ECLI:NL:GHARL:2024:6531

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.339.273/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langlopend geschil over de gevolgen van de verkoop van het merkrecht Commodore en de btw-vordering op de belastingdienst

In deze zaak gaat het om een langlopend geschil tussen Net B.V. en Nedfield N.V. over de gevolgen van de verkoop van het merkrecht Commodore en een restitutievordering op de belastingdienst. Net B.V., voorheen bekend als Commodore International BV, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De kern van het geschil betreft de vraag of een btw-vordering van Net op de belastingdienst in 2008 aan de Amerikaanse vennootschap CIC is gecedeerd, en of Nedfield erop heeft mogen vertrouwen dat deze vordering rechtsgeldig aan hen is overgedragen. De rechtbank had eerder de vorderingen van Net afgewezen, en het hof heeft nu geoordeeld dat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.

De procedure begon na een arrest tot verwijzing van het gerechtshof Amsterdam. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2024 hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de curator van Nedfield jarenlang heeft onderhandeld met de belastingdienst over de btw-vordering, die oorspronkelijk door Net was afgedragen. De curator heeft uiteindelijk een schikkingsbedrag van € 878.151,50 ontvangen, maar Net betwist dat zij de btw-vordering ooit aan CIC heeft overgedragen.

Het hof concludeert dat Nedfield in redelijke vertrouwen heeft gehandeld op basis van de pre-agreement die op 11 juni 2008 is gesloten. In deze overeenkomst werd gesteld dat de vorderingen van Net aan CIC waren overgedragen, en dat CIC deze vorderingen vervolgens aan Nedfield verkocht. Het hof oordeelt dat Net zich niet kan beroepen op het ontbreken van een cessie tussen haar en CIC, en dat de cessie tussen Net en Nedfield wel degelijk heeft plaatsgevonden. Het hof bekrachtigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en veroordeelt Net tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.339.273/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 200.327.979/01
arrest van 22 oktober 2024
in de zaak van
Net B.V.,
die is gevestigd in Roosendaal,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
Net,
advocaat: mr. R.S.A. Essed uit Rotterdam,
tegen
mr. M.N. de Grootin haar hoedanigheid van opvolgend curator in het faillissement van
Nedfield N.V.,
die kantoor houdt in Amsterdam,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. M.N. de Groot uit Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest tot verwijzing van 20 februari 2024 van het gerechtshof Amsterdam heeft op 13 augustus 2024 een mondelinge behandeling bij dit gerechtshof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal), waarvan de voorafgaand aan de zitting door Net toegezonden producties 44, 45 en 46 deel uitmaken. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
In deze procedure bestrijdt Net kort gezegd dat Nedfield erop heeft mogen vertrouwen dat een vordering van Net op de belastingdienst in 2008 aan de Amerikaanse vennootschap CIC is gecedeerd. CIC heeft de vordering vervolgens aan Nedfield gecedeerd. Dat geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Rond de eeuwwisseling was Commodore een bekend computermerk. Op
4 april 2006 heeft Net (toen nog Commodore International BV geheten, en houder van het merk), een trademarklicentieovereenkomst gesloten met Commodore Gaming Holding BV (Gaming). Gaming was op grond daarvan aan Net een vergoeding van € 21.420.000 verschuldigd. Bij dit bedrag was btw inbegrepen. Net heeft de hierover verschuldigde btw aan de belastingdienst afgedragen (€ 3.420.000), maar Gaming heeft van haar schuld
11 miljoen euro niet betaald. Daardoor kwam de vraag op of Net de btw van de belastingdienst kon terugvorderen die zij in verband met dat onbetaalde deel had afgedragen (€ 1.756.303).
2.3
De curator van Nedfield heeft uiteindelijk jarenlang over deze btw-vordering met de belastingdienst overlegd, geprocedeerd en onderhandeld. Uitgangspunt was daarbij dat die vordering in 2008 aan Nedfield was gecedeerd. Uiteindelijk was de belastingdienst bereid de curator € 878.151,50 te betalen. Daartoe moest echter eerst een vaststellingsovereenkomst (vso) worden ondertekend, die Net als btw-plichtige partij diende te paraferen en meeondertekenen. Net heeft dat in 2020 onder protest gedaan, nadat zij hiertoe in kort geding was veroordeeld. Het schikkingsbedrag is inmiddels op de faillissementsrekening overgemaakt.
