cassatieberoep (vgl. HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3924).

3.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

4.1
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden.
4.2
De klacht tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van de verdachte in het ingestelde hoger beroep leidt niet tot cassatie. De Hoge Raad acht ook geen grond aanwezig waarop dat oordeel ambtshalve zou moeten worden vernietigd. Daarom moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat het hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het namens haar ingestelde hoger beroep, zodat het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden. Bij deze stand van zaken kan de omstandigheid dat de Hoge Raad uitspraak doet nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 september 2023.