3.5Bespreking van het middel
De eerste deelklacht
3.5.1Inzake de klacht dat het hof bij de beoordeling van de ernst van het feit ten onrechte heeft geabstraheerd van de persoonlijkheid van de verdachte ten tijde van het delict merk ik op dat deze berust op een onjuiste rechtsopvatting. De ernst van het feit levert sinds de wetswijziging van 1995 een afzonderlijke grond voor toepassing van het volwassenenstrafrecht op.Het arrest waar de steller van het middel op wijst, heeft betrekking op het oude wetsartikel waar de gronden ‘de ernst van het feit’ en ‘de persoonlijkheid van de dader’ nog als cumulatieve eisen voor toepassing golden.Dat de Hoge Raad toen heeft overwogen dat “naast de ernst van het feit — aan de beoordeling waarvan hij de persoonlijkheid van de dader ten tijde van het begaan van het feit ten grondslag moet leggen — ook de persoonlijkheid van de dader ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting in aanmerking moet nemen” betekent niet dat in het huidige stelsel waar de criteria als alternatieven gronden voor toepassing van het volwassenenstrafrecht gelden, de ernst van het feit moet worden uitgelegd met inachtneming van de persoonlijkheid van de dader ten tijde van het begaan van het feit. Bovendien mist het middel feitelijke grondslag. Het hof heeft in het kader van de strafmotivering namelijk overwogen dat de verdachte ten tijde van het feit bijna achttien jaar oud was, geen sprake was van een achterlopende ontwikkeling en dat het delict een “volwassen karakter draagt”.
3.5.2Nu verder over de overwegingen van het hof inzake de ernst van het feit niet wordt geklaagd en gezien het feit dat het hof voorts heeft overwogen dat toepassing van het volwassenenstrafrecht “reeds [wordt] gerechtvaardigd door de aard en ernst van het feit” moeten de overwegingen van het hof inzake de persoonlijkheid van de verdachte worden aangemerkt als ten overvloede overwegingen waarover in cassatie niet met succes kan worden geklaagd.
3.5.3Mocht de Hoge Raad dit anders zien, dan meen ik dat de klachten die zien op het oordeel van het hof inzake de persoonlijkheid van de verdachte falen. Het hof heeft bij zijn oordeel hieromtrent betrokken dat ten tijde van het bewezen verklaarde delict geen sprake was van een achterlopende ontwikkeling en dat verdachte ten tijde van de terechtzitting nog steeds leeftijdsconform handelde. Ook heeft het hof in dit verband overwogen dat toepassing van het jeugdstrafrecht ter preventie van recidive niet passend is bij de persoonlijkheid van de verdachte en zijn ontwikkelingsstadium. Het oordeel van het hof dat hetgeen over de huidige persoonlijkheid van de verdachte bekend is ook (naast de ernst van het feit) aanleiding geeft voor toepassing van het sanctiestelsel voor minderjarigen en dat het uitgangspunt dat minderjarigen volgens het minderjarigenstrafrecht worden bestraft, de persoonlijkheid van de verdachte ten tijde van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, van onvoldoende gewicht zijn om anders te kunnen oordelen, is gezien het voorgaande mijns inziens niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De overige argumenten waar de steller van het middel zich van bedient en ter onderbouwing waarvan uitvoerig wordt geciteerd uit de door het hof gebezigde gedragsrapportages zijn tevergeefs voorgesteld. Deze betreffen alle waarderingen van feitelijke aard die in cassatie niet toetsbaar zijn.
3.5.4Inzake de klacht dat het hof niet is ingegaan op het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming dat de verdachte berecht moet worden conform het jeugdstrafrecht met name met het oog op de cognitieve-, sociaal-emotionele-, psychische- en identiteitsontwikkeling van de verdachte merk ik op dat het hof dit rapport bij de strafmotivering heeft genoemd en vervolgens gemotiveerd heeft waarom toch wordt gekozen voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. Het hof is niet gebonden aan dergelijke rapportagesen geen rechtsregel verplicht het hof om elk detail hieruit te bespreken. Aan de begrijpelijkheid van het oordeel doet dit evenmin af, zodat ook deze klacht faalt.
De tweede deelklacht
3.5.5Het middel klaagt in de tweede plaats dat het hof heeft verzuimd (voldoende) te responderen op bijna alle door de verdediging aangedragen argumenten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Voor de volledigheid zal ik hierna eerst de relevante passages uit de door de verdediging ingelaste pleitnotities weergeven alvorens de klacht te bespreken (met weglating van verwijzingen):
“
IV TOEPASSING JEUGDSTRAFRECHT ipv 77B
6.1.1Allereerst wenst de verdediging te benadrukken dat zij meer dan oog heeft voor het leed van de nabestaanden. We mogen en willen onze ogen er absoluut niet voor sluiten dat deze zaak zeer ernstig is.
6.1.2Echter, de vraag is of dat gegeven alleen reden is om toepassing te geven aan artikel 77b. Alvorens ik met u de relevante vereisten en rechtspraak bespreek, eerst een kritische noot terzake het toepassen van jeugdstrafrecht.
ART 77B OP GESPANNEN VOET met IVRK
6.1.3De toepassing van het volwassenenstrafrecht op verdachten tussen de zestien en zeventien jaar staat op gespannen voet met het IVRK.
6.1.4Waarom? In de eerste plaats omdat in het geval van artikel 77b Sr de veroordeelde jongeren samen met volwassenen worden gedetineerd, hetgeen in beginsel in strijd is met artikel 37, sub c IVRK. Nederland heeft artikel 37, sub c IVRK onder voorbehoud aangenomen. Dit is in beginsel gerechtvaardigd op grond van artikel 2 van het Verdrag van Wenen.
6.1.5Vraag is echter in hoeverre dit moreel verdedigbaar is. Niet voor niets zijn de bepalingen in het Verdrag vastgelegd en het is niet voor niets dat het Comité meermaals heeft aanbevolen om artikel 77b Sr uit de wetgeving te schrappen.
6.1.6Bovendien heeft de rechtbank Amsterdam op 4 maart 2014 – terecht - geoordeeld dat bij de toepassing van artikel 77b Sr wel degelijk rekening moet worden gehouden met het IVRK.
6.1.7Niet onbelangrijk is dat het IVRK staten verplicht om bij berechting van jeugdige verdachten rekening te houden met de leeftijd van de jeugdige.
6.1.8Zo moet de vrijheidsbeneming pas worden toegepast als uiterste maartregel en voor de kortst mogelijke duur.
6.1.9Het Comité onderstreept dit en beveelt aan om de mogelijkheid van artikel 77b Sr uit de wetgeving te
schrappen.
6.1.10Artikel 40 IVRK verplicht ook tot vaststelling van een apart strafrecht voor kinderen, rekening houdend met de leeftijd van het kind. Het bevorderen van re-integratie moet een prioriteit zijn en er moet rekening worden gehouden met de constructieve rol van het kind in de samenleving. Bij de toepassing van artikel 77b Sr staat de re integratie niet voorop en wordt geen rekening gehouden met de constructieve rol.
6.1.11Er bestaan aldus principiële redenen om geen toepassing te geven aan artikel 77b. Dit geldt te meer, nu we met de huidige VI regeling weten dat re-integratie op het allerlaagste pitje staat. We weten bijvoorbeeld dat het OM beslist of iemand in aanmerking komt voor VI. Daarnaast wordt verlof alleen uitgegeven als dit bijdraagt aan een veilige terugkeer van de samenleving. Bij reintegratieverlof wordt meer gekeken naar gedrag tijdens detentie, veiligheidsrisico's en slachtofferbelangen. Toepassing van 77b zal voor een minderjarige aldus nog veel zwaarder zijn en de reïntegratie zal niet perse een prioriteit zijn. Dit is extra reden om nog veel behoedzamer om te gaan met de toepassing van 77b.
TOEPASSING JEUGDSTRAFRECHT- HOOFDREGEL
6.1.12Overigens weten we dat het toepassen van jeugdstrafrecht de hoofdregel is. Slechts bij uitzondering, indien de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de verdachte en/of de omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding geven om het volwassenenstrafrecht toe te passen, kan een rechter een jeugdige verdachte veroordelen op grond van het volwassenenstrafrecht.
6.1.13Het gaat uitdrukkelijk om een mogelijkheid, geen verplichting. Dat er een ernstig strafbaar feit is gepleegd, betekent niet dat een rechter dus verplicht is het volwassenenstrafrecht toe te passen.
6.1.14Het hof Amsterdam oordeelde in 2019 dat zelfs het enkele feit dat het volwassenenstrafrecht bij een levensdelict- dat immers altijd van buitengewone ernst zal zijn - kan worden toegepast, niet maakt dat een minderjarige van zestien of zeventien bij een levensdelict volgens het volwassenenstrafrecht móet worden bestraft.
6.1.15In alle gevallen waarin artikel 77b Sr mogelijk kan worden toegepast, zal naar de omstandigheden van het geval moeten worden gekeken. De toepassing van artikel 77b Sr door een rechter, zal mede gelet op het IVRK met terughoudendheid moeten geschieden.
6.1.16Client was destijds een jongen van 17 jaar. Hij had geen strafblad. Hij heeft nooit hulpverlening gehad. Het gaat om een first offender.
6.1.17Ja, client is introvert. En als de druk toeneemt, wordt het voor client alleen maar moeilijker om zich te uiten. De rechtbank haalt aan wat de deskundigen benoemen; Het is opvallend dat verdachte zelf geen enkel initiatief neemt in het gesprek. De verdediging begrijpt waar het vandaan komt. De angst om iets niet goed te doen tov de begeleiders maar ook tov psycholoog/psychiater, zorgt ervoor dat hij dan dichtklapt. Dit is bij uitstek een leerdoel.
6.1.18Daarbij komt dat gezien de aard van het delict het zeer te begrijpen is dat dient uit angst voor represailles zeer voorzichtig moet zijn met wat hij zegt. Is dat berekenend? Nee! Dit is eerder gedrag van iemand die ten prooi is gevallen aan criminelen die misbruik maken van kwetsbaarheid en minderjarigheid.
6.1.19De deskundigen geven aan dat het ten laste gelegde met een aantal opmerkelijke kenmerken gepaard gaat, nl: er is sprake van voorverkenning, van voorbereidingshandelingen, van - uit het strafdossier naar voren komende - samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en een bepaalde mate van planning (en niet van impulsief reactief gedrag).
6.1.20Er is volgens deskundigen zogezegd sprake geweest van een groot aantal overwegingsmomenten. Uit het bovenstaande volgt dat een grote mate van pathologische beïnvloeding van de keuzevrijheid niet aannemelijk is. Derhalve adviseren onderzoekers om verdachte het huidige ten laste gelegde volledig toe te rekenen.
6.1.21De verdediging kan zich hierin niet vinden. Van voorbereiding of samenwerking is geen sprake. Uit de PO rapportages blijkt bovendien dat dient wel degelijk impulsiviteit in zijn karakter heeft. Zie: Het profiel van klinische hoofdschalen wijst op een neiging tot impulsiviteit (..)
6.1.22De rechtbank overweegt dat dient in staat was een andere keuze te maken en wist waar hij mee bezig was. Daarnaast is bij verdachte sprake van controlerend gedrag. Hij laat niet het achterste van zijn tong zien en heeft volledig onder controle wat hij wel en niet zegt. Tevens wordt door de deskundigen geconcludeerd dat een pedagogische beïnvloeding geen effect meer zal hebben. Hieruit lijkt - mijn woorden - een zekere vorm van verharding uit gedestilleerd kunnen worden. Maar is dat terecht? Mi absoluut niet.
6.1.23We weten uit rapportages van de RvKB dat zij te weinig aanknopingspunten ziet om te concluderen dat verdachte vooruitliep op zijn ontwikkeling of verhard was en daarom toepassing van het meerderjarigenstrafrecht te adviseren.
6.1.24In de actualisatie staat vermeld:
Eerder heeft de RvdK in de actualisatie na PO d.d. 29 oktober 2021 voor de inhoudelijke zitting aangegeven dat er ‘’nog wel aandachtspunten in de ontwikkeling van [verdachte] zijn. [verdachte] heeft al langere tijd last van somberheidsklachten waar hulpverlening voor moet worden ingezet. Daarnaast is hulp bij de verwerking van het gebeurde (de verdenking waarbij het slachtoffer om het leven is gekomen) en zijn rol daarin geïndiceerd. Hulp hierbij is nodig om ervoor te zorgen dat [verdachte] de draad weer op kan pakken, en het gebeurde een plek kan geven. Doel is het voorkomen van recidive en zijn verdere ontwikkeling op een positievere manier te laten verlopen.
Zoals beschreven komt uit de informatie van JB opnieuw naar voren dat [verdachte] psychologische hulp heeft omdat hij moeite heeft (met omgaan) met zijn emoties. Naast zijn psychische gesteldheid maakt de RvdK zich ook zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en het hebben en behouden van sociale contacten. Uit de informatie komt naar voren dat hij moeite heeft met aansluiting vinden met de oudere medegedetineerden, waarbij het leeftijdsverschil een grote rol speelt, en dat hij naast het maandelijkse bezoek van zijn ouders en/of broer geen andere sociale contacten heeft. Het ontbreken van sociale contacten met leeftijdsgenoten kunnen grote risico’s hebben op de cognitieve-, sociaal emotionele-, psychische- en identiteitsontwikkeling. Het aangaan van relaties en hebben en behouden van sociale contacten is een belangrijke ontwikkeltaak in de adolescentie.
De RvdK sluit zich daarbij aan bij wat JB in de evaluatie t.b.v. hof zitting naar voren brengt en “’acht het noodzakelijk dat [verdachte] behandeling en ondersteuning kan krijgen om zich positief te ontwikkelen richting de volwassenheid. Dit gezien het feit dat in de FORCArapportage ook beschreven wordt dat hij niet ver voor liep op zijn leeftijdsgenoten en er mogelijk sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsstoornis.
De komende jaren zijn van groot belang voor de ontwikkeling van [verdachte], niet alleen behandeling en ondersteuning is daarin van invloed om zich tot een stabiele volwassenen man te kunnen ontwikkelen, maar ook de sociale omgang, relatie -en werkervaringen en zich in de maatschappij staande kunnen houden zijn daarin belangrijk, ook daar zal de hulpverlening op gericht moeten zijn.”
De RvdK is zich zeer bewust van de ernst van het feit en de geschokte rechtsorde en weegt dit mee. Echter in navolging van bovenstaande onderbouwing en meewegend al het voorgaande wat de RvdK aan overwegingen naar voren heeft gebracht, persisteert de RvdK bij het eerder gegeven advies.
6.1.25De verdediging is van mening dat deze zaak meer dan voldoende aanknopingspunten kent voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Van belang lijkt met name of in de toekomst nog psychische groei kan worden verwacht.
6.1.26Als we de actualisatie afkomstig van de RvKB lezen, dan zien we dat er absoluut (psychische) groei kan worden verwacht.
6.1.27Terecht dat de Raad voor de Kinderbescherming gedurende het gehele proces zich niet kon vinden in de conclusies van de onderzoekers om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Aanvankelijk was het advies van de deskundigen ook toepassing van jeugdstrafrecht.
6.1.28Er is geen reden om 77b toe te passen, te meer nu cliënt mbt zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling niet vooruit loopt op leeftijdsgenoten.
6.1.29Bovendien kan client nu nog geholpen worden voor zijn problematiek.
6.1.30Een sociaal emotionele achterstand betreft op basis van jurisprudentie juist een indicatie voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
6.1.31De rechtbank Overijsel oordeelde op 16 juli 2019 met betrekking tot het feit dat er nog psychologische groei te verwachten is
"dat de rechtbank wil voorkomen dat de verdachte door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een zodanig negatief effect ondervindt dat hij opnieuw het verkeerde pad op gaat, terwijl nu er nog mogelijkheden zijn om verdachte te helpen met zijn psychisch en sociale problematiek."
6.1.32Het verzoek van de verdediging is nadrukkelijk om mijn client niet ‘op te geven'.
6.1.33Ten tijde van het tenlastegelegde, alsook nu nog is sprake van een achterstand in de sociaal emotionele ontwikkeling. Hulpverlening is juist geïndiceerd om recidive te kunnen voorkomen.
6.1.34De deskundigen hebben in mijn optiek niet overtuigend aangegeven waarom het volwassenenstrafrecht toegepast zou moeten worden.
6.1.35De vraag hoe de persoonlijkheid dan wel het ontwikkelingsniveau van dient ten tijde van het ten laste gelegde was, kan volgens rapporteur niet worden beantwoord. Client was ten tijde van het feit 17 jaar en hij was 19 jaar ten tijde van het PO onderzoek.
6.1.36Client mag niet de dupe worden van dit tijdsverloop!
6.1.37Zie ook rechtspraak: Het hof heeft in haar arrest van 4 september 2018 overwogen dat uit een rapport waarbij sprake is van een leeftijdsverschil geen ondubbelzinnige conclusies kunnen worden getrokken die zouden moeten leiden tot afwijking van de hoofdregel, namelijk het toepassen van het jeugdstrafrecht. Oftewel, indien geen ondubbelzinnige conclusies kunnen worden getrokken, dient de hoofdregel gewoon te worden toegepast.
6.1.38De rechtbank heeft volwassenstrafrecht toegepast.
GEEN ZELFSTANDIG OORDEELSVERMOGEN
6.1.39De rechtbank heeft overwogen dat uit het Klinisch Multidisciplinair Onderzoek blijkt dat dient niet achterliep op zijn leeftijdsgenoten en dat ten tijde van het plegen van het feit geen sprake was van een stoornis die zijn keuzevrijheid beperkte.
Verdachte was in staat een andere keuze te maken en wist waar hij mee bezig was. Daarnaast is bij verdachte sprake van controlerend gedrag. Hij laat niet het achterste van zijn tong zien en heeft volledig onder controle wat hij wel en niet zegt. Tevens wordt door de deskundigen geconcludeerd dat een pedagogische beïnvloeding geen effect meer zal hebben.
6.1.40De vraag die zich opdringt is echter of houding/gedrag als belangrijk argument kan dienen voor de toepassing van het volwassenenstrafrecht. Op sociaal wetenschappelijke gronden kan gesteld worden dat minderjarigen niet volwaardig kunnen deelnemen aan een strafproces. Minderjarigen kunnen niet of nauwelijks spijt en berouw tonen wat tijdens het onderzoek ter terechtzitting van hen wordt verwacht. Omdat minderjarige jongens vaak geen impulsen kunnen weerstaan kan het zelfstandig oordeelsvermogen van hen niet worden gelijkgesteld met dan van volwassenen. Over het algemeen kan gezegd worden dat het vermogen om risico's in te schatten en de gevolgen te voorzien nog niet volledig ontwikkeld zijn bij jongeren onder de 20 jaar. Aangezien jongeren onder de 20 jaar vaak niet beschikken over een zelfstandig oordeelvermogen, kunnen zij niet 100% verantwoordelijk worden gehouden voor hun daden,
6.1.41Naar mijn inzien zijn dit feiten waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van het volwassenenstrafrecht. Gesteld kan worden dat dient mijn niet over een zelfstandig oordeelsvermogen beschikt en niet (volledig) verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden. Bovendien is dient beneden intelligent is. Zijn vermogen om risico's in te schatten was dus niet alleen vanwege zijn leeftijd nog niet volledig ontwikkeld, maar dus ook vanwege zijn beneden gemiddelde intelligentieniveau.
6.1.42Het jeugdstrafrecht heeft een pedagogisch karakter en heeft tot doel de re-integratie van een minderjarige in de samenleving te bevorderen. De rechtbank Gelderland overwoog dat een van de uitgangspunten van het jeugdstrafrecht is dat minderjarigen nog niet uitontwikkeld zijn. Hierdoor ligt in het jeugdstrafrecht de nadruk op de persoon van de dader en op het pedagogisch karakter en minder op vergelding.
6.1.43Als dient wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, zal de straf ten uitvoer worden gelegd in een gevangenis waar een pedagogische doelstelling ontbreekt. Uit onderzoek blijkt dat de tenuitvoerlegging van straffen tegen minderjarigen in een volwassenregime contraproductief is. Het is een feit dat minderjarigen sneller verharden in een volwassen omgeving. Dit zou zeer onwenselijk zijn ter bevordering van de ontwikkeling van dient op sociaal emotioneel vlak.
6.1.44De rechtbank Amsterdam veroordeelde op 14 november 2019 een verdachte op grond van het jeugdstrafrecht ondanks het advies van een psycholoog om het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat er geen sprake was van duidelijke tekortkomingen of achterstanden op intellectueel sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, omdat er geen sprake leek te zijn van een verharding en verdachte niet beschikte over startkwalificaties. Dit maakte dat een jeugdige groepssetting als meer passend werd gevonden. Gezien het feit dat verdachte een aantal basiszaken niet op orde had, maakte dat hij ook meer baat zal hebben bij een pedagogische aanpak. Ook voor mijn dient gold en geldt dat basiszaken als onderwijs niet geregeld waren.
6.1.45In een andere zaak overwoog de rechtbank dat verdachte nog beïnvloedbaar was en negatief beïnvloed kon worden door volwassen gedetineerden, wat kan leiden tot recidive. Onder meer om deze reden heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant besloten om het volwassenenstrafrecht niet toe te passen.
6.1.46Ook dit is een extra reden om 77b niet toe te passen.
6.1.47Client heeft voorafgaand aan het vermeend plegen van het ten laste gelegde feit geen voorafgaand plan bedacht. Het ten laste gelegde feit is niet weloverwogen begaan en er is derhalve sprake van een ondoordachte handelswijze. Dit lijkt te wijzen op een impulsieve actie. Onder meer om deze reden heeft het gerechtshof Den Haag overwogen om de jeugdige verdachte te veroordelen op grond van het jeugdstrafrecht.
6.1.48Client heeft een groot schuldbesef en beseft wat hij heeft gedaan en neemt daar verantwoordelijkheid voor. Client heeft zich zelf – onvoorbereid - gemeld en heeft direct erkend dat hij te zien was op beelden, terwijl justitie blijkbaar dacht dat het de medeverdachte kon zijn.
6.1.49Onder meer om deze reden heeft de rechtbank Noord-Nederland besloten om het volwassenenstrafrecht niet toe te passen.