2.4
Dat protest van Net is erop gebaseerd dat zij de btw-vordering nooit aan CIC heeft overgedragen, en dat Nedfield er ook niet op heeft mogen vertrouwen dat CIC vervolgens rechtsgeldig aan Nedfield heeft kunnen leveren. Het hoger beroep gaat in de kern over de vraag of dat juist is. Centraal bij die beoordeling staat een ‘pre-agreement’ die – dat staat inmiddels niet langer ter discussie – op 11 juni 2008 is gesloten tussen Net (zoals gezegd, toen nog Commodore International, oftewel CI-BV), de Amerikaanse vennootschap Commodore International Corporation (CIC) en Nedfield (toen nog: Tulip Computers NV, kortweg Tulip). De Commodorevennootschappen CI-BV en CIC werden indertijd beide vertegenwoordigd door bestuurder [naam1] .
2.5
Deze overeenkomst vloeide voort uit betalingsproblemen van CIC: Nedfield was via Netfield Holding aandeelhouder van Net en had een belang van 60% aan CIC verkocht, maar CIC kon de koopprijs niet volledig voldoen. Dat heeft geleid tot een sale & lease back: Nedfield zou de aandelen in Net terugkrijgen en zou vervolgens aan CIC een licentie verstrekken voor het gebruik van het merk. Als onderdeel van deze transactie zouden vorderingen van Net eerst worden overgedragen aan Nedfield, met een optie tot terugkoop door CIC voor de duur van zes maanden. Afgesproken werd om deze transactie uit te werken in een pre-agreement. Die overeenkomst luidt voor zover nog van belang als volgt (onderstreping hof).
Overwegende:
a. CI-BV [Net] heeft op 4 april 2006 een Trademark License Agreement’ gesloten met Commodore Gaming Holding B.V. (“Gaming”) uit hoofde waarvan CI-BV [Net]
vorderingen heeft op Gaming van nominaal groot 11.000.000 euro inclusief
19% BTW (“Vorderingen’’). In geval van faillissement van Gaming of indien
volledige creditering van de Vorderingen met instemming van Gaming en CIBV [Net] zou plaatsvinden, bedraagt de restitutie van omzetbelasting een bedrag ad
1.756.303 euro (19% / 119% x 11.000.000 euro) (“BTW-Restitutie”):
(…)
c.De Vorderingen zijn met instemming van Tulip [Nedfield] verkocht en overgedragen aan CIC;
(…)
Komen overeen als volgt:
1.
CIC verkoopt en levert hierbij per 10 juni 2008 aan Tulip, gelijk Tulip hierbij koopt van CIC, de Vorderingen[lees: de vordering op Gaming; hof]en de BTW-Restitutie.De koopprijs bedraagt in totaal een bedrag ad 1.756.303 euro exclusief BTW (“Koopprijs”).
(…)
2.
Tulip zal voornoemde verkoop en koop van de Vorderingen en de BTW Restitutie aan respectievelijk Gaming en de Belastingdienst mededelen.
(…)
4.
Indien de Vorderingen niet te incasseren blijken te zijn zal CI-BV volledige medewerking verlenen aan het incasseren van de BTW-restitutie, onder andere door, maar niet beperkt tot, medewerking bij een eventueel faillissement van Gaming. CI-BHV zal in ieder geval onverwijld aangifte BTW en vennootschapsbelasting doen en Tulip hiervan kopieën verstrekken. Indien de Vorderingen meer op blijken te brengen dan de Koopprijs zal het meerdere ten gunste van CIC komen na aftrek van de door Tulip gemaakte kosten.
