Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 16;
- productie 17 van de curator;
- de akte houdende wijziging van eis van de curator;
- producties 1 tot en met 15 van Net;
- de mondelinge behandeling van 16 september 2020;
- de pleitnota van de curator;
- de pleitnota van Net.
2.Waar gaat deze zaak over?
(i) Net te veroordelen tot nakoming van de Cessieovereenkomst en de SPA II en dus Net te veroordelen om uiterlijk binnen 72 uur na het door U.E.A. te wijzen vonnis de Vaststellingsovereenkomst - in de vorm zoals deze is weergegeven in Productie 1 - te paraferen en te mede-ondertekenen;
3.De beoordeling
Inleiding
De cessies
Tegen hem die als derde op grond van een verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, kan door degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling op de onjuistheid van die veronderstelling geen beroep worden gedaan.”
heeft op 24 april 2008 een garantie gesteld(…)
ter voldoening van direct opeisbare schulden van[Net]
(“Garantie”).(…)
Als zekerheid voor de Garantie is door Commodore bij pandakte d.d. 24 april 2008 tevens de BTW-restitutie verpand aan[Nedfield].” Hier wordt ervan uitgegaan dat “Commodore” (als pandgever) de rechthebbende is van de btw-vordering. De vraag rijst daarmee wie is bedoeld met “Commodore”. Dat kan zowel duiden op Commodore International B.V. (dus Net) als Commodore International Corporation (dus CIC). Uit de overwegingen volgt dus niet met zo veel woorden dat de btw-vordering door Net is overgedragen aan CIC, maar gelet op het volgende is dat wel een plausibele uitleg van de Pre-Agreement als geheel.
CIC verkoopt en levert hierbij per 10 juni 2008 aan [Nedfield], gelijk [Nedfield] hierbij koopt van CIC, de Vorderingen en de BTW-restitutie.(…)
Zowel de Vorderingen als de BTW-restitutie worden vrij en onbezwaard geleverd(…).” Deze bepaling, die onder meer voorziet in een verkoop en levering van de btw-vordering door CIC aan Nedfield, met instemming van Net, zou betekenisloos zijn als niet CIC maar Net de rechthebbende zou zijn van de btw-vordering. Daarbij komt dat artikel 5 voorziet in een terugkooprecht van CIC ten aanzien van de btw-vordering. Nu Net de Pre-Agreement heeft ondertekend, heeft zij bij Nedfield minst genomen de indruk gewekt dat CIC de rechthebbende was van de btw-vordering.
Ik deel u hierbij mede dat de vordering van CI-BV[Net, voorzieningenrechter]
op de Belastingdienst uit hoofde van voornoemde BTW-restitutie eveneens op 11 juni 2008 aan Nedfield is overgedragen.” Volgens Net heeft dit niet te gelden als een mededeling van een cessie tussen CIC en Nedfield omdat zij behelst dat Net en niet CIC de btw-vordering heeft gecedeerd. Dit betoog wordt verworpen. De mededeling dat Net de btw-vordering aan Nedfield heeft gecedeerd, berust op een kennelijke vergissing, die zonder noemenswaardige betekenis is. De curator heeft terecht erop gewezen dat een mededeling als bedoeld in artikel 3:94 lid 1 BW er voornamelijk op is gericht dat de schuldenaar, dus de Belastingdienst, weet aan wie hij bevrijdend kan betalen. Daarnaast is – bij een openbare cessie – de datum van (de ontvangst van) de mededeling bepalend voor de vraag wanneer de cessie is voltooid. Het is in dat verband niet van wezenlijk belang of er een rechtstreekse cessie tussen Net en Nedfield heeft plaatsgevonden, dan wel eerst een cessie van Net aan CIC en vervolgens een cessie van CIC aan Nedfield. De mededeling voldoet naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan de eisen. Tussen Net en Nedfield heeft dus te gelden dat er een rechtsgeldige cessie van de btw-vordering van CIC aan Nedfield heeft plaatsgevonden.
the claim the Pledgor VAT Claim has or will have towards the Dutch Tax Authorities in the (estimated) amount of(…)
€ 1,756,303.00(…)
in relation to the repayment of VAT”. Ook deze pandakte gaat er dus onmiskenbaar van uit dat Nedfield de rechthebbende is van de btw-vordering.
