2.4Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 april 2024 houdt onder meer het volgende in:
“De voorzitter deelt het volgende mede:
U heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter van 6 september 2023. Het hof zal eerst beoordelen of het hof uw zaak kan behandelen. De politierechter heeft de beslissing vastgelegd in een zogenoemde 'aantekening mondeling vonnis'. In die - door de politierechter ondertekende - aantekening van het mondeling vonnis is vermeld dat de verdachte en de officier van justitie afstand hebben gedaan van rechtsmiddelen, dus afstand hebben gedaan van het recht tot het instellen van hoger beroep.
U heeft hoger beroep ingesteld op 19 september 2023, hoewel u afstand zou hebben gedaan van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Uw raadsvrouw heeft een e-mailbericht naar het hof verzonden, waarin zij verzoekt u ontvankelijk te verklaren in hoger beroep wegens bijzondere omstandigheden.
Dat betekent dat hof vandaag zal onderzoeken, of er bijzondere omstandigheden zijn waardoor we de zaak kunnen behandelen.
Hoewel het hof de zaak op dit moment dus nog niet inhoudelijk behandelt, is van belang dat de zaak een winkeldiefstal betreft waarvan u heeft gezegd dat u dat feit heeft begaan. U bent na betrapping op diefstal meegenomen door een beveiliger en daar was ook een manager van die winkel bij. U bent niet alleen voor de diefstal veroordeeld, maar ook voor het mishandelen van de beveiliger, de manager van de supermarkt en de politieagent.
In reactie hierop deelt de verdachte mede:
Ik was nogal geschrokken. Waarom? Ik stond destijds onder bewind. Ik kreeg € 50 per week en maakte mij wel schuldig aan winkeldiefstal. Ik heb toen € 180 betaald. Heel veel later kreeg ik pas de brief van de daadwerkelijke beschuldiging. Ik was nogal geschrokken van de verdenking van mishandeling. Ik ben alleen naar de rechtbank in Rotterdam gegaan en daar heb ik de politierechter en iemand van het openbaar ministerie gesproken. Ik had een soort verweerschrift bij mij.
In reactie hierop deelt de verdachte mede:
Ik heb op de zitting heel beknopt aan kunnen geven wat er is gebeurd. Er werd daarna direct uitspraak gedaan.
De voorzitter deelt mede:
De uitspraak wordt dan gedaan door de politierechter. De gebruikelijke gang van zaken is dat de politierechter uitspraak doet, en daarbij zegt dat de verdachte binnen veertien dagen hoger beroep in kan stellen.
De verdachte zegt dat zij haar levensverhaal beknopt heeft verteld en dat de straf daardoor lager uitviel.
De voorzitter deelt mede:
In de aantekening van het mondeling vonnis staat dat er afstand is gedaan van het rechtsmiddel. Is er met u besproken dat u wel of niet in hoger beroep zou kunnen?
De verdachte deelt hierop mede:
Ze hebben het woord afstand niet in hun mond genomen. Ik heb de brief laten zien, maar ze zijn niet inhoudelijk op de zaak ingegaan.
De voorzitter deelt mede:
Op het moment dat de politierechter uitspraak doet en de straf uitspreekt, wordt gezegd ‘u kunt in hoger beroep, maar u kunt er ook vanaf zien'.
De verdachte reageert hierop door aan te geven dat ze blij was dat de straf was verlaagd en dat ze dacht daarnaast alsnog in hoger beroep te kunnen. De verdachte dacht dat het én én was. De verdachte verklaarde ook een formulier te hebben gekregen van waarschijnlijk de politierechter. Maar haar geheugen laat haar af en toe in de steek dus ze kan niet meer met zekerheid zeggen van wie ze het formulier heeft gekregen.
De voorzitter vraagt de verdachte waarom zij niet direct na afloop van de zitting naar de balie is gelopen om hoger beroep in te stellen. De verdachte reageert hierop dat het haar een beetje duizelde. De verdachte is thuis gaan nadenken. Vervolgens is ze weloverwogen naar de rechtbank gegaan om hoger beroep in te stellen.
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld, deelt de raadsvrouw het volgende mede:
“Ik ben van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden zodat geen sprake is van afstand zoals in artikel 381, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Mevrouw begreep niet dat zij afstand heeft gedaan. Mevrouw heeft zelf het verweer op papier gezet en zij heeft ook gemotiveerd waarom ze het ene wel bekent en het andere niet. Verder heeft ze binnen veertien dagen hoger beroep ingesteld. Hieruit blijkt dat ze echt niet heeft begrepen dat ze afstand heeft gedaan. Ik wil niet zeggen dat de politierechter het werk niet goed heeft gedaan, maar ik denk dat er verwarring is ontstaan. Ik heb van mevrouw begrepen dat ze het niet eens was met de veroordeling voor mishandeling, maar dat ze wel blij was met de strafvermindering. Ook had mevrouw geen advocaat. Het is vast door de politierechter uitgelegd, maar mevrouw heeft het niet goed begrepen. Ze heeft niet eerder de akte gezien of gekregen met de tekst ‘er is afstand gedaan’. Ik verzoek uw hof mevrouw ontvankelijk te verklaren […]”
Het hof onderbreekt hierop het onderzoek voor beraadslaging. Na de beraadslaging hervat de voorzitter het onderzoek.
De voorzitter deelt mede:
De aantekening mondeling vonnis van de politierechter levert bewijs op voor de inhoud daarvan, zijnde de beslissingen van de politierechter. Dat geldt ook ten aanzien van de in die aantekening vermelde afstand van rechtsmiddelen door de verdachte. Dat betekent dat het hof niet de noodzakelijkheid aanwezig acht om de politierechter te verzoeken een proces-verbaal van de zitting op te (doen) stellen.
Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven te oordelen dat de gedane afstand niet kan gelden als afstand in de zin van artikel 381, eerste lid, Sv.
De verdachte heeft aangevoerd dat zij geen afstand heeft gedaan, althans niet heeft begrepen dat zij afstand deed van het recht om in hoger beroep te gaan tegen de veroordeling voor (meerdere) mishandelingen.
Naar het oordeel van het hof zijn dit geen bijzondere omstandigheden die kunnen afdoen aan de inhoud van de aantekening mondeling vonnis.
Het onderzoek ter terechtzitting wordt hierbij gesloten en het hof zal direct uitspraak doen.
Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.”