2.6
Op 28 juli 2008 heeft Nedfield de belastingdienst geschreven dat CI-BV (lees: Net) de vordering van 11 miljoen euro op Gaming aan Nedfield heeft overgedragen en dat CI-BV ook de vordering op de belastingdienst heeft overgedragen die ontstaat indien de vordering op Gaming niet incasseerbaar blijkt te zijn. Als bijlage is de pre-agreement meegezonden. Zoals gezegd, heeft de curator van Nedfield deze vordering na het faillissement in 2009 uiteindelijk (in 2020) deels geïncasseerd. Daarbij is gebruikgemaakt van een door Net verstrekte volmacht aan een fiscaal adviseur die in overleg met de curator is aangewezen. De adviseur werd daarbij door Net gemachtigd om haar in overleg met de curator te vertegenwoordigen in besprekingen met de belastingdienst, uit dien hoofde namens haar het woord te voeren en voor wat betreft de btw-vorderingen namens haar alle fiscale en juridische aangelegenheden te behartigen.
2.7
Net heeft bij de rechtbank een verklaring voor recht gevorderd die luidt dat de btw-vordering nooit op Nedfield is overgegaan, maar nog steeds toebehoort aan Net.
Subsidiair wordt een verklaring gevorderd die inhoudt dat Nedfield in ieder geval per
22 januari 2009 geen rechthebbende meer is van deze vordering. Aan toewijzing van haar vorderingen verbindt Net ook de vordering dat de rechtbank verklaart dat Net niet gehouden was de vso voor akkoord te paraferen en te ondertekenen, en dat Net aan die vso niet gebonden is.
2.8
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat alsnog toewijzing volgt.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld. Daarbij tekent het hof aan dat tegen de afwijzing van de subsidiaire vordering niet met argumenten is gegriefd. Het hof zal daarom niet ingaan op het standpunt dat uit een pandakte van
22 januari 2022 blijkt dat Netfield Holding de rechthebbende van de btw-vordering is. Het hof komt ook niet toe aan de afzonderlijke beantwoording van de vraag of Net gehouden was de vso voor akkoord te paraferen en te ondertekenen, en of zij aan die vso gebonden is, omdat dit al gegeven is met de verwerping van de hierna te bespreken grieven.
3.2
Voor de leesbaarheid zal het hof de volgende namen gebruiken van de betrokken partijen.
  • Net (voorheen Commodore International BV, ofwel CI-BV)
  • CIC (Commodore International Corporation)
  • Nedfield (voorheen Tulip Computers BV, ofwel Tulip)
  • Gaming (Commodore Gaming Holding BV)
Uitgangspunten
3.3
In essentie verdedigt Net in deze procedure dat het in 2008 weliswaar de bedoeling was dat haar btw-vordering aan Nedfield zou worden gecedeerd, maar dat daarbij ten onrechte is aangenomen dat met de cessie van de vordering op Gaming ook de btw-vordering, als ‘nevenvordering’, op CIC zou overgaan. Dat is echter niet gebeurd, en van een afzonderlijke overdracht van de btw-vordering op CIC is ook geen sprake geweest. Bij de opvolgende cessie van CIC op Nedfield in de pre-agreement was CIC dus beschikkingsonbevoegd.
3.4
Van dit alles gaat de curator in deze procedure echter ook uit: tussen partijen staat vast dat CIC wel bevoegd was de vordering op Gaming aan Nedfield te cederen, maar niet ook de btw-vordering waar het blijkens de overeengekomen koopprijs feitelijk om te doen was (de koopprijs was immers gelijk aan de vordering op de belastingdienst). Waar het in dit hoger beroep bij deze transacties alleen nog om gaat, is of die onbevoegdheid aan Nedfield (en nu aan de curator) kan worden tegengeworpen. Deze vraag zal het hof hierna beantwoorden.
Het beroep van Nedfield op artikel 3:36 BW; de gestelde onderzoeksplicht van Nedfield
3.5
De curator beroept zich op artikel 3:36 BW. Zij voert aan dat Nedfield de pre-agreement zo heeft mogen begrijpen dat Net en CIC daarin verklaarden dat tussen hen een cessie van de btw-vordering had plaatsgevonden en dat Nedfield in redelijk vertrouwen op de juistheid daarvan heeft gehandeld door de btw-vordering van CIC te kopen en levering daarvan te aanvaarden.
