ECLI:NL:HR:2001:AB2060
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep wegens afstand van rechtsmiddelen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De verdachte was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda voor mishandeling, poging tot zware mishandeling en bedreiging. De veroordeling resulteerde in een gevangenisstraf van drie maanden en vijftien dagen, waarvan één maand voorwaardelijk. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Boksem.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof niet had hoeven onderzoeken of de afstand van rechtsmiddelen door de verdachte en de officier van justitie rechtsgeldig was. De aantekening van het mondeling vonnis van de Politierechter vermeldde expliciet dat beide partijen afstand hadden gedaan van hun recht om hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad oordeelde dat, indien een verdachte afstand doet van het recht om hoger beroep in te stellen, dit in principe bindend is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit in twijfel trekken.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren dat dergelijke bijzondere omstandigheden zich voordeden. Daarom kon het middel niet slagen en werd het beroep verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan op 12 juni 2001, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren. De beslissing houdt in dat de bestreden uitspraak van het Hof in stand blijft, en de Hoge Raad geen reden ziet om ambtshalve tot vernietiging van de uitspraak over te gaan.