Economisch belang; rechtsverwerking
[d]e door [bedrijfsnaam 1] in dit verband te verrichten werkzaamheden en te voeren besprekingen worden verricht conform de met de curator van Nedfield N.V. gemaakte afspraken(…).” Dit strookt met de bedoeling van partijen om de btw-vordering (in ieder geval economisch) in het vermogen van Nedfield te doen vallen.
rechtstreeksrechtshandelingen kon aangaan namens Net. Dat is echter ook niet wat de curator heeft gedaan. De curator was niet alleen curator van Nedfield, maar ook van Nedfield Holding N.V. Nedfield Holding N.V. hield op 10 februari 2010 51% van de aandelen in Net én was zelfstandig bevoegd bestuurder van Net. Dat heeft Net niet weersproken. In het kader van het op grond van artikel 68 van de Faillissementswet verlangde goede beheer van de boedel van Nedfield Holding N.V. mocht de curator bestuursbevoegdheden van Nedfield Holding N.V. ten aanzien van haar dochtervennootschap, Net, uitoefenen die gericht waren op het te gelde maken van de aandelen in Net ten behoeve van de vermogensbelangen van Nedfield Holding N.V. [1] In de door Net aangehaalde rechtspraak, waar het ging om de vraag of een curator van een moedermaatschappij het faillissement van een dochtermaatschappij mocht aanvragen, [2] leest de voorzieningenrechter niets anders. Net is dus partij bij de SPA II.
The Purchaser and the Company acknowledge and confirm the assignment of the Claims by the Company to Nedfield.” In de SPA II is “the Company” de aanduiding van “Commodore International B.V.”, dus Net. “Claims” is gedefinieerd als “
the claims (including VAT-claims) specified in the agreement set out in Schedule 4”. Die “agreement” is de Pre-Agreement. Ook dit behelst een verklaring van Net dat de btw-vordering aan Nedfield is gecedeerd, zij het dat hier ten onrechte ervan wordt uitgegaan dat er een rechtstreekse cessie van Net aan Nedfield heeft plaatsgevonden. Dat is echter van ondergeschikt belang, omdat hoe dan ook kan worden vastgesteld dat het de bedoeling was dat Nedfield de btw-vordering verkreeg. Net voert nog aan dat “Nedfield” in de SPA II is gedefinieerd als “Nedfield Holding B.V.” en niet als “Nedfield N.V.”, maar ook dit is onmiskenbaar een vergissing, gelet op de verwijzing naar de als Schedule 4 opgenomen Pre-Agreement, waarbij Nedfield Holding B.V. geen partij is.
De verplichting tot het meeondertekenen van de vaststellingsovereenkomst
Indien de Vorderingen niet te incasseren blijken te zijn zal CI-BV[Net, voorzieningenrechter]
volledige medewerking verlenen aan het incasseren van de BTW-restitutie, onder andere door, maar niet beperkt tot, medewerking bij een eventueel faillissement van Gaming.” Volgens Net omvat artikel 4 van de Pre-Agreement niet een verplichting tot het aangaan van een vaststellingsovereenkomst, omdat dat niet expliciet is bepaald. Dit argument slaagt niet. Niet alleen suggereren de bewoordingen van het beding een ruime medewerkingsplicht (“
volledige medewerking”), zonder dat het aangaan van rechtshandelingen van de bedongen medewerking is uitgesloten, ook geldt dat de strekking van het beding niet alleen moeten worden bepaald aan de hand van de bewoordingen. Bij de uitleg van een overeenkomst komt het immers aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen daarvan mochten toekennen en op wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Nu aan Nedfield de opbrengst van de btw-vordering zou toekomen, ligt het voor de hand dat artikel 4 van de Pre-Agreement ertoe strekt dat Net in het kader van het realiseren van die opbrengst in ieder geval dat zal doen wat zij (als btw-plichtige) bij uitsluiting kan doen zonder dat daar voor haar een zwaarwegend nadeel tegenover staat. Dat dat
a prioriniet het aangaan van een vaststellingsovereenkomst of een andere rechtshandeling zou omvatten, valt niet in te zien.
The Purchaser and the Company[Net, voorzieningenrechter]
undertake to lend all reasonable assistance tot the Vendor[de curator, voorzieningenrechter]
in connection with the VAT-claims which have arisen or may arise(…).
In the event that the Company receives any payment of the VAT-claims by the tax authorities, it shall do all that is necessary to immediately forward the received monies to the Vendor.” Ook hieruit volgt dat van Net ten minste medewerking bij de incassering van de btw-vordering kan worden verlangd (“
reasonable assistance”) voor zover zij (als btw-plichtige) bij uitsluiting tot een bepaalde (rechts)handeling in staat is en tegenover het belang van Nedfield bij die (rechts)handeling niet een zwaarwegend nadeel voor Nedfield staat.