3.6
Door Net wordt dat vergeefs bestreden. Tussen partijen heeft daarom te gelden dat CIC beschikkingsbevoegd was. Het hof licht dat hierna (nogmaals) toe.
3.7
Voor een geslaagd beroep op artikel 3:36 BW is vereist dat komt vast te staan dat Nedfield het bestaan van de cessie van de btw-vordering aan CIC heeft aangenomen op grond van een verklaring of gedraging van Net als cedent, overeenkomstig de zin die Nedfield daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen. Daarnaast moet vaststaan dat Nedfield in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld. Als aan die voorwaarden is voldaan, dan kan Net met betrekking tot deze cessie geen beroep doen op de onjuiste veronderstelling van Nedfield. Het gaat hierbij niet om veronderstellingen waarvan de curator later is uitgegaan, maar om datgene waarvan Nedfield ten tijde van het aangaan van de pre-agreement is uitgegaan en redelijkerwijs mocht uitgaan.
3.8
Dit gerechtshof heeft in een arrest van 21 december 2021 in een kort geding tussen dezelfde partijen [1] , en in navolging van een vonnis van de voorzieningenrechter Midden-Nederland van 21 december 2021 over dezelfde kwestie al aan Net duidelijk gemaakt dat in de pre-agreement de verklaring van haarzelf en CIC ligt besloten dat behalve de vordering op Gaming ook de btw-vordering door Net aan CIC is gecedeerd. Ook de rechtbank Amsterdam heeft in het nu bestreden vonnis van 18 januari 2023 terecht en op goede gronden de conclusie getrokken dat Nedfield is beschermd tegen een beroep op de onjuistheid van de door Net als de werkelijk rechthebbende gewekte indruk dat CIC bevoegd was te beschikken over de btw-vordering die Nedfield heeft gekocht en aanvaard.
3.9
Het hof onderschrijft wat hierover in het arrest van 21 december 2021 onder 3.13 al is overwogen en onderschrijft ook de overwegingen van de rechtbank Amsterdam in de bodemzaak op dit punt. Voor alle duidelijkheid voegt het hof daar het volgende aan toe.
3.1
Net heeft in de pre-agreement verklaard dat ‘de vorderingen’ aan CIC zijn overgedragen, en CIC heeft (in artikel 1) verklaard die vorderingen en de btw-vordering op haar beurt aan Nedfield te verkopen. Daarmee heeft Net bij Nedfield de indruk gewekt dat CIC de rechthebbende van al deze vorderingen was - ook van de btw-vordering. Dat veronderstelt een cessie van deze vorderingen van Net aan CIC. [naam1] heeft op
8 juli 2020 schriftelijk bevestigd dat hij als vertegenwoordiger van zowel cedent Net als cessionaris CIC bij deze overeenkomst indertijd inderdaad is uitgegaan van een cessie van de btw-restitutie aan CIC, en een opvolgende cessie van CIC aan Nedfield. In dit hoger beroep verklaart Net dat uit de onjuiste veronderstelling van [naam1] en adviseur [naam2] [2] dat de btw-vordering als ‘nevenvordering’ zou meeliften met de cessie van de vordering die Net op Gaming had. De correspondentie die daarop betrekking heeft, en die heeft geleid tot een aanpassing van de tekst van de overeenkomst, is nu overgelegd. Het hof kan Net in deze redenering echter niet volgen, omdat daarmee de al getrokken conclusie juist wordt bevestigd. Dat wordt hierna toegelicht.
