ECLI:NL:HR:2006:AU6775
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Afstand van het recht om in hoger beroep te gaan tegen een vonnis en de gevolgen daarvan
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had op 20 mei 2003 afstand gedaan van zijn recht om in hoger beroep te gaan tegen een vonnis van de politierechter. Later, op 3 juni 2003, probeerde hij deze afstand te herroepen en hoger beroep in te stellen. Het Hof verklaarde de verdachte echter niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat het van mening was dat de verdachte op de hoogte was van de gevolgen van zijn afstand. De verdachte voerde aan dat hij niet begreep wat het afstand doen van hoger beroep inhield, maar het Hof oordeelde dat zijn verklaring tijdens de terechtzitting in hoger beroep aantoonde dat hij wel degelijk begreep dat hij afstand deed van zijn recht om hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de intrekking van de afstand van het hoger beroep rechtvaardigden. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden en verwierp het beroep.