Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
- i) Rond de eeuwwisseling was Commodore een bekend computermerk. Op 4 april 2006 heeft Net (toen nog Commodore International BV geheten, en houder van het merk), een trademarklicentieovereenkomst gesloten met Commodore Gaming Holding B.V. (Gaming). Gaming was op grond daarvan aan Net een vergoeding van € 21.420.000,00 verschuldigd (inclusief btw). Net heeft de hierover verschuldigde btw van € 3.420.000,00 aan de belastingdienst afgedragen. Gaming heeft van haar schuld 11 miljoen euro niet betaald.
- ii) Op 11 juni 2008 is een ‘pre-agreement’ gesloten tussen Net (toen nog Commodore International, oftewel CI-BV), de Amerikaanse vennootschap Commodore International Corporation (CIC) en Nedfield (toen nog: Tulip Computers N.V., kortweg Tulip). De Commodorevennootschappen CI-BV en CIC werden indertijd beide vertegenwoordigd door bestuurder [betrokkene 1]. Deze overeenkomst vloeide voort uit betalingsproblemen van CIC: Nedfield was via Netfield Holding aandeelhouder van Net en had een belang van 60% aan CIC verkocht, maar CIC kon de koopprijs niet volledig voldoen. Dat heeft geleid tot een sale & lease back: Nedfield zou de aandelen in Net terugkrijgen en zou vervolgens aan CIC een licentie verstrekken voor het gebruik van het merk. Als onderdeel van deze transactie zouden vorderingen van Net eerst worden overgedragen aan Nedfield, met een optie tot terugkoop door CIC voor de duur van zes maanden. Afgesproken werd om deze transactie uit te werken in een pre-agreement. Die overeenkomst luidt voor zover nog van belang als volgt:
- iii) Op 28 juli 2008 heeft Nedfield de belastingdienst geschreven dat CI-BV (Net) de vordering van 11 miljoen euro op Gaming aan Nedfield heeft overgedragen en dat CI-BV ook de vordering op de belastingdienst heeft overgedragen die ontstaat indien de vordering op Gaming niet incasseerbaar blijkt te zijn. Als bijlage is de pre-agreement meegezonden.
- iv) Op 3 september 2009 is een curator aangesteld in zijn hoedanigheid in het faillissement van Nedfield. In opdracht van de curator is jarenlang met de belastingdienst overlegd, geprocedeerd en onderhandeld over de btw-teruggave. Uitgangspunt was daarbij dat die vordering in 2008 aan Nedfield was gecedeerd. Uiteindelijk was de belastingdienst bereid de curator € 878.151,50 te betalen. Daartoe moest echter eerst een vaststellingsovereenkomst worden ondertekend, die Net als btw-plichtige partij diende te paraferen en meeondertekenen. Net heeft dat in 2020 onder protest gedaan, nadat zij hiertoe in kort geding
Uitgangspunten
3.Bespreking van het cassatiemiddel
nietsgebeurd. [16]
Alshet beroep slaagt, dan volgt daaruit strikt genomen niet dat C rechthebbende van de vordering is geworden, maar slechts dat A zich er tegen C niet op kan beroepen dat C geen rechthebbende is geworden. We zeggen: art. 3:36 BW heeft relatieve werking. Je zou kunnen zeggen: een geslaagd beroep op art. 3:36 BW werkt, anders dan het geval is bij een geslaagd beroep op art. 3:88 BW, niet goederenrechtelijk. Voor het rechtsgevolg hoeft dat niet steeds een verschil te maken. Hoe deze relativiteit verder uit zou moeten pakken, laat ik nu in het midden. [18]
Netde vordering op de belastingdienst aan haar heeft overgedragen die ontstaat indien de vordering op Gaming niet incasseerbaar blijkt te zijn. Ook wijst het onderdeel erop dat Net ook al in eerste aanleg heeft gesteld dat Nedfield en de curator zich aanvankelijk (onder meer in een brief van 25 juli 2008 aan Net) steeds op het standpunt hebben gesteld dat Net de btw-vordering rechtstreeks aan Nedfield gecedeerd zou hebben.
te gelden heeftdat de cessie door Net aan CIC wél heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot die cessie tussen CIC en Nedfield kon Net, gelet op art. 3:36 BW, immers geen beroep doen op de onjuiste veronderstelling van Nedfield. De klacht faalt dan ook.
NJ2014/201,
JOR2010/43 (World Online) en HR 19 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2434,
NJ1998/689 (Verhagen q.q./INB II). Dat is enerzijds begrijpelijk, omdat (normaliter) nu juist
doorde mededeling de levering tot stand komt. Anderzijds kan men bezwaarlijk een akte mededelen. [24] Een ander punt is, dat de mededeling ook vooraf kan gaan aan de akte. [25] Met Snijders meen ik daarom dat de mededeling dient te bestaan uit de informatie dat de vordering op de desbetreffende debiteur gecedeerd wordt en aan wie dat geschiedt (ongeacht of die cessie al gestalte heeft gekregen in een cessie-akte en door de mededeling dus voltooid is, dan wel door een nog op te maken cessie-akte voltooid zal worden). [26] Als er al een akte is, hoeft de mededeling in elk geval niet nauwkeurig de inhoud van de akte weer te geven, maar de debiteur aan wie de mededeling wordt gedaan kan wel verlangen dat hem een uittreksel van de akte en titel ter hand worden gesteld. [27]
Uit een en ander moet worden afgeleid dat de mededeling, en in voorkomend geval het uittreksel, in ieder geval de in de akte vermelde naam van de cedent - die immers partij is bij de akte - moet vermelden. Zulks is niet alleen nodig met het oog op de in het rechtsverkeer vereiste duidelijkheid omtrent de vraag wiens vordering is overgedragen en op welk moment (veelal wordt de levering immers voltooid door de hier bedoelde mededeling), maar ook ter bescherming van de belangen van de debiteur (zo moet hij tegen de cessionaris ook verweermiddelen kunnen aanvoeren die hij tegen de cedent had kunnen aanvoeren, vgl. art. 6:145 BW).
dient de mededeling van de cessieakte aan de Schuldenaar in ieder geval de in de cessieakte vermelde naam van de cedent te bevatten. Dit brengt mee dat de schuldenaar zonder onevenredige moeite moet kunnen vaststellen door wie vorderingen op hem zijn overgedragen.”
ofde mededeling (door de cessionaris) in een concreet geval de naam van de cedent ‘bevat’ of ‘vermeldt’, moet worden beoordeeld wat de mededeling
is. Tegen de achtergrond van de rationes van het door de Hoge Raad gestelde formele vereiste en de genoemde vormvrijheid, moet worden vastgesteld of de mededeling voldoet aan het formele vereiste. Als door middel van een brief mededeling wordt gedaan van de overdracht van een vordering, en bij die brief ook de betreffende cessie-akte wordt meegezonden, omvat de mededeling ook de meegezonden cessie-akte. Voor de beantwoording van de vraag of de mededeling de naam van de cedent bevat, is dan ook niet alleen de brief van belang, maar ook (of zelfs vooral) de meegezonden cessie-akte. Het is immers – althans volgens de wettekst - (de inhoud van) die akte waarvan mededeling moet worden gedaan, [32] en uit die akte zal blijken dat de cedent de in de akte bedoelde vordering levert aan de in de akte genoemde personen. De in het rechtsverkeer vereiste duidelijkheid omtrent de vraag wiens vordering is overgedragen en op welk moment, wordt zo ook bediend, en de belangen van de debiteur worden in zo’n geval ook voldoende beschermd.