3.11
Namens [naam1] als bestuurder van zowel Net als CIC heeft [naam2] op 5 juni 2008 commentaar geleverd op het door Nedfield opgestelde concept van de pre-agreement. In dat concept stond nog dat Net aan Nedfield de vordering op Gaming en de btw-vordering zou verkopen voor € 1.756.303 (het bedrag van de te verwachten btw-teruggave indien de vordering onbetaald zou blijven). [naam2] heeft wijzigingen voorgesteld die deels zijn overgenomen: in de getekende eindversie kwam te staan dat ‘de vorderingen’ aan CIC waren verkocht en overgedragen, en dat CIC de vordering op Gaming en de btw-vordering voor € 1.756.303 aan Nedfield verkocht ( [naam2] had een prijs van € 1.438.439,40 voorgesteld). Hoewel in eerste instantie dus nog door alle partijen werd uitgegaan van de beschikkingsbevoegdheid van Net ten aanzien van de btw-vordering, is nadien namens [naam1] een aanpassing doorgevoerd waarin hijzelf en [naam2] dat uitgangspunt hebben verlaten, en waarmee beiden hebben gesuggereerd dat deze beschikkingsbevoegd bij CIC was komen te rusten. Zij suggereerden dat niet alleen, ze gingen er naar eigen zeggen op dat moment ook vanuit. Nedfield mocht de gewijzigde tekst van de pre-agreement daarom zo begrijpen dat de btw-vordering inmiddels inderdaad door Net aan CIC was gecedeerd.
3.12
Omdat op voorstel van Net en CIC uitdrukkelijk is overeengekomen dat CIC (en niet Net, zoals in de door Nedfield opgestelde concept-versie van de pr-agreement was voorzien) de btw-vordering aan Nedfield verkocht en leverde, is aannemelijk dat Nedfield ook daadwerkelijk heeft aangenomen dat deze vordering voordien door Net aan CIC was gecedeerd. Gelet op dat uitgangspunt schiet de betwisting van Net in dat opzicht tekort. De opmerking dat over een cessie van Net aan CIC door geen van partijen is gesproken, draagt aan die betwisting in geen enkel opzicht bij. In de door Net en CIC voorgestelde wijziging van de pre-agreement is uitdrukkelijk vermeld dat ook de btw-vordering door CIC wordt verkocht en geleverd aan Nedfield. Ook de latere misvatting van de curator (die er geruime tijd vanuit ging dat sprake was van de oorspronkelijk beoogde cessie van Net aan Nedfield) wijst niet in een andere richting. Het gaat er immers om wat Nedfield voorafgaand aan het faillissement heeft aangenomen. Nedfield heeft dan ook in redelijk vertrouwen in overeenstemming met deze veronderstelling gehandeld door van CIC de btw-vordering te kopen en de levering daarvan te aanvaarden. De consequentie daarvan is dat Net zich tegenover Nedfield niet kan beroepen op het ontbreken van een cessie tussen haar en CIC. De cessie tussen Net en Nedfield heeft wel plaatsgevonden.
3.13
Gelet op de inhoud van de pre-agreement en wat daarover ten aanzien van de totstandkoming ervan is overwogen rustte op Nedfield niet een verplichting te onderzoeken of de cessie van Net aan CIC inderdaad had plaatsgevonden. Het betrof niet een ongebruikelijke transactie, maar een eenvoudige cessie van (onder meer) een vordering tot btw-restitutie. Dat bij CIC (lees: [naam1] en [naam2] ) de veronderstelling heeft geleefd dat de btw-vordering met de cessie van de vordering op Gaming mee zou liften, leidt op zichzelf niet tot enige onderzoeksplicht aan de zijde van Nedfield. Dat Nedfield met die misvatting bekend was, is niet aangevoerd, laat staan aannemelijk gemaakt. Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat Net en CIC aan Nedfield met het voorstel tot wijziging van de tekst van de pre-agreement hebben meegedeeld dat CIC de rechthebbende was geworden op de btw-vordering en dat Nedfield in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de door haar contractspartijen gedane mededelingen.
De mededeling van de cessie aan de belastingdienst (artikel 3:94 lid 1 BW)
3.14
Op grond van artikel 3:94 lid 1 BW is voor de cessie CIC/Nedfield een mededeling aan de belastingdienst vereist. Op 28 juli 2008 heeft Nedfield aan de belastingdienst geschreven dat de btw-vordering van Net op 11 juni 2008 aan haar is overgedragen. Het hof constateert dat dit technisch gesproken niet juist is, omdat de vordering eerst aan CIC is overgedragen, en daarna door CIC aan Nedfield. De formulering is daarom ongelukkig. Die constatering is ook niet nieuw: het hof heeft het standpunt van Net op dit punt in het arrest van 21 december 2021 eveneens verworpen. Wat daarover toen in rechtsoverweging 3.18 is overwogen, onderschrijft het hof. Hieraan voegt het hof voor de duidelijkheid nog het volgende toe.
3.15
Voor de belastingdienst was niet relevant dat het om een abc-constructie ging; zij moest er slechts van op de hoogte worden gesteld dat de oorspronkelijke vordering van Net, waarmee zij bekend was, op Nedfield was overgegaan. Zoals het hof in het genoemde arrest al schreef: dat de mededeling aan de belastingdienst de juiste cedent niet vermeldt, is in dit concrete geval van ondergeschikte betekenis. De inhoud van de mededeling aan de belastingdienst stemt hier meer overeen met de goederenrechtelijke werkelijkheid dan een mededeling met een juiste inhoud zou hebben gedaan. De belastingdienst was immers tot aan de ontvangst van de brief niet bekend met een overdracht van de vordering van Net aan CIC. Juist de mededeling dat de wel bekende crediteur Net werd vervangen door de beoogd opvolgende crediteur Nedfield, en de toezending van de pre-agreement ter toelichting als bijlage bij de brief, biedt de in het rechtsverkeer vereiste duidelijkheid en bescherming van de belangen van de belastingdienst: voor die debiteur werd hierdoor duidelijk dat zij niet langer hoefde te betalen aan de partij die zij tot dat moment als schuldeiser beschouwde, maar aan Nedfield, als de nieuwe eigenaar van de vordering. Uit het verdere verloop van de discussie blijkt dat de belastingdienst dit ook zo heeft begrepen: zij heeft de cessie van de vordering van (oorspronkelijk) Net op Nedfield erkend.
Rechtsverwerking?
3.16
Net beroept zich erop dat de curator tot 15 juli 2020 nooit een beroep op artikel 3:36 BW heeft gedaan. Volgens haar is dat ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar’ met het tot dan toe ingenomen standpunt dat de btw-vordering rechtstreeks door Net aan Nedfield gecedeerd zou zijn. Naar het oordeel van het hof vindt dit standpunt bij gebrek aan relevante onderbouwing geen steun in het recht – niet als het is bedoeld als een beroep op de klachtplicht en niet als het is bedoeld als een algemeen beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid: het staat de curator vrij van standpunt te veranderen. Omstandigheden die daar in dit specifieke geval aan in de weg zouden kunnen staan, zijn niet aangevoerd. In tegendeel, de voorganger van de curator is ruim een jaar na het sluiten van de pre-agreement aangesteld (3 september 2009). Daarna, in 2010, heeft Net een creditfactuur van 11 miljoen euro aan Gaming uitgereikt met de bedoeling om (wegens oninbaarheid) de over dat bedrag afgedragen btw terugbetaald te krijgen. Daarna heeft Net, overeenkomstig de in artikel 4 van de pre-agreement neergelegde verplichting, een volmacht aan een fiscaal adviseur verstrekt voor het verrichten van werkzaamheden en het voeren van gesprekken daarover. Hiermee heeft Net er zelf aan bijgedragen dat de curator in de onjuiste veronderstelling verkeerde, en bleef verkeren, dat Net nog eigenaar was van deze vordering op de belastingdienst.
Bewijsaanbod
3.17
Omdat de grieven op grond van al het voorgaande integraal stranden, bestaat geen aanleiding voor enige bewijsvoering door Net.
De conclusie
3.18
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Net in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. [3]
4.
De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van
20 februari 2024;
veroordeelt Net tot betaling van de volgende proceskosten van de curator:
€ 343 aan procedurele kosten
€ 10.572 aan salaris van de advocaat van de curator (2 procespunten x appeltarief VII)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door M.W. Zandbergen, H. de Hek en A.L. Goederee, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
22 oktober 2024.

Voetnoten

2.[naam2] is in eerste aanleg en bij het hof als gemachtigde voor Net opgetreden.
3.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.