Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Slotsom
5.Beslissing
6 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vernietiging van een mondeling vonnis door de politierechter, waarbij de verdachte was veroordeeld voor mishandeling. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof de bewezenverklaring ten onrechte heeft gebaseerd op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in het bestreden arrest is opgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat het Hof niet voldeed aan de vereisten van de bewijsmotiveringsvoorschriften zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft voorafgaande opmerkingen gemaakt over de toepassing van bewijsmotiveringsvoorschriften, met name in gevallen van bevestiging of vernietiging van een mondeling vonnis. De Hoge Raad benadrukte dat in geval van vernietiging van een mondeling vonnis, het arrest van het Hof moet voldoen aan de eisen van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit houdt in dat het Hof de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in zijn arrest moet vermelden.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de eisen die aan de motivering van een arrest worden gesteld, vooral in situaties waarin een mondeling vonnis wordt vernietigd.