2 november 2011, maar daaruit volgt niet dat het aangaan van de vaststellingsovereenkomst door Net op fraude zal berusten. De fraude en de vaststellingsovereenkomst lijken juist onverenigbaar met elkaar, omdat de gewraakte frauduleuze transactie van 2 november 2011 – volgens de Belastingdienst – ertoe zou leiden dat Net
nietde relevante btw-plichtige is, terwijl de vaststellingsovereenkomst er nou juist van uitgaat dat Net
welde relevante btw-plichtige is. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe. De Belastingdienst schrijft in de brief van 12 oktober 2017 dat de overdracht van 2 november 2011 tot gevolg heeft dat er een overdracht van (een gedeelte van) een algemeenheid van goederen van Net aan Commodore Brand IP Ltd. heeft plaatsgevonden. Dit zou, aldus de Belastingdienst, ertoe leiden dat niet Net maar Commodore Brand IP Ltd. de btw-plichtige is die teruggave kan verzoeken. Mede op die grond heeft de Belastingdienst het verzoek om btw-teruggave afgewezen. Uit de brief van de Belastingdienst blijkt dat de heer [E] , de fiscaal adviseur van de curator, ten opzichte van de Belastingdienst juist heeft betoogd dat niet Commodore Brand IP Ltd. maar Net de relevante btw-plichtige is, wat een ontkenning van de overdracht van 2 november 2011 behelst. Op pagina 6 blijkt dat aan dat standpunt mede ten grondslag is gelegd dat de overdracht van 2 november 2011 ongeldig was, een standpunt dat ook Net in deze procedure inneemt. Daarbij is door de fiscaal adviseur van de curator kennelijk met zo veel woorden verwezen naar de eerder genoemde uitspraak van United States District Court for the Southern District of New York. De Belastingdienst kent in de brief van 12 oktober 2017 geen betekenis hieraan toe, maar dat valt de curator niet aan te rekenen. Vaststaat dat Net door de Belastingdienst (inmiddels) wel als de relevante btw-plichtige wordt aangemerkt, nu Net in die hoedanigheid moet meeondertekenen, waarin – zo begrijpt de voorzieningenrechter bij gebrek aan andersluidende uitleg – besloten ligt dat de Belastingdienst geen rechtsgevolgen verbindt aan de frauduleuze transactie van 2 november 2011. Dat strookt met het standpunt van Net, zodat in zoverre onduidelijk is wat de zorg is van Net. Overigens blijkt noch uit de brief van de Belastingdienst van 12 oktober 2017 noch uit andere stukken dat oninbaarheid van de vordering op Gaming iets te maken zou hebben met de gewraakte overdracht van 2 november 2011. Tegen deze achtergrond heeft Net haar – slechts in algemene bewoordingen – geuite vrees dat het teruggaveverzoek en de vaststellingsovereenkomst als het ware zijn ‘besmet’ met de fraude, onvoldoende handen en voeten gegeven. Daarbij weegt de voorzieningenrechter ook mee dat er zonder concrete aanwijzingen van het tegendeel geen reden is om te veronderstellen dat een faillissementscurator zou willen meewerken aan fraude of het ten grondslag leggen van frauduleuze rechtshandelingen aan het verkrijgen van boedelactief. Dat een faillissementscurator daar belang bij zou hebben, valt zonder toelichting niet in te zien.
Dwangsom
Reële executie
Is iemand jegens een ander gehouden een rechtshandeling te verrichten, dan kan, tenzij de aard van de rechtshandeling zich hiertegen verzet, de rechter op vordering van de gerechtigde bepalen dat zijn uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is(…).” Net is ten opzichte van Nedfield (en dus de curator) gehouden om de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. Het ondertekenen van de vaststellingstellings-overeenkomst door Net, dat een akte oplevert, kan indien nodig worden vervangen door dit vonnis. Anders dan Net meent, is hierbij irrelevant dat de vaststellingsovereenkomst wordt aangegaan met de Belastingdienst, die in deze procedure geen partij is. Voor zover Net artikel 3:300 lid 2 BW op het oog heeft, dat van toepassing is als eiser en gedaagde tezamen een rechtshandeling moeten aangaan, miskent Net dat de bevoegdheid van artikel 3:300 lid 1 BW hier voldoet.
De proceskosten
980,00