ECLI:NL:HR:2010:BL7694

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03636
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep en responsieplicht van de rechter bij termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Politierechter veroordeeld voor hennepteelt en had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Hof had de verdachte echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat dit na de wettelijke termijn van veertien dagen was ingesteld. De verdachte voerde aan dat hij niet goed was geïnformeerd over de formaliteiten voor het instellen van hoger beroep, aangezien hij in eerste aanleg niet door een raadsman was bijgestaan.

De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie met betrekking tot de responsieplicht van de rechter bij een duidelijk en gemotiveerd verweer over verontschuldigbare termijnoverschrijding. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten reageren op het verweer van de verdachte, dat hij dacht dat zijn verklaring voldoende was om hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof had verzuimd om een gemotiveerde beslissing te geven over dit verweer, wat in strijd is met de vereisten van een zorgvuldige rechtsgang.

Daarom vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van goede rechtsbijstand en de informatieplicht van de rechter in strafzaken.

Uitspraak

12 oktober 2010
Strafkamer
nr. 08/03636
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2008, nummer 20/000276-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, niet-ontvankelijk heeft verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
2.2. De stukken van het geding houden het volgende in:
(i) op 22 mei 2007 is de inleidende dagvaarding om op 3 juli 2007 ter terechtzitting van de Politierechter terecht te staan aan de verdachte in persoon uitgereikt;
(ii) op 3 juli 2007 is de verdachte op de terechtzitting van de Politierechter verschenen;
(iii) de Politierechter heeft op die terechtzitting het onderzoek gesloten, terstond mondeling vonnis gewezen en de verdachte veroordeeld ter zake van - kort gezegd - hennepteelt;
(iv) op 24 januari 2008 is door de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis.
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt het volgende in:
"Op vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
U houdt mij voor dat ik door de politierechter ben veroordeeld op 3 juli 2007. Ik was daar toen aanwezig. U houdt mij voor dat ik op 24 januari 2008 hoger beroep heb ingesteld. Dat zou kunnen. Ik stond gelijktijdig met anderen terecht en de politierechter ging alle verdachten af met de vraag of zij afstand deden van hun recht op het instellen van hoger beroep. Ik heb gezegd dat ik in hoger beroep ging. Ik dacht dat dit toereikend was. Later heb ik contact opgenomen met mijn raadsman. Toen bleek dat het voorgaande onvoldoende was. Vervolgens heb ik alsnog hoger beroep ingesteld."
2.4. Het bestreden arrest houdt het volgende in:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Volgens artikel 408, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering moet in een geval als het onderhavige, waarin verdachte is verschenen op de terechtzitting in eerste aanleg, het hoger beroep worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van de eerste rechter. Op 3 juli 2007 heeft de eerste rechter einduitspraak gedaan.
Nu het hoger beroep na het verstrijken van die termijn, namelijk eerst op 24 januari 2008, is ingesteld, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep."
2.5. Indien duidelijk en gemotiveerd het verweer is gevoerd dat een termijn voor het instellen van een rechtsmiddel verontschuldigbaar is overschreden, is de rechter verplicht bij verwerping daarvan die beslissing uitdrukkelijk en met redenen omkleed te nemen (vgl. HR 22 mei 2005, LJN AR3700).
2.6. Hetgeen door de verdachte is aangevoerd kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een zodanig verweer. Het Hof heeft dat verweer verworpen, maar het heeft nagelaten in dit opzicht een uitdrukkelijke en gemotiveerde beslissing te geven. Voor zover het middel daarover klaagt, is het gegrond.
Opmerking verdient nog het volgende. Bij de beoordeling van het onderhavige verweer had het Hof behoren te betrekken dat de verdachte in eerste aanleg niet door een raadsman werd bijgestaan en voorts dat de wet er niet in voorziet dat een verdachte die, nadat hem op de voet van art. 381 Sv de gelegenheid is geboden om afstand te doen van het openstaande rechtsmiddel, ten overstaan van de politierechter verklaart dat hij het rechtsmiddel wenst aan te wenden, door die rechter wordt ingelicht omtrent de formaliteiten die daartoe moeten worden vervuld.
2.7. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 oktober 2010.