ECLI:NL:PHR:2024:380

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
23/03283
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en grondrechten in relatie tot een tv-uitzending over frauduleuze grondhandel

In deze zaak staat de onrechtmatigheid van een tv-uitzending van AvroTros centraal, waarin de werkwijze van Multirisk Diensten B.V. en haar bestuurder [verweerder 2] aan de kaak werd gesteld. De uitzending, die op 5 maart 2019 werd uitgezonden, maakte een koppeling tussen frauduleuze grondhandel en de activiteiten van [verweerders]. Het hof oordeelde dat deze koppeling misleidend was en dat de introductie van de uitzending niet in samenhang met de rest van de uitzending mocht worden beoordeeld. Het belang van [verweerders] om niet onterecht beschuldigd te worden, woog zwaarder dan het belang van AvroTros om misstanden aan de kaak te stellen. De rechtbank had eerder de vorderingen van [verweerders] afgewezen, maar het hof vernietigde dit vonnis en verklaarde dat AvroTros onrechtmatig had gehandeld. De zaak belicht de afweging tussen het recht op eerbiediging van de goede naam en het recht op vrijheid van meningsuiting.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/03283
Zitting5 april 2024
CONCLUSIE
S.D. Lindenbergh
In de zaak
de vereniging AvroTros
tegen
1. Multirisk Diensten B.V.
2. [verweerder 2]
Partijen worden hierna verkort aangeduid als
AvroTros(eiseres tot cassatie),
[verweerders] in meervoud(verweerders in cassatie),
Multirisk(verweerster in cassatie onder 1) en
[verweerder 2](verweerder in cassatie onder 2).

1.Inleiding

In deze zaak is aan de orde de vraag of een tv-uitzending van AvroTros van 5 maart 2019 ten opzichte van [verweerders] onrechtmatig is. Het hof heeft, anders dan de rechtbank, deze vraag bevestigend beantwoord. Het hof heeft daartoe overwogen dat AvroTros in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt tussen frauduleuze grondhandel waarbij sprake was van strafbare feiten en de werkwijze van [verweerders] Omdat de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending doet zich hier volgens het hof niet de situatie voor dat de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van [verweerders] om niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten, zwaarder weegt dan het belang van AvroTros om misstanden aan de kaak te kunnen stellen. Het middel klaagt onder meer dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de uitzending niet als geheel en in onderlinge samenhang te beoordelen, maar in plaats daarvan de uitzending op te knippen in twee delen om die vervolgens geïsoleerd te beoordelen.

2.Feiten

In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende feiten, die zijn ontleend aan r.o. 3.2 t/m 3.10 van het eindarrest. [1]
2.1
De diensten van Multirisk bestaan uit het bijeenbrengen van vraag en aanbod van percelen grond met behulp van advertenties. Multirisk biedt die diensten aan via het internet en maakt daarbij gebruik van de [website] . Op dit digitale platform kunnen grondeigenaren een advertentie plaatsen met hun contactgegevens, waar geïnteresseerde kopers op kunnen reageren. Daartoe sluiten zij een overeenkomst met Multirisk. Multirisk heeft in de periode van januari 2013 t/m oktober 2018 ongeveer 700 advertentieovereenkomsten gesloten. In die digitaal of schriftelijk gesloten overeenkomsten is opgenomen dat zij voor het mogen plaatsen van een advertentie op de website € 550,-- betalen + € 50,-- per maand voor de minimale duur van 12 maanden. Soms is korting gegeven.
2.2
[verweerder 2] was van 28 december 2012 tot 1 juli 2018 bestuurder van Multirisk. Vanaf 1 januari 2018 was hij dat samen met zijn broer. [verweerder 2] deed met name de verkoopwerkzaamheden voor ‘ [website] ’.
2.3
In september 2018 is de Stichting Claim [website] opgericht (hierna:
de stichting). Het doel van de stichting is om de ontevreden adverteerders op het digitale advertentieplatform [website] bijeen te brengen om een procedure tegen [verweerders] te starten. Die procedure is de stichting in november 2018 gestart, op dat moment ondersteund door 99 adverteerders. In die procedure vorderde de stichting het bedrag dat de bij haar aangesloten adverteerders aan [verweerders] hebben voldaan terug, met name omdat [verweerder 2] (opzettelijk) onjuiste mededelingen aan (potentiële) adverteerders zou hebben gedaan.
2.4
AvroTros produceerde het consumentenprogramma ‘Opgelicht?!’. Dit programma richtte zich op het voorlichten en informeren van het publiek over diverse misstanden. Op 5 maart 2019 heeft Opgelicht?! aandacht besteed aan het digitale advertentieplatform [website] en de wijze waarop [verweerder 2] dat aan de man brengt. De uitzending over dit item duurde ruim 15 minuten en eindigde met een interview met [verweerder 2] . Dat interview is drie weken vóór de uitzending op de openbare weg afgenomen. Het interview heeft ruim een half uur geduurd, waarvan een kleine 5 minuten in de uitzending is opgenomen.
2.5
Een vooraankondiging (
trailer) van de uitzending over [verweerders] is op de dag van de uitzending op televisie uitgezonden na het journaal van 20.00 uur. De vooraankondiging was op 5 maart 2019 ook te vinden op een YouTube-kanaal van AvroTros met de volgende tekst onder een stilstaand beeld (een zgn. ‘
still’) van [verweerder 2] uit het interview: “
Advertentiefraude, de bankpasbende en fraude met grondverkoop / Opgelicht?! (AVROTROS) (…) Vandaag weer een nieuwe uitzending van Opgelicht?! te zien om 21.25 op NPO1.” AvroTros heeft deze vooraankondiging geplaatst. Dit heeft (volgens AvroTros) alleen op de dag van de uitzending op het YouTube-kanaal gestaan. Het is mogelijk dat een derde de vooraankondiging met tekst vervolgens zelf op YouTube heeft gezet.
2.6
Na de uitzending is op de website van Opgelicht?! nog enige tijd (volgens AvroTros tot maart/april 2020) naar de uitzending van 5 maart 2019 over [verweerders] verwezen met gebruikmaking van de kop “
Malafide grondhandelaar […] [verweerder 2] ontmaskerd.
2.7
Na de uitzending hebben zich nog 87 adverteerders bij de stichting aangesloten en zijn hun vorderingen meegenomen in de procedure van de stichting tegen [verweerder 2] (zie hiervoor in 2.3).
2.8
In een vonnis van 13 mei 2020 heeft de rechtbank Noord-Holland zowel de vorderingen (in conventie) van de stichting als de vorderingen (in reconventie) van [verweerders] afgewezen. De vorderingen van de stichting zijn afgewezen omdat de stichting niet op de individuele adverteerder toegesneden stellingen heeft ingenomen. Tegen dat vonnis is hoger beroep ingesteld. In hoger beroep hebben de stichting en [verweerders] een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij de procedure is beëindigd met gesloten beurzen.
2.9
In een brief van 10 juni 2020 hebben [verweerders] bij AvroTros bezwaar gemaakt tegen de uitzending van 5 maart 2019 en tegen de door AvroTros geplaatste verwijzingen naar de uitzending op internet.

3.Procesverloop

In eerste aanleg

3.1
Bij inleidende dagvaarding van 10 juli 2020 hebben [verweerders] AvroTros gedagvaard voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (hierna:
de rechtbank). Zij hebben gevorderd dat de rechtbank:
(i) voor recht verklaart dat AvroTros onrechtmatig heeft gehandeld jegens Multirisk en [verweerder 2] en aansprakelijk is voor de schade die ieder van hen als gevolg van dit onrechtmatige handelen heeft geleden;
(ii) AvroTros veroordeelt tot betaling aan ieder van Multirisk en [verweerder 2] van een bedrag van € 2.100.000,-- (€ 800.000,-- + € 800.000,-- + € 500.000,--), althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, dan wel een bedrag nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente;
(iii) AvroTros gebiedt om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis alle uitingen van AvroTros die melding maken van onterechte beschuldigingen jegens [verweerders] te verwijderen en verwijderd te houden, waaronder mede begrepen de televisie-uitzendingen van 6 maart 2019 (inclusief op de website van AvroTros en Opgelicht?! en op uitzending gemist), radio-uitzendingen, artikelen op de website van AvroTros en Opgelicht?!, berichten op de Facebookpagina van AvroTros en Opgelicht?! en Twitterberichten van AvroTros en Opgelicht?!;
(iv) AvroTros gebiedt om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis een brief op te stellen en te zenden aan [verweerders] dan wel [verweerder 2] zodat zij deze brief aan derde partijen kunnen verstrekken in het geval dat nodig zou zijn, met een in de dagvaarding nader aangeduide strekking;
(v) bepaalt dat [verweerder 2] door AvroTros binnen drie maanden na betekening van het te wijzen vonnis in de gelegenheid dient te worden gesteld door AvroTros in een programma van een uur om over zijn periode als CEO van Lavide Holding N.V. te vertellen teneinde positieve content te creëren teneinde in de gelegenheid te worden gesteld de schade wegens geen baan te kunnen krijgen als bestuurder naar hem in persoon te doen stoppen en dus deze schade te doen stoppen;
(vi) bepaalt dat AvroTros een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 25.000,-- verbeurt voor elke dag dat zij niet aan alle of enige van de hiervoor onder (iii) t/m (v) opgelegde geboden voldoet;
(vii) AvroTros veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten; en
(viii) AvroTros veroordeelt in de kosten van het geding van ieder van Multirisk en [verweerder 2] , te vermeerderen met de nakosten.
3.2
AvroTros heeft verweer gevoerd.
3.3
Bij tussenvonnis van 18 november 2020 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 21 mei 2021.
3.4
Bij eindvonnis van 7 juli 2021 [2] heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [verweerders] veroordeeld in de proceskosten.
3.5
De rechtbank heeft onder het kopje ‘
Juridisch kader’ het volgende overwogen:
“3.1. In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Aan de kant van [verweerders] het recht op eerbiediging van de eer en goede naam (art. 10 Gw en art. 8 EVRM) en aan de kant van Avrotros het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 7 Gw en art. 10 EVRM).
3.2.
Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle relevante omstandigheden van het geval. Bij deze afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door artikel 10 Gw en artikel 8 EVRM gewaarborgde recht. Voor de door artikel 7 Gw en artikel 10 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. Dit brengt mee dat het hier niet gaat om een in twee fasen te verrichten toetsing (aldus dat eerst aan de hand van de omstandigheden moet worden bepaald welk van beide rechten zwaarder weegt, waarna vervolgens nog moet worden beoordeeld of de noodzakelijkheidstoets als neergelegd in artikel 8 lid 2 respectievelijk 10 lid 2 EVRM zich verzet tegen het resultaat van die afweging), maar dat deze toetsing in één keer moet plaatsvinden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het desbetreffende lid 2 (zie HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 […] / […] ; HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230, Endemol en SBS/A).
3.3.
Welk van de beide genoemde wederzijdse belangen in het concrete geval zwaarder weegt, hangt zoals gezegd af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer relevant
(i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben,
(ii) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld,
(iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal ten tijde van de publicatie,
(iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen,
(v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en
(vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.
Genoemde omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.”
3.6
De rechtbank heeft hierna onder het kopje ‘
De belangenafweging’ het volgende overwogen:
“3.4. Voor [verweerders] geldt dat het gaat om het recht op eerbiediging van de eer en goede naam door niet op lichtzinnige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten of suggesties. Het belang van Avrotros is dat zij met haar programma Opgelicht?! een rol vervult in het informeren over en assisteren bij een breed maatschappelijk probleem en in die rol allerlei misstanden aan de kaak moet kunnen stellen alsmede het publiek moet kunnen voorlichten en waar nodig waarschuwen.
3.5.
Het belang van Avrotros weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [verweerders] . Daarvoor is het volgende redengevend.”
3.7
In de opvolgende r.o. 3.6 t/m 3.20 is de rechtbank ingegaan op de gezichtspunten die in r.o. 3.3 worden genoemd. Onder het kopje ‘
De totstandkoming en inkleding van de uitlatingen’ overwoog de rechtbank onder meer:
“3.16. Het 15 minuten en 58 seconden durend item over [verweerder 2] en [website] start met een terugblik van bijna 2 minuten over een in maart 2015 door Opgelicht?! uitgezonden item over de volgens de presentator: “
frauduleuze handel in grond”. Deze terugblik wordt afgesloten met de mededeling dat er uiteindelijk twee personen (in deze terugblik eerder door een voice-over ook aangeduid als “
malafide grondhandelaars”) door justitie zijn aangehouden en dat zij via de [website] in contact kwamen met hun potentiële slachtoffers. Direct aansluitend op deze terugblik deelt de presentator in de uitzending van 5 maart 2019 mee dat tot zijn verbazing de [website] nog steeds in de lucht is, dat [verweerder 2] de man achter deze website is en dat de schijnhandel in grond gewoon is doorgegaan. Een dergelijke intro is niet zorgvuldig en ook tendentieus. De kwestie waar de uitzending in maart 2015 over ging komt namelijk niet overeen met de inhoud van het item van 5 maart 2019. Ook het tonen van een lege zaal, alsof [verweerder 2] zijn presentaties zonder publiek had gehouden is niet zorgvuldig […].
3.17.
Deze voorbeelden van onzorgvuldigheid in inkleding en totstandkoming geven voor het rechtmatigheidsoordeel niet de doorslag. De overige uitlatingen in het item worden op een veel objectievere wijze weergegeven en voor zover er een waardeoordeel wordt gegeven, moet dit worden toegerekend aan de geïnterviewden. Het is gebleken dat Opgelicht?! het item heeft gebaseerd op een groot aantal bronnen. Naast de geïnterviewden zijn er diverse in het geheim gemaakte geluidsopnames van gesprekken met deelnemers en [verweerder 2] . Slechts enkele opgenomen uitlatingen van [verweerder 2] zijn in het item verwerkt. De door Avrotros in het geding gebrachte geluidsfragmenten van deze gesprekken bevestigen overigens wat de gedupeerden in de uitzending stellen. Namelijk dat [verweerder 2] zijn klanten voorhoudt dat de verkoop van gronden “
waanzinnig goed” gaat, dat hij in zes jaar tijd veertien honderd klanten heeft vergaard, en na “
twee, tweeënhalfjaar (…) 680, 660 stukjes grond heeft verkocht over eh, nog geen 400 klanten”.”
[cursivering en kleiner lettertype origineel, A-G]
3.8
Onder het kopje ‘
Slotsom’ heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
“3.21. De kern van het op 5 maart 2019 uitgezonden item is dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van [website] [ [website] , A-G] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] . Zo wordt onder meer de juistheid van de mededelingen over de te verwachten verkoop van gronden gemotiveerd in twijfel getrokken. Zoals hiervoor is overwogen […] is dit een misstand die aan de kaak mag worden gesteld en is geoordeeld dat de uitlatingen over [verweerders] in zijn algemeenheid voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal […]. Dat er niets aan de hand is, zoals [verweerder 2] eigenlijk stelt, is een miskenning van deze feiten. Avrotros heeft [verweerders] uitgebreid de gelegenheid gegeven om te reageren. […]
3.22.
Dat, zoals [verweerders] stelt, het hele item is opgehangen aan niet meer dan twee rancuneuze mensen van CMIG […] en dat elke feitelijke onderbouwing ontbreekt, stemt niet overeen met de gebleken feiten.
3.23.
Dat de opzet van het item en zeker de inleiding objectiever had gekund en op twee onderdelen niet zorgvuldig is (rov. 3.16), maakt in het licht van al het voorgaande niet dat het uitgezonden item in het geheel onrechtmatig is.
[…]
3.25.
Het voorgaande leidt dan ook tot de conclusie dat het belang van Avrotros in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [verweerders] .”
In hoger beroep
3.9
[verweerders] zijn, onder aanvoering van zeven grieven, van het eindvonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden (hierna:
het hof). Zij hebben gevorderd dat het hof het vonnis vernietigt en:
- de vorderingen zoals verwoord in het petitum van de inleidende dagvaarding onder (i), (ii), (iii), (iv), (vi) en (vii) alsnog toewijst;
- AvroTros veroordeelt om al hetgeen zij ter uitvoering van het eindvonnis aan AvroTros hebben voldaan, terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente; en
- AvroTros veroordeelt in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten.
3.1
AvroTros heeft in haar memorie van antwoord geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [verweerders] in hun vorderingen, dan wel tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [verweerders] in de kosten van beide instanies.
3.11
Bij tussenarrest van 23 augustus 2022 heeft het hof een mondelinge behandeling bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 10 februari 2023 en daarvan is een proces verbaal opgemaakt.
3.12
Bij eindarrest van 23 mei 2023 heeft het hof het eindvonnis van 7 juli 2021 vernietigd en, opnieuw rechtdoende:
- voor recht verklaard dat AvroTros met de uitzending van 5 maart 2019 van het televisieprogramma Opgelicht?! onrechtmatig tegenover [verweerders] heeft gehandeld, omdat zij in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt tussen frauduleuze grondhandel waarbij sprake was van strafbare feiten en de werkwijze van [verweerders] , en dat AvroTros ten opzichte van [verweerders] aansprakelijk is voor de schade die zij door dit onrechtmatig handelen hebben geleden;
- AvroTros veroordeeld om aan [verweerders] een schadevergoeding te betalen en bepaald dat de schade in een procedure als bedoeld in art. 612 Rv zal worden opgemaakt bij staat;
- AvroTros veroordeeld tot terugbetaling aan [verweerders] van alles wat zij op grond van het eindvonnis van 7 juli 2021 aan AvroTros [3] hebben betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de rechtbank; en
- hetgeen verder is gevorderd afgewezen.
3.13
Het hof heeft in r.o. 3.1, nog vóór de vaststelling van de feiten, als volgt op voorhand weergegeven wat zijn oordeel zal zijn:
“Het hof zal oordelen dat de uitzending onrechtmatig is omdat AvroTros in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt met de werkwijze van [verweerders] en frauduleuze grondhandel waarbij hij niet betrokken was. De uitingen op de website van Opgelicht?! over de uitzending zijn naar het oordeel van het hof niet onrechtmatig. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd. […].”
3.14
Het hof heeft vervolgens onder het kopje ‘
Het toetsingskader’ onder meer het volgende overwogen:
“3.11 […] [4]
3.13.
Het hof zal, met inachtneming van dit toetsingskader en de grieven van [verweerders] beoordelen of AvroTros onrechtmatig tegenover [verweerders] heeft gehandeld. In hoger beroep voeren [verweerders] aan dat onrechtmatig zijn: de tekst bij de vooraankondiging (de trailer) van de uitzending op de website Opgelicht?!, de wijze waarop het item over [verweerders] in de uitzending wordt geïntroduceerd, de rest van de uitzending en de op de website van AvroTros gepubliceerde titel bij de verwijzing naar de uitzending […]. Het hof gaat hierna op deze door [verweerder 2] gestelde onderdelen per uiting in. Het hof hanteert daarbij de chronologische volgorde. Het gaat om drie uitingen, te weten de beide uitingen op de website over de uitzending […] en om de uitzending […]. De uitzending valt onder te verdelen in de inleiding van het item over [verweerders] […] en de rest van de uitzending over [verweerders] […]. De inleiding van de uitzending van ruim 2 minuten gaat over frauduleuze grondhandel en de rest van de uitzending (zo’n 14 minuten) over het advertentieplatform [website] .”
3.15
In de opvolgende overwegingen heeft het hof de drie in r.o. 3.13 genoemde uitingen beoordeeld. Met betrekking tot de vooraankondiging op de website (uiting 1) heeft het hof geoordeeld dat deze niet onrechtmatig is jegens [verweerders] (r.o. 3.14 en 3.15).
3.16
Met betrekking tot de
uitzendingvan 5 maart 2019 (uiting 2) heeft het hof een onderverdeling gemaakt tussen ‘
introductie van het item over [verweerders]’ (onder 2a) en ‘
De rest van de uitzending over [verweerders]’ (onder 2b). Over de introductie van het item over [verweerders] (2a) heeft het hof het volgende geoordeeld:
“3.16. De uitzending over [verweerders] begint met een terugblik naar een uitzending van Opgelicht?! van 2015. Het transcript van de uitzending van 5 maart 2019 luidt op dat punt als volgt:

Studio (…)
In 2015 besteedt Opgelicht?! uitgebreid aandacht aan frauduleuze handel in grond. Percelen worden aangesmeerd alsof het goudmijntjes zijn. Elke gemeente gaat het vast en zeker binnen enkele jaren bebouwen en dan moet ie het van jou kopen. De investering meer dan waard dus.
Fragmenten uit uitzending d.d. 10 maart 2015:
Gedupeerden
Dit gaat meer geld waard worden. Het is een kans… Het is speculeren op de langere termijn.
Voice-over
In werkelijkheid blijkt de aangekochte grond vaak onverkoopbaar. Voorgespiegelde nieuwbouwprojecten komen niet van de grond. Als zich dan toch iemand meldt die jouw grond goed kan verkopen, ga je al snel voor de bijl.
(…)
De handelswijze van deze malafide grondverkopers is klassiek. Ze vragen namelijk voorschotten voordat ze überhaupt iets voor je kunnen gaan doen.
(…)
Justitie
We hebben twee mensen aangehouden, twee mannen, 28 en 30 jaar.
Einde oude fragmenten
Voice-overRespectievelijk [betrokkene 1] en [betrokkene 2] Beide heren kwamen in contact met hun potentiële slachtoffers via de [website] .nl
Studio (…)
En wie schetst onze verbazing? De [website] is tot op de dag van vandaag in de lucht. De man achter die website is […] [verweerder 2] . De schijnhandel in grond is gewoon doorgegaan.
3.17.
Uit de getoonde fragmenten van de uitzending van 2015 blijkt dat de frauduleuze handel in grond waar die uitzending over ging een strafrechtelijke/criminele connotatie had. De kwalificatie “frauduleuze handel in grond” heeft die connotatie al en dat wordt versterkt omdat in die (oude) fragmenten door justitie wordt verklaard dat twee mensen (die kennelijk met hun potentiële slachtoffers in contact kwamen via de [website] ) voor frauduleuze grondhandel zijn aangehouden. Het verband met [verweerders] wordt gelegd in de opeenvolgende opmerkingen na het tonen van de fragmenten uit 2015, te weten dat de [website] tot op de dag van vandaag in de lucht is, dat de man achter die website [verweerder 2] is en dat de schijnhandel in grond gewoon is doorgegaan. Door dat bruggetje tussen de uitzending van 2015 en de uitzending over [verweerders] met de opmerking ‘
dat de schijnhandel in grond gewoon is doorgegaan’ zal de (gemiddelde) kijker met (gemiddelde aandacht) [verweerders] in verband brengen met frauduleuze grondhandel in strafrechtelijke/criminele zin. Die kijker zal denken dat [verweerder 2] die frauduleuze handel voort heeft gezet. Dit is een ernstige beschuldiging op nationale televisie die de reputatie van [verweerders] ernstig kan aantasten. De uitzending kon daarna ook nog online worden bekeken.
3.18.
AvroTros heeft de handelwijze van [verweerders] feitelijk onjuist en onnodig in een strafrechtelijk/crimineel licht geplaatst. Feitelijk onjuist omdat [verweerders] niet voorkomen in de uitzending van 2015 en omdat niet is gesteld en niet is gebleken dat [verweerders] zich aan frauduleuze grondhandel schuldig zouden hebben gemaakt. Onnodig omdat AvroTros naar haar zeggen met de uitzending over [verweerders] wil waarschuwen voor de verkooppraatjes van [verweerder 2] die adverteerders verleidt met onjuiste beloften en stellingen om advertentieovereenkomsten te sluiten. Het enige verband tussen de beide uitzendingen is de [website] . Dat rechtvaardigt niet het plaatsen van het handelen van [verweerders] in een strafrechtelijk/crimineel licht. AvroTros heeft nog gewezen op (perspublicaties over) het verleden van [verweerder 2] . Dat verleden houdt echter geen verband met een vorm van frauduleuze grondhandel, zodat dit AvroTros niet baat. Daar komt bij dat AvroTros geen feiten heeft gesteld waaruit blijkt dat [verweerders] op dit onderdeel weerwoord is gegund.”
[vetgedrukt, onderstreping en cursivering origineel, A-G]
3.17
In r.o. 3.19 t/m 3.23 heeft het hof als volgt een oordeel gegeven over de rest van de uitzending over [verweerders] (2b):
“3.19 Na de introductie gaat de uitzending niet meer over frauduleuze grondhandel, maar over de verkoopwijze van [verweerder 2] waarbij wordt aangegeven dat hij onjuiste beloften doet en een verkeerde voorstelling van zaken geeft. In de uitzending wordt onder de aandacht gebracht dat veel adverteerders ontevreden zijn over de diensten van [verweerders] en dat een deel daarvan zich heeft verenigd in de stichting. In de uitzending komen verschillende mensen aan het woord, waaronder de in de studio aanwezige voorzitter, secretaris en penningmeester van de stichting. Zij en twee andere adverteerders trekken in de uitzending de juistheid in twijfel van mondelinge mededelingen die [verweerder 2] volgens hen aan adverteerders heeft gedaan over de te verwachten verkoop van hun gronden. Volgens hen is er niet of nauwelijks grond verkocht, terwijl [verweerder 2] adverteerders had voorgehouden dat door de advertenties veel percelen worden verkocht […] en dat grond binnen een jaar zou worden verkocht. Volgens hen is sprake van een verdienmodel (inkomsten uit de verkoop van advertentieruimte) terwijl er niet of nauwelijks grond wordt verkocht en er ook geen andere diensten van [verweerders] tegenover staan. Zij hebben in de uitzending ook in twijfel getrokken dat er meer bijeenkomsten zijn geweest dan de twee die op film zijn gezet, terwijl [verweerder 2] had gezegd dat er jarenlang grote bijeenkomsten zijn geweest. De uitzending over [verweerders] eindigt met het interview met [verweerder 2] .
3.20.
De rechtbank heeft – in hoger beroep onbestreden – vastgesteld dat de kern van de uitzending is dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] en dat onder meer de juistheid van de mededelingen over de te verwachten verkoop van gronden gemotiveerd in twijfel wordt getrokken.
3.21.
De centrale feitelijke bewering van de uitzending dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] , vindt voldoende steun in het (op dat moment) beschikbare feitenmateriaal. AvroTros is niet alleen afgegaan op de uitlatingen van de volgens [verweerders] rancuneuze secretaris en penningmeester van de stichting, maar ook op andere adverteerders die klachten hadden over de werkwijze van [verweerders] Op het moment van de uitzending waren al 99 adverteerders aangesloten bij de procedure die de stichting tegen [verweerders] had aangespannen. Ook beschikte AvroTros over diverse schriftelijke klachten en over geluidsopnamen uit 2018 en 2019 waaruit bleek dat de verkooppraatjes van [verweerders] overeenstemden met de klachten die diverse adverteerders hadden gemeld.
3.22.
Anders dan [verweerder 2] stelt was AvroTros niet gehouden om meer onderzoek te doen of om specifiek aandacht te besteden aan (de inhoud van) de door hem toegestuurde stukken. AvroTros heeft [verweerders] ook voldoende weerwoord geboden, zowel op voorhand per e-mail als in het interview. Dat [verweerder 2] ten onrechte zou zijn beschuldigd van witwassen, zoals hij stelt, volgt niet uit de uitzending. Er wordt hem in het interview een kritische vraag gesteld over een verkoopconstructie van grond. Daar heeft hij op mogen reageren en zijn reactie is ook (deels) uitgezonden. Uitgangspunt is dat het tot de journalistieke vrijheid behoort hoe de uitzending wordt gemaakt en wat daarin wordt verwerkt. Weliswaar heeft AvroTros in de uitzending ten onrechte het beeld neergezet dat de door [verweerders] georganiseerde bijeenkomsten voor potentiële kopers van grond toneelstukjes zouden zijn waar geen publiek aanwezig was, maar in het licht van de uitzending is dit van ondergeschikt belang en daarom niet doorslaggevend voor het oordeel over de rechtmatigheid van de uitzending. Het hof kent aan het belang van AvroTros om zich informerend, kritisch, opiniërend en waarschuwend uit te kunnen laten over misstanden die de samenleving raken veel gewicht toe.
3.23.
De opmerking van de voice-over in de uitzending dat [verweerder 2] uit de gemeenteraad is gezet, mede omdat uit politie-informatie zou blijken dat hij onbetrouwbaar is, vindt […] ook voldoende steun in de feiten.”
3.18
Het hof heeft direct aansluitend onder het kopje ‘
Afweging uitzending’ het volgende geoordeeld:
“3.24. In de uiteindelijke afweging van alle feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de uitzending onrechtmatig is, omdat AvroTros in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt tussen frauduleuze grondhandel waarbij sprake was van strafbare feiten en de werkwijze van [verweerders] Omdat de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending doet zich hier niet de situatie voor dat de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen, zoals AvroTros betoogt. Het belang van [verweerders] om niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten, weegt zwaarder dan het belang van AvroTros om misstanden aan de kaak te kunnen stellen. Dit brengt mee dat het belang van [verweerders] bij de bescherming van zijn privacy en zijn goede eer en naam (artikel 8 EVRM) prevaleert boven het belang van AvroTros bij haar uitingsvrijheid (artikel 10 EVRM).”
3.19
Het hof heeft met betrekking tot de door AvroTros gepubliceerde titel bij de verwijzing naar de uitzending [5] (uiting 3) geoordeeld dat het belang van AvroTros hier zwaarder weegt dan het belang van [verweerders] en dat de tekst op de website van AvroTros bij de verwijzing naar de uitzending daarom niet onrechtmatig is jegens [verweerders] (r.o. 3.25 t/m 3.28).
3.2
Het hof heeft vervolgens onder het kopje ‘
De mogelijkheid van schade van [verweerders] is aannemelijk’ onder meer het volgende overwogen:
“3.29. Zoals uit het voorgaande volgt zal het hof voor recht verklaren dat AvroTros met de uitzending onrechtmatig tegenover [verweerders] heeft gehandeld, omdat AvroTros in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt tussen frauduleuze grondhandel waarbij sprake was van strafbare feiten en de werkwijze van [verweerders] AvroTros moet daarom de schade vergoeden die [verweerders] als gevolg daarvan hebben geleden.”
In cassatie
3.21
Bij procesinleiding van 23 augustus 2023 heeft AvroTros – tijdig – bij de Hoge Raad cassatieberoep ingesteld van het arrest van 23 mei 2023 (hierna:
het arrest). [verweerders] hebben een verweerschrift ingediend waarin zij concluderen tot verwerping van het cassatieberoep. Partijen hebben hun standpunten vervolgens schriftelijk doen toelichten. AvroTros heeft gerepliceerd.

4.Bespreking van het cassatiemiddel

4.1
Het cassatiemiddel is opgebouwd uit twee onderdelen.
Onderdeel 1
4.2
Het onderdeel valt uiteen in vier subonderdelen.
Subonderdeel 1.1is, zo maak ik op uit de eraan voorafgaande inleiding, gericht tegen r.o. 3.13 en 3.16 t/m 3.24. Het subonderdeel bevat de klacht dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de uitzending van 5 maart 2019 niet “
als geheel en in onderlinge samenhang” te beoordelen, maar in plaats daarvan de uitzending op te knippen in twee delen om die vervolgens geïsoleerd te beoordelen.
4.3
Op zichzelf is het juist dat de uitzending in zijn geheel moet worden beoordeeld. [6] Het hof heeft deze juiste maatstaf evenwel in acht genomen. Het subonderdeel mist dus feitelijke grondslag. Ik licht dit als volgt toe.
4.4
Het betoog dat het hof de uitzending van 5 maart 2019 heeft opgeknipt, is op zich niet onjuist. Het hof overweegt in r.o. 3.13 immers dat de uitzending van 5 maart 2019 “valt onder te verdelen”. Het betoog dat het hof de twee delen van de uitzending vervolgens geïsoleerd heeft beoordeeld, faalt echter. Dat het hof de uitzending in zijn geheel heeft beoordeeld volgt reeds uit de tekst van het kopje waaronder r.o. 3.24 is opgenomen (‘
Afweging uitzending’). Het hof oordeelt vervolgens in de eerste zin van r.o. 3.24 dat “de uitzending” onrechtmatig is. Daartoe overweegt het hof dat AvroTros in de introductie van de uitzending op een misleidende manier een koppeling heeft gemaakt tussen frauduleuze grondhandel waarbij sprake was van strafbare feiten en de werkwijze van [verweerders] in de introductie van de uitzending. Omdat de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending, zo vervolgt het hof, doet zich hier niet de situatie voor dat de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen. Het hof concludeert vervolