ECLI:NL:PHR:2024:397

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
22/00930
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaken

In deze zaak, behandeld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, staat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerijen centraal. De betrokkene, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor medeplegen van beroepsmatige hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie. De Hoge Raad behandelt klachten over de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door het hof is geschat op € 294.772,-. De klachten omvatten de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verdeling daarvan onder de betrokkenen. Het hof heeft vastgesteld dat de criminele organisatie waar de betrokkene deel van uitmaakte, vanaf 2014 actief was, en dat de betrokkene financieel voordeel heeft genoten van de hennepkwekerijen aan de [a-straat 1] en [c-straat 1]. De rechtbank had eerder een pondspondsgewijze verdeling van het voordeel onder de betrokkenen vastgesteld, maar de verdediging betoogde dat ook andere betrokkenen, zoals [betrokkene 6], in de verdeling meegenomen moesten worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor een rol van [betrokkene 6] in de hennepkwekerijen. De Procureur-Generaal concludeert dat de klachten van de betrokkene niet gegrond zijn en dat de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verdeling daarvan correct zijn uitgevoerd. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/00930 P

Zitting27 februari 2024
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 4 maart 2022 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 294.772 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de Staat ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel.
Er bestaat samenhang met de zaken 22/00932, 22/00928, 22/00938, 22/00959, 22/00960, 22/00892, 22/00894 en 22/00893. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen, met uitzondering van de zaken 22/00892, 22/00893 en 22/00894. In die zaken is het cassatieberoep ingetrokken.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. H. Bakker, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel betreft de motivering van de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel; het tweede middel betreft de toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Voordat ik de beide middelen bespreek, geef ik de onderbouwing van het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel en de overwegingen inzake de toerekening in het bestreden arrest weer. Voorts geef ik het procesverloop weer alsmede passages uit de overgelegde pleitnota.
Passages uit het bestreden arrest, de bewijsmiddelen, het procesverloop en passages uit de pleitnota
4. Het hof heeft inzake de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende overwogen:
‘Betrokkene is bij arrest van dit hof van 4 maart 2022 (parketnummer 21-006783-18) terzake van medeplegen van beroepsmatige hennepteelt op het adres [a-straat 1] te [plaats] en deelname aan een criminele organisatie veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van
€ 294.772,--. Het hof komt als volgt tot deze schatting:
Wijze van berekenen
Bij de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, neemt het hof het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, nummer 5009187, d.d. 26 april 2017 als uitgangspunt. Ten behoeve van het opmaken van die rapporten is gebruik gemaakt van de gegevens uit het rapport ‘4 Wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM), van 1 november 2010, waarin standaardberekeningen en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht zijn vermeld. De hierin opgenomen uitgangspunten acht het hof voldoende onderbouwd.
Anders dan de raadsman heeft bepleit ziet het hof geen aanleiding om van voornoemde uitgangspunten af te wijken en meer weken voor een kweekcyclus te rekenen, nu het hof heeft vastgesteld dat de kwekerijen door een professionele organisatie werden opgezet. Dat het meer tijd dan gebruikelijk innam om kwekerijen na een oogst opnieuw in te richten is daarom niet aannemelijk geworden.
Voorts is van belang dat het hof in alle ontnemingszaken behorend bij het onderzoek Ismene ervan uitgaat dat de criminele organisatie waar betrokkene toe behoorde vanaf 2014 actief was. Dit baseert het hof op de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , welke verklaringen steun vinden in o.a. observaties en huur van panden. Het hof gebruikt deze verklaringen ook om de onderlinge verhouding tussen betrokkenen te duiden en tot verdeling van opbrengsten, zoals hierna is vermeld, te komen.
Verklaring [betrokkene 1]
Anders dan de raadsman heeft bepleit is het hof van oordeel dat de verklaring van [betrokkene 1] voor het bewijs kan worden gebruikt. Het hof acht deze gedetailleerde verklaring geloofwaardig en betrouwbaar. Naast de verklaring van [betrokkene 1] zijn er voldoende andere, meer objectieve bewijsmiddelen, alsmede de verklaring van [betrokkene 2] .
Verklaring [betrokkene 2]
Ook de verklaring van [betrokkene 2] acht het hof bruikbaar voor het bewijs. Hetgeen [betrokkene 2] heeft verklaard over de samenstelling van de groep personen die verantwoordelijk is voor de teelt van hennep in verschillende kwekerijen en de taakverdeling, spoort met de verklaringen van [betrokkene 1] en andere bewijsmiddelen en acht het hof daarom in zoverre geloofwaardig en betrouwbaar. Wel acht het hof evenals de advocaat-generaal behoedzaamheid op zijn plaats. Daarom zal het hof de verklaring van [betrokkene 2] slechts voor het bewijs gebruiken als ondersteuning van de verklaring van [betrokkene 1] en voor zover er bevestiging is in resultaten van onderzoek door de politie. In de onderhavige zaak betekent dit dat het hof de verklaring van [betrokkene 2] zal gebruiken waar het betreft de samenstelling van de groep personen die zich bezig houdt met hennepkwekerijen en de rolverdeling tussen de hoofdpersonen; te weten betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , hetgeen relevant is voor de verdeling van de opbrengst van de kwekerijen, zoals hierna zal worden vermeld.
Hennepkwekerij [a-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 1)
Omtrent de berekening van het wederrechtelijk voordeel dat betrokkene voor zijn handelen met betrekking tot de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] [plaats] heeft behaald, is in de beslissing van de rechtbank het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de vaststelling van het aantal oogsten op de [a-straat] te [plaats] , overweegt de rechtbank het volgende.
In een bedrijfspand aan de [a-straat] te [plaats] is op 20 november 2015 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij bestond uit twee identieke ruimten. In de ene ruimte werden 550 hennepplanten aangetroffen (aangeduid als kweekruimte C) en in de andere kweekruimte bleken 526 hennepplanten te zijn geoogst (aangeduid als kweekruimte A).
(…)
Dit levert de volgende berekening op
Totale opbrengst : € 301.208,47
Onkosten [betrokkene 1] : € 600,-
Vergoeding [betrokkene 5]: € 20.000,-
Wederrechtelijk voordeel : € 280.608,47
Nadere overweging
Uit de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat veroordeelde en zijn medeveroordeelden [betrokkene 3] en [betrokkene 4] van de opbrengsten van de oogsten hebben geprofiteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank dient beoordeeld te worden hoe het wederrechtelijk verkregen voordeel over veroordeelde en zijn medeveroordeelden verdeeld dient te worden, nu geen inzicht is gegeven in de verdeling van het uit de drugshandel verkregen voordeel.
Nu niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere berekening, verdeelt de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs. De rechtbank stelt het door veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve vast op € 280.608,47 / 3 = € 93.536,16."
Voornoemde overweging en berekening van de rechtbank is juist. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof geen grond voor het betrekken van andere personen in de verdeling van de opbrengst. Het is juist dat de naam van [betrokkene 6] in het dossier naar voren komt, maar volgens [betrokkene 1] hoorde hij niet echt bij de kwekerij in [plaats] . Bij het ontbreken van een inhoudelijke verklaring van betrokkene(n), zal het hof zich daarom aansluiten bij de pondspondsgewijze verdeling zoals de rechtbank heeft gehanteerd, en zoals de advocaat-generaal ook heeft voorgesteld.
Op grond van het voorgaande stelt het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene met betrekking tot de [a-straat 1] te [plaats] (afgerond) vast op:
€ 93.536,-.
Andere strafbare feiten:
In de ontnemingsbeslissing van de rechtbank is het volgende overwogen:
"Voorts is de vordering mede gegrond op verkregen voordeel uit andere strafbare feiten die niet onder bovenstaand parketnummer aan veroordeelde zijn ten laste gelegd, te weten het met anderen oprichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een loods aan [b-straat] in [plaats] en een loods aan de [c-straat] te [plaats] .
De rechtbank overweegt dat in geval van veroordeling wegens een strafbaar feit de ontnemingsmaatregel zich ook kan uitstrekken tot andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank dient derhalve te beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan voor de betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepkwekerijen aan [b-straat] te [plaats] en de [c-straat] te [plaats] en zo ja, of hij daaruit voordeel heeft genoten.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaringen van [betrokkene 2] niet met elkaar in overeenstemming zijn en niet kunnen bijdragen voor de aannemelijkheid dat veroordeelde betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in [plaats] .
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat [betrokkene 2] op wezenlijke onderdelen consistent en gedetailleerd heeft verklaard, ook over de rol van veroordeelde.
Zijn verklaringen over de taakverdeling binnen de groep en de rol van veroordeelde daarin komen overeen met wat [betrokkene 1] daarover heeft verklaard. [betrokkene 1] heeft in de periode vanaf 2014 zicht gehad op de groep verdachten en heeft daarvan zelf deel uitgemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 2] betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Het verweer wordt verworpen.
(...)
De rechtbank neemt bij de beslissing over de rol van veroordeelde in de criminele organisatie in aanmerking de volgende verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , over de rol van veroordeelde binnen de organisatie.
[betrokkene 1] heeft in zijn verklaring van 10 februari 2016 -zakelijk weergegeven- onder meer verklaard:
V: Wat is [betrokkene] van je?
A: Die is altijd bij [betrokkene 3] . Dat is zo 'n directeurs typ. Die man heeft altijd de leiding, dat is de baas.
V: Hoe zie jij de organisatie?
A: [betrokkene] is de leider van de groep. Hij deelt de lakens uit mede met [betrokkene 3] .
V: Is het altijd een verschillende samenstelling van de groep?
A: [betrokkene 3] en [betrokkene] doen alles samen. Ik weet dat ze een hennepkwekerij in [plaats] hebben gehad.
V: Nog even over de organisatie en de hennepkwekerijen, van wie krijg jij het geld? Wat is de rolverdeling?
A: [betrokkene] bovenaan met [betrokkene 3] , dan [betrokkene 4] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens als ik.
De verklaring van [betrokkene 1] wordt ondersteund door de verklaring van [betrokkene 2] . [betrokkene 2] heeft in zijn verklaring van 6 juni 2016 -zakelijk weergegeven- onder meer verklaard:
V: Aan wie werd de hennep verkocht?
A: Het werd door [betrokkene] verkocht aan Italianen. [betrokkene] bracht grote partijen tegelijk weg. Dit ging om tonnen aan geld. [betrokkene 3] kreeg meestal 40 ruggen, [betrokkene] kreeg dan 40 ruggen, [betrokkene 6] 40 ruggen en [betrokkene 4] 40 ruggen. [betrokkene 5] kreeg dan meestal 5 a 7,5 ruggen. Dit ging om kwekerijen van 500 a 1000 planten waar ze per keer een 180.000 euro mee verdienden. Dit was dan van een kwekerij van 500 planten. Ik bedoel hiermee dat ze in een kwekerij 2 ruimtes hadden van 500 planten, zoals op [b-straat] in [plaats] .
V: Hoe weet je dan hoeveel hennepplanten daar per ruimte stonden?
A: Dat heeft [betrokkene 3] mij verteld. [betrokkene] en [betrokkene 3] waren daar nog op de dag van het oprollen.
V: Wie verdeelt het geld?
A: Dit ging via [betrokkene] , [betrokkene 6] en [betrokkene 4] .
V: Weet jij of de mensen welke betrokken waren bij deze hennepkwekerij, verantwoordelijk waren voor hennepkwekerijen op andere locaties?
A: Op de [d-straat] te [plaats] zat een hennepkwekerij van [betrokkene] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 6] . Toen [b-straat] in [plaats] werd ontmanteld door de politie, hebben ze deze stilgelegd. [b-straat] in [plaats] was van [betrokkene 4] , [betrokkene] , [betrokkene 3] en [betrokkene 6] .
V: Zoals jij praat over [betrokkene] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 6] , klinkt ons alsof je het over een organisatie hebt. Klopt dit?
A: Ik zie het als een organisatie. Er zijn vier grote jongens die een vast team zijn. Dit zijn [betrokkene 3] , [betrokkene] , [betrokkene 4] en [betrokkene 6] .
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde bij de andere strafbare feiten, te weten het exploiteren van een hennepkwekerij aan [b-straat] in [plaats] en aan de [c-straat] te [plaats] , betrokken is geweest en dat hij voordeel heeft genoten uit deze strafbare feiten."
Het hof acht voornoemde overweging juist en neemt die over. Op grond daarvan, en onder verwijzing naar hetgeen eerder omtrent de bruikbaarheid van de verklaring van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is overwogen, acht het hof voldoende aanwijzingen aanwezig dat betrokkene bij andere strafbare feiten betrokken is geweest, te weten het exploiteren van een hennepkwekerij aan [b-straat] in [plaats] en de [c-straat] te [plaats] .
[b-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2)
Hoewel het hof gezien het voorgaande voldoende aanwijzingen aanwezig acht dat betrokkene een rol heeft gespeeld bij de hennepkwekerij die aan [b-straat 1] te [plaats] is aangetroffen, komt het hof ten aanzien van deze kwekerij niet tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De kwekerij die op dit adres was gevestigd, is hier namelijk op 11 februari 2014 aangetroffen en zoals hiervoor reeds overwogen hanteert het hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt dat de criminele organisatie waar betrokkene deel van uitmaakte en in welk verband de hennepkwekerijen werden opgezet en geëxploiteerd, vanaf 2014 actief was. Dit volgt uit de verklaring van [betrokkene 1] en uit andere bewijsmiddelen.
Dit betekent dat de op 11 februari 2014 aangetroffen hennepplanten als eerste kweek moeten worden aangemerkt en dat deze kweek − nu de kwekerij ontmanteld is − geen voordeel heeft opgeleverd.
[c-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 4)
In de beslissing van de rechtbank is met betrekking tot de berekening van het wederrechtelijk voordeel uit deze hennepkwekerij, het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de vaststelling van het aantal oogsten op de [c-straat] te [plaats] , overweegt de rechtbank het volgende.
Op 9 februari 2016 werd in perceel [c-straat 1] te [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In kweekruimte A stonden 662 hennepplanten en in kweekruimte B 568 hennepplanten.
Voor de berekening van het aantal oogsten is uitgegaan van de periode van 1 augustus 2014 tot 9 februari 2016, zijnde een periode van ruim 80 weken.
(…)
De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat de medeveroordeelde [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij de opticlimates in de zomer van 2014 geplaatst heeft. Tevens heeft hij verklaard dat hij zes maal getuige was van een oogst in de twee kweekruimten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden er voldoende aanwijzingen zijn dat de hennepkwekerij gedurende langere tijd in bedrijf is geweest. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat een kweekcyclus ongeveer 10 weken duurt. Uitgaande van het feit dat de genoemde onderzoeksperiode 80 weken betreft, in combinatie met de aangetroffen restanten/goederen, is de rechtbank van oordeel, rekening houdende met de opbouwperiode per kweek, dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er vóór het aantreffen van de kwekerij op 9 februari 2016 in ieder geval zeven keer is geoogst."
Het hof acht voornoemde overweging juist en neemt die over, ook ten aanzien van het berekende aantal oogsten. Dat [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij zes keer aanwezig is geweest bij een oogst, wil niet zeggen dat hij bij elke oogst aanwezig was. Uit zijn verklaring blijkt immers ook dat hij niet elke tien weken aanwezig was.
Toch gaat het hof bij de berekening van het voordeel uit van 6 oogsten. De reden hiervoor is dat op grond van het dossier aannemelijk is geworden (zoals ook staat beschreven op p. 40 van de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel) dat de partij van 61.405 gram hennep die in een garagebox van betrokkene aan de [e-straat 1] te Leeuwarden werd aangetroffen, afkomstig is van deze kwekerij. Deze oogst is niet verkocht en heeft derhalve geen voordeel opgeleverd.
(…)
Resumé:
6 oogsten x 54.405,51 (kweekruimte A) = € 326.433,06
6 oogsten x 46.495,97 (kweekruimte B) =
€ 278.975.82 +
Totaal voordeel: = € 605.408,88
Verdeling
Het hof stelt vast dat [betrokkene 4] en [betrokkene 3] van de opbrengsten van de oogsten hebben geprofiteerd. [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn bij arrest van 4 maart 2022 veroordeeld voor dit feit. Het hof is op grond van de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en hetgeen hiervoor omtrent de aangetroffen oogst in diens garagebox in Leeuwarden is overwogen, van oordeel dat ook betrokkene bij de exploitatie van deze kwekerij betrokken is geweest en van de opbrengsten heeft geprofiteerd.
Dit geldt niet voor [betrokkene 1] . Blijkens de verklaring van [betrokkene 1] heeft hij een bedrag van € 1.450,-- ontvangen als vergoeding van hand- en spandiensten aan de [c-straat] . Het hof zal dit bedrag als onkosten in mindering brengen. Voorts is van belang dat [betrokkene 7] als medeplichtige aan deze kwekerij is veroordeeld en dat het hof in zijn zaak aannemelijk heeft geacht dat hij daarvoor een bedrag van € 250,- heeft ontvangen. Ook dit bedrag zal op het totale voordeel in mindering worden gebracht.
Dit levert de volgende berekening op:
Totale opbrengst: € 605.408,88
Onkosten [betrokkene 1] : € 1.450,,-- -
Onkosten [betrokkene 7] : € 250,.-- -
Wederrechtelijk voordeel: € 603.708,88
Nu niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere berekening, verdeelt het hof het resterende deel van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs onder betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . Onder verwijzing naar hetgeen hier eerder over is overwogen, ziet het hof geen aanleiding voor een andere verdeling. Uit het dossier blijkt onvoldoende van een zodanige rol van [betrokkene 6] dat aangenomen moet worden dat hij op gelijke wijze als betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] moet hebben gedeeld in de opbrengst. Het hof verwerpt het verweer op dat punt.
Het voorgaande levert een bedrag op van elk: (€ 603.708,88 / 3 =) € 201.236,29.
Het hof stelt het met betrekking tot de kwekerij aan de [c-straat 1] te [plaats] door betrokkene genoten wederrechtelijk verkregen voordeel gezien het voorgaande (afgerond) vast op:
€ 201.236,-.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel:
Het door betrokkene totaal wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt gezien het voorgaande:
Voordeel hennepkwekerij [a-straat 1] te [plaats] : € 93.536,--
Voordeel hennepkwekerij [c-straat 1] te [plaats] :
€ 201.236.-- +

Totaal: € 294.772,--'

5. Het hof heeft de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op in een aanvulling opgenomen bewijsmiddelen waarvan ik de volgende delen overneem:

1. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 20 april 2017, (…) met betrekking tot zaaksdossier 1 (hennepkwekerij [a-straat 1] te [plaats] ), (…), voor zover inhoudende − zakelijk weergegeven - :
Ontnemingsperiode:
Van zaterdag 1 januari 2015 tot 20 november 2015.
Op 20 november 2015 werd in het bedrijfspand [a-straat 1] te [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij bestond uit twee identieke ruimten. In de ene kweekruimte werden 550 hennepplanten aangetroffen. In de andere kweekruimte bleek te zijn geoogst van 526 hennepplanten.
(…)
Aanvang huur
De huurperiode ving aan op 1 januari 2015 en duurde tot de dag van ontmanteling op 20 november 2015.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst d.d. 9 december 2014, (…), voor zover inhoudende − zakelijk weergegeven - :
(…)
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
V: Wat is [betrokkene] van je?
A: Die is altijd bij [betrokkene 3] , die zijn altijd samen die twee. Dat is ook zo'n directeurs typ. Die was met [betrokkene 3] mee naar [plaats] naar de hennepkwekerij, die man heeft altijd de leiding, dat is de baas.
V: Hoe zie jij deze organisatie?
A: [betrokkene] is de leider van de groep. Hij deelt de lakens uit mede met [betrokkene 3] .
V: Is het altijd een verschillende samenstelling van de groep?
A: [betrokkene 3] en [betrokkene] doen alles samen.
4. Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 20 april 2017, (…), met betrekking tot zaaksdossier 4 (hennepkwekerij [c-straat 1] te [plaats] ), (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Ontnemingsperiode:
Van 1 augustus 2014 tot 9 februari 2016.
Op 9 februari 2016 werd in perceel [c-straat 1] te [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij bestond uit twee identieke ruimten. In de ene kweekruimte werden 662 hennepplanten aangetroffen, die recent waren geplant. In de andere kweekruimte werden 568 potten met hennepresten aangetroffen. In beide ruimten was kennelijk net geoogst.
Op 9 februari 2016 werden op de [e-straat 1] te Leeuwarden 26 sealbags met in totaal 61.405 gram aan gedroogde henneptoppen aangetroffen. De sealbags lagen in de garage op een hoop gegooid. Naast de sealbags stond een boodschappentas van de C1000, met daarin onder andere een gedragen spijkerbroek, 4 paar gebruikte handschoenen en een halfgelaatsmasker, die kennelijk waren gebruikt in een kwekerij.
De [e-straat 1] te Leeuwarden is eigendom van verdachte [betrokkene 8] , echtgenote van verdachte [betrokkene] .
De aangetroffen hennepkwekerij op de [c-straat] had een kweekcapaciteit van ruim 1.260 hennepplanten. Er had een kweek in de twee kweekruimten plaats gevonden, met in totaal zeker 1.230 hennepplanten, die eind januari 2016 werden geoogst.
De verdachten hadden op de [f-straat 1] te Leeuwarden hun knip- en drooglocatie van de hennep.
Uit observatie blijkt, dat de verdachten vanaf de [f-straat 1] naar de kwekerij op de [c-straat] gingen en daarna terugkeerden. Op de knip- en drooglocatie werden de (verse) resten van ongeveer 1320 hennepplanten aangetroffen. Op de knip- en drooglocatie lag nog 4 kilogram aan henneptoppen te drogen.
Uit de verklaring van [betrokkene 2] blijkt, dat [betrokkene] de hennep aan Italianen verkocht en deze in grote partijen tegelijk wegbracht. Op de [e-straat 1] werd een partij van 61.405 gram aan gedroogde hennep aangetroffen. De garage staat op naam van [betrokkene 8] , de partner van [betrokkene] .
Uit observatie bleek, dat [betrokkene] deze locatie ook aandeed.
Uit bovenstaande kan worden opgemaakt, dat het aannemelijk is, dat de aangetroffen partij gedroogde henneptoppen afkomstig is van de oogst op de [c-straat] .
(…)
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:
Op 9 februari 2016 werd voor een doorzoeking binnengetreden in pand K, [e-straat 1] te Leeuwarden. Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- 26 sealbags met henneptoppen.
6. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 17 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 9 februari werd tijdens een doorzoeking van een garagebox aan de [e-straat 1] te Leeuwarden, 24 sealbags met vermoedelijk henneptoppen in beslag genomen. Het betroffen 4 doorzichtige sealbags, 4 zilveren sealbags en 16 zwarte sealbags.
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . namen deze sealbags mee naar het politiebureau te Leeuwarden, Holstmeerweg 3, om daar het gewicht van de sealbags te bepalen. De sealbags werden door ons genummerd en gewogen.
(…)
7. Een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst d.d. 1 januari 2014, (…), voor zover inhoudende:
(…)
8. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 12 januari 2022, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik de garagebox aan de [e-straat 1] te Leeuwarden heb
verhuurden dat de huurovereenkomst op naam van mijn vrouw stond. De motor, skibox en bootje die in de garagebox stonden, zijn mijn eigendom. Het klopt dat ik op 28 december 2015 bij en in de garagebox ben geweest.
9. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (…) d.d. 6 januari 2016, (…), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Personalia subject: [betrokkene]
Op 28 december 2015 hebben wij geobserveerd en daarbij hebben wij de navolgende waarnemingen gedaan.
13.19
uur Start observatie aan de [g-straat 1] te [plaats] .
13.19
uur Zag ik dat de BMW met kenteken [kenteken 1] bij de woning aan de [g-straat] stond te [plaats] .
14.4
uur Zag ik dat [betrokkene] in de BMW stapte en vertrok.
…..
15.49
uur Zag dat de BMW de [e-straat] ter hoogte van de nummers […] tot en met […] inreed. Ik zag dat hier loodsen waren gevestigd.
10. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 10 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
V: [betrokkene 1] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [c-straat 1] te [plaats] bent geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Daar heb ik ook geholpen, hetzelfde verhaal als op de [a-straat] te [plaats] . Ik weet dat ze die loods al lang hebben. [betrokkene 3] en [betrokkene] hebben die panelen gebouwd, de 2 ruimtes waar de kwekerij in zat. Ik heb daar volgens mij 4 opticlimats ingezet. Ik heb die opticlimats in de zomer van 2014 geplaatst, ze hebben die kwekerij al heel lang. Toen ik daar kwam waren die ruimtes al klaar.
V: Hoe veel planten stonden er in die beide ruimtes?
A: Daar stonden 2 keer 600 potten, want ik heb ze zelf geleegd en gevuld. Elke ruimte 600.
V: Hoe vaak ben je mee geweest?
A: Zo ie zo 6 keer, 3 voor de ene ruimte en 3 voor de andere.
V: Maar ging je dan om de 10 weken mee?
A: Nee joh, er zat ook wel eens een periode tussen.
V: Wie waren er dan?
A: [betrokkene 3] , [betrokkene] en [betrokkene 4] altijd. En [betrokkene 9] 1 keer.
V: En hier ook weer dezelfde werkwijze?
A: Ja altijd, dat doen ze altijd zo. 2 knippen. 1 de tonnen aangeven en 1 de tonnen wegbrengen.
V: [betrokkene 1] , wij hebben geconstateerd dat jij de bestuurder bent van een Renault Trafic, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , wat kun je daarover verklaren?
A: Ik had die bus van [betrokkene 4] te leen, die had ik altijd mee. Maar [betrokkene 4] pakte die bus ook als ze naar een hennepkwekerij gingen en ik niet mee ging. Dan liet hij zijn bus bij mij en pakte hij de hennepbus, de Renault Trafic.
V: We weten dat jullie op 28 januari 2016 naar de locatie in [plaats] zijn gegaan. Wie waren toen mee?
A: Ja dat waren [betrokkene 4] , ik en [betrokkene 7] in de Renault Trafic. Toen was er 1 ruimte geoogst en hebben wij hebben de potten geleegd, potgrond in zakken gedaan en nieuwe potgrond erin gedaan. De stekken waren er nog niet. Later ben ik er weer heen geweest, maar toen zat ik bij [betrokkene 3] in de grijze bus. Toen waren [betrokkene 4] en [betrokkene 7] in de andere bus, de Peugeot Boxer, want daar stonden nu de tonnen nog in. [betrokkene 7] en [betrokkene 3] hebben toen 1 ruimte geoogst en [betrokkene 4] was de stekjes in de ruimte ernaast aan het zetten, welke wij de week ervoor klaar hadden gemaakt. De stekjes waren er al. Volgens mij had [betrokkene 3] die dag ervoor de stekjes gebracht.
V: Nog even over de organisatie en de hennepkwekerijen, van wie krijg jij het geld?
A: [betrokkene] geeft het geld aan [betrokkene 4] en die geeft het weer aan mij.
V: Hoe lang is deze organisatie al bezig?
A: Sinds de tijd dat ik bij [betrokkene 4] zit zo ie zo, en dat is nu 2 jaar.
V: Wat is de rolverdeling?
A: [betrokkene] bovenaan met [betrokkene 3] , dan [betrokkene 4] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens als ik.
11. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 11 februari 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
V: [c-straat 1] [plaats] , wanneer is die begonnen?
A: Zomer van 2014 toen heb ik die opticlimates daar in de hennepkwekerij gezet, ik ben daar iets van 6 keer geweest. Zo ie zo 6 keer, 3 keer per ruimte.
V: Ben je wel eens op het dak geweest?
A: Ja bij die pijp.
V: Wie heeft die pijp op het dak gemaakt?
12. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, (…), d.d. 6 juni 2016, (…), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2] :
V: Waar ging de geknipte hennep heen?
A: De toppen gingen via [betrokkene 3] naar [betrokkene] .
V: Hoe werd de geknipte hennep vervoerd?
A: Dit ging in strijkzakken en dan in verhuisdozen. Hier past wel een hoeveelheid van 5 kilo gedroogde hennep in.
V: Aan wie werd de hennep verkocht?
A: Het enige wat ik daar over kan vertellen is dat het door [betrokkene] werd verkocht aan Italianen. [betrokkene] bracht dan grote partijen tegelijk weg. Dit ging om tonnen aan geld. (...) Ik bedoel hiermee dat ze in een kwekerij 2 ruimtes hadden van 500 planten, ook zoals op [b-straat] in [plaats] .
V: Wie verdeelt het geld?
A: Dit ging via [betrokkene] , [betrokkene 6] (het hof begrijpt [betrokkene 3] ) en [betrokkene 4] . [betrokkene 3] heeft zich later ingekocht bij deze mannen. [betrokkene 3] heeft zich denk ik in 2011 bij deze club ingekocht en is zo ook groter geworden.
V: Zoals jij praat over [betrokkene] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 6] etc, dat klinkt ons alsof je het over een bedrijf of organisatie hebt. Klopt dit?
A: Ja, ik zie het wel als een organisatie.
V: Wat kun je verder vertellen over de organisatie?
A: Er zijn vier grote jongens die een vast team zijn en lopers hebben. Dit zijn [betrokkene 3] , [betrokkene] , [betrokkene 4] en [betrokkene 6] .
V: Wie behoren allemaal nog meer bij de organisatie?
A: [betrokkene 7] en [betrokkene 10] doen wel dingen met hun. [betrokkene 7] is vanaf 2008 al bij [betrokkene 4] . [betrokkene 3] heeft mij wel verteld dat [betrokkene 4] en [betrokkene 7] meerdere dingen samen hadden lopen.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Hennepkwekerijen.
V: Werd er weleens vergaderd? En wie riep deze vergadering dan bij één?
A: Er werd niet echt vergaderd, maar ze kwamen wel eens bij [betrokkene 3] thuis.
V: Zat er ook een frequentie in?
A: Ze kwamen altijd vlak voor een oogst bij elkaar. En ze hadden wel goeie afspraken gemaakt wie welke kwekerij onderhield. [betrokkene 5] , [betrokkene 3] en [betrokkene] deden dat voornamelijk.
V: Wie regelt hennep locaties?
A: Het aansluiten en zo van de elektriciteit doet [betrokkene 4] altijd. Ook de opticlimats worden door [betrokkene 4] aangesloten en geregeld. De box bouwen ze met zijn allen. Ze spreken onderling af wie wat doet. [betrokkene] doet ook wel de verzorging van de planten. [betrokkene] was volgens [betrokkene 3] een goochelaar met het geven van de voeding, zodat er een grote opbrengst was van de planten.

Aanvullende overweging hof:

(…)’
6. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is aangevangen op 29 januari 2021 met een regiezitting. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 12 en 19 januari 2022. Beide keren vermeldt het proces-verbaal de parketnummers van de strafzaak en de ontnemingszaak. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting volgt dat de raadsman van de betrokkene op 19 januari het woord heeft gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota. Dat proces-verbaal houdt voorts in:
‘De
voorzitterdeelt mede dat overeenkomstig het eerder overgelegde behandelschema, de behandeling zal worden geschorst tot
4 maart 2022 te 13:30 uur.Dan zal het onderzoek worden gesloten en onmiddellijk uitspraak worden gedaan. Verdachten en raadslieden hoeven daar niet bij aanwezig te zijn.’
7. De overgelegde pleitnota houdt onder meer het volgende in:

‘3. Verdeling opbrengsten onder betrokkenen

De rechtbank heeft het WVV hoofdzakelijk ponds-ponds-gewijs verdeeld over cliënt, en medeveroordeelden [betrokkene 4] en [betrokkene 3] (t.w. [plaats] en [plaats] : 3 betrokkenen, [plaats] : medeverdachte [betrokkene 7] eenmalig € 13.601,38, restant verdeeld onder drie betrokkenen).
Dat getuigt wat ons betreft wel van een erg beperkte benadering. Waarom is bijvoorbeeld [betrokkene 6] in het geheel niet meegenomen? Zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 1] plaatst hem in de leiding van de criminele organisatie, [betrokkene 2] somt hem zelfs op als iemand die per oogst “veertig ruggen” opstrijkt. Die verklaringen hoeven niet met een lichtje te worden gezocht, ze staan gewoon uitgeschreven in de ontnemingsbeslissing. [betrokkene 6] zou bij alle drie hennepplantages een even groot aandeel moeten worden toegeschreven als cliënt, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . Dat die [betrokkene 6] door de recherche volledig ongemoeid is gelaten, mag natuurlijk niet als gevolg hebben dat zijn winstaandeel over de wel vervolgde verdachten moet worden uitgesmeerd.
Als het gaat om het aantal personen waarover de winst moest worden verdeeld, geeft [betrokkene 2] ook nog de naam van [betrokkene 11] (ten aanzien van [plaats] , zie p. 6 RC-verhoor 28 mei 2019). Ik zou zeggen, als de verklaring van [betrokkene 2] zo serieus wordt genomen, dan dient ook deze persoon terug te keren in de ontnemingsbeslissing van Uw hof.
Aan de hand van het dossier kan voorts zonder omhalen worden vastgesteld dat aanzienlijk meer personen betrokken lijken te zijn geweest bij de hennepplantages in [plaats] , [plaats] en [plaats] . Die meerdere personen zijn in het dossier eenvoudigweg als verdachten aangemerkt. In [plaats] zijn dat [betrokkene 5] , [betrokkene 1] en [betrokkene 12] . In [plaats] in ieder geval [betrokkene 5] . En in [plaats] hebben we volgens het dossier [betrokkene 7] , [betrokkene 1] en [betrokkene 12] . Laatstgenoemde heb ik vorige week nog gevraagd of hij echt helemaal zelf de plantages in [plaats] en [plaats] had ingericht. Jazeker, geen enkele hulp gehad, luidde zijn antwoord. Als men vervolgens het proces-verbaal bevindingen overeenkomst hennepkwekerijen (p. 224 v. zaaksdossier 2), dan is de conclusie onvermijdelijk dat [betrokkene 12] kennelijk ook betrokken is geweest bij drie hier aan de orde zijnde locaties.
Pondspondsgewijze verdeling onder alle betrokken personen resteert hier daarom als enig logische maatstaf. Dat is ook voor de hand liggend als de verschillende verdachten zouden worden veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie. De opbrengst komt in die gedachtegang toe aan die organisatie, dus iedere deelnemer vangt daarvan zijn portie.’

Bespreking van het eerste middel

8. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof niet heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering en van het onderzoek ter terechtzitting maar voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebruik heeft gemaakt van arresten tegen derden die op dezelfde dag zijn gewezen als het arrest in de onderhavige zaak. In de toelichting wijst de steller van het middel erop dat op 4 maart 2022 drie arresten in strafzaken zijn gewezen waarin [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 7] zijn veroordeeld wegens betrokkenheid bij de hennepplantage aan de [c-straat 1] te [plaats] . Het hof heeft, aldus de steller van het middel, het daadwerkelijke onderzoek ter terechtzitting beëindigd op 19 januari 2022; op die dag waren de drie arresten nog niet gewezen. Op 4 maart 2022 zijn die arresten, voordat het onderzoek ter terechtzitting werd gesloten, niet aan de orde gesteld. Dat zou meebrengen dat ‘s hofs vaststellingen inzake de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel in strijd zijn met het bepaalde in art. 511e, eerste lid en onder a Sv.
9. Uit het bestreden arrest blijkt dat het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] te [plaats] en uit de hennepkwekerij aan de [c-straat 1] te [plaats] . Uit de bijlage met bewijsmiddelen blijkt dat de vaststelling van het wederrechtelijk voordeel dat is gegenereerd door de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] te [plaats] berust op een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, een huurovereenkomst en een verklaring van [betrokkene 1] (bewijsmiddelen 1 t/m 3). De vaststelling van het wederrechtelijk voordeel dat is gegenereerd door de hennepkwekerij aan de [c-straat 1] te [plaats] berust in het bijzonder op een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, een proces-verbaal van doorzoeking, een proces-verbaal van bevindingen, een huurovereenkomst, een verklaring van de verdachte, een proces-verbaal inzake een observatie, twee processen-verbaal van verhoor met verklaringen van [betrokkene 1] en een proces-verbaal van verhoor met een verklaring van [betrokkene 2] (bewijsmiddelen 4 t/m 12). Tot de bewijsmiddelen behoren niet arresten in de zaken van andere betrokkenen. Ook in de overwegingen in het bestreden arrest die aan de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag liggen wordt niet aan die arresten gerefereerd.
10. Dat brengt mee dat het middel faalt voor zover het ertoe strekt te klagen dat het hof voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebruik heeft gemaakt van arresten tegen derden die op dezelfde dag zijn gewezen als het arrest in de onderhavige zaak.
11. Inzake de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel stelt het hof vast dat [betrokkene 4] en [betrokkene 3] van de opbrengsten van de oogsten hebben geprofiteerd en dat beide bij arrest van 4 maart 2022 zijn veroordeeld voor dit feit. Het hof leidt uit verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en hetgeen is vastgesteld omtrent een in de garagebox van betrokkene aangetroffen oogst af dat betrokkene bij de exploitatie van deze kwekerij betrokken is geweest en van de opbrengsten heeft geprofiteerd. Het hof trekt onkosten in verband met vergoedingen aan [betrokkene 1] en [betrokkene 7] van het wederrechtelijk voordeel af en verdeelt het resterende deel nu ‘niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere berekening’ pondspondsgewijs onder betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] .
12. Ook bij deze beslissing blijkt niet dat het hof zich heeft gebaseerd op vaststellingen die zijn vervat in de arresten tegen derden die op dezelfde dag zijn gewezen. [1] Het hof vermeldt slechts dat zij zijn ‘veroordeeld voor dit feit’. Meer aannemelijk is dat het hof zich bij de beslissing inzake de verdeling heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen in de bijlage blijken. Inzake de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] te [plaats] is een verklaring van [betrokkene 1] opgenomen die onder meer inhoudt dat ‘ [betrokkene 3] ’ ( [betrokkene 3] ) altijd samen met de betrokkene is, dat de betrokkene met [betrokkene 3] mee was ‘naar [plaats] naar de hennepkwekerij’ en dat betrokkene samen met [betrokkene 3] de lakens uitdeelt (bewijsmiddel 3). Inzake de hennepkwekerij aan de [c-straat 1] te [plaats] is een verklaring van [betrokkene 1] opgenomen die onder meer inhoudt dat het om ‘hetzelfde verhaal’ gaat als op de [a-straat] te [plaats] ; ‘ [betrokkene 3] en [betrokkene] hebben die panelen gebouwd’. Op de vraag wie er waren als hij meeging antwoordt [betrokkene 1] : ‘ [betrokkene 3] , [betrokkene] en [betrokkene 4] altijd’. [betrokkene 1] geeft voorts aan dat hij de Renault Trafic van [betrokkene 4] ( [betrokkene 4] ) te leen had. Inzake de rolverdeling in de organisatie verklaart [betrokkene 1] : ‘ [betrokkene] bovenaan met [betrokkene 3] , dan [betrokkene 4] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens zoals ik’ (bewijsmiddel 10). Tegen de achtergrond van deze, uit de bewijsmiddelen blijkende, feiten en omstandigheden inzake de rol van de betrokkene en anderen, heeft het hof vastgesteld dat niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere wijze van berekening dan een pondspondsgewijze verdeling onder betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] .
13. Daarmee faalt het middel eveneens voor zover het ertoe strekt te klagen dat het hof vaststellingen waarop het de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gebaseerd, heeft ontleend aan arresten die tegen derden zijn gewezen.
14. Het middel faalt.

Bespreking van het tweede middel

15. Het tweede middel behelst de klacht dat het hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat [betrokkene 6] dient te worden aangemerkt als een betrokkene die heeft gedeeld in de winst van de aan de ontnemingsvordering ten grondslag liggende strafbare feiten, temeer nu het hof de verklaringen van getuige [betrokkene 2] , die onder andere inhouden dat ook [betrokkene 6] heeft gedeeld in de winst, heeft gebezigd als bewijsmiddel. Voorts zou het hof de verklaring van [betrokkene 2] op zodanige wijze hebben begrepen dat die verklaring een wezenlijk andere betekenis heeft gekregen en als gedenatureerd dient te worden aangemerkt.
16. De raadsman heeft zich in de pleitnota onder het kopje ‘3. Verdeling opbrengsten onder betrokkenen’ afgevraagd waarom ‘bijvoorbeeld [betrokkene 6] in het geheel niet meegenomen’ is. Hij vermeldt daarbij dat zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 1] hem plaatst in de leiding van de criminele organisatie, en dat [betrokkene 2] hem noemt ‘als iemand die per oogst “veertig ruggen” opstrijkt’. Het hof heeft overwogen dat uit het dossier onvoldoende blijkt ‘van een zodanige rol van [betrokkene 6] dat aangenomen moet worden dat hij op gelijke wijze als betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] moet hebben gedeeld in de opbrengst’. Daarom wordt het verweer op dat punt verworpen.
17. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [betrokkene 1] in verband met de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] te [plaats] alleen spreekt over de betrokkene en [betrokkene 3] (bewijsmiddel 3). In verband met de hennepkwekerij aan de [c-straat 1] te [plaats] spreekt [betrokkene 1] alleen over de betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] (bewijsmiddel 10). [betrokkene 6] wordt genoemd door getuige [betrokkene 2] (bewijsmiddel 12). [betrokkene 2] brengt [betrokkene 6] evenwel niet in verband met de twee hennepkwekerijen die het wederrechtelijk voordeel hebben gegenereerd waar de beslissing van het hof op ziet. Hij verklaart wel dat [betrokkene 6] (naast betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) tot de grote jongens behoort ‘die een vast team zijn en lopers hebben’.
18. Het hof heeft in het bestreden arrest overwogen dat het de verklaring van [betrokkene 2] slechts voor het bewijs zal gebruiken ‘als ondersteuning van de verklaring van [betrokkene 1] en voor zover er bevestiging is in resultaten van onderzoek door de politie’. Dat houdt vermoedelijk mede verband met ‘s hofs vaststelling in het ook op 4 maart 2022 gewezen arrest in de strafzaak tegen betrokkene, dat [betrokkene 2] in mei 2014 in een getuigenbeschermingsprogramma is opgenomen ‘en hij over de tijd daarna niet meer uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren’. [betrokkene 2] brengt [betrokkene 6] concreet in verband met de hennepkwekerij aan [b-straat] in [plaats] , die al op 19 februari 2014 is ontmanteld (bewijsmiddelen 18 en 20 in de strafzaak).
19. In dat licht begrijp ik ’s hofs overwegingen aldus dat het hof de verklaring van [betrokkene 2] slechts tot het bewijs heeft gebruikt ter bevestiging van de verklaringen van [betrokkene 1] inzake de verhouding tussen betrokkene, [betrokkene 3] en [betrokkene 4] bij de twee kwekerijen waar de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op ziet. Het hof overweegt in verband met de hennepkwekerij aan de [a-straat] ook expliciet dat [betrokkene 6] volgens [betrokkene 1] ‘niet echt bij de kwekerij in [plaats] ’ hoorde. Ik wijs er in dat verband op dat de ontnemingsperiode inzake het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] loopt van zaterdag 1 januari 2015 tot 20 november 2015 (bewijsmiddel 1) en dat de ontnemingsperiode inzake het pand aan de [c-straat 1] te [plaats] loopt van 1 augustus 2014 tot 9 februari 2016 (bewijsmiddel 4).
20. Voor zover het middel ervan uitgaat dat het hof (op basis van de verklaring van [betrokkene 2] ) zou hebben vastgesteld dat [betrokkene 6] heeft gedeeld in de winst van de hennepkwekerijen aan de [a-straat 1] in [plaats] en aan de [c-straat 1] in [plaats] faalt het bij gebrek aan feitelijke grondslag. Nu door de raadsman geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waaruit volgt dat [betrokkene 6] in de winst van deze hennepkwekerijen heeft gedeeld en de verklaring van [betrokkene 1] in andere richting wijst, meen ik voorts dat het hof toereikend heeft toegelicht waarom het is afgeweken van het door de raadsman betrokken standpunt.
21. Inzake de klacht dat het hof de verklaring van [betrokkene 2] heeft gedenatureerd merk ik het volgende op.
22. Het hof heeft aangegeven het antwoord van [betrokkene 2] op de vraag wie het geld heeft verdeeld aldus te begrijpen dat ‘ [betrokkene 6] ’ moet worden gelezen als ‘ [betrokkene 3] ’ (bewijsmiddel 12). Aldus zou de verklaring van [betrokkene 2] inhouden dat [betrokkene 3] met de verdachte en [betrokkene 4] over de verdeling van het geld ging, in plaats van [betrokkene 6] samen met de verdachte en [betrokkene 4] . Met de steller van het middel meen ik dat de verklaring van [betrokkene 2] aldus een wezenlijke andere betekenis heeft gekregen en is gedenatureerd. Ik wijs er in dat verband op dat uit de verklaring van [betrokkene 2] die in de strafzaak voor het bewijs is gebruikt, ziet op een eerdere periode en hennepkwekerijen waarbij [betrokkene 6] wel in beeld was (bewijsmiddel 18). Tegen die achtergrond kon het hof zonder nadere toelichting, die ontbreekt, naar het mij voorkomt niet aannemen dat de weergave van de verklaring een misslag bevat.
23. Ik meen evenwel dat het slagen van deze deelklacht niet tot cassatie behoeft te leiden. Ik wijs er in dat verband op dat het hof de verklaring van [betrokkene 2] slechts tot het bewijs heeft gebezigd ter bevestiging van de verklaringen van [betrokkene 1] . Ook als ervan wordt uitgegaan dat [betrokkene 6] , en niet [betrokkene 3] , eerder betrokken was bij het verdelen van geld, doet dat niet af aan de verhoudingen tussen de drie personen bij de kwekerijen in [plaats] en [plaats] die uit de verklaringen van [betrokkene 1] naar voren komt. En het betekent evenmin dat, en dat is waar het bij dit middel om gaat, aannemelijk wordt dat [betrokkene 6] bij deze twee hennepkwekerijen een rol speelde.
24. Het middel faalt.

Afronding

25. Beide middelen falen en kunnen met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering worden afgedaan. Ambtshalve merk ik op dat Uw Raad mogelijk geen uitspraak zal doen binnen twee jaar nadat het cassatieberoep is ingesteld. Tot cassatie behoeft dat – meen ik – niet te leiden. Ik wijs er daarbij op dat ingeval Uw Raad in de samenhangende strafzaak op dezelfde dag arrest wijst, in die strafzaak kan worden beoordeeld of deze overschrijding tot compensatie moet leiden. [2] Ook voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
26. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Anders dan in het door de steller van het middel genoemde HR 29 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1515,
2.Vgl. HR 21 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1615. Zie voorts HR 12 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:851, waar Uw Raad in de strafzaak (ECLI:NL:HR:2020:850) volstond met de constatering dat de redelijke termijn was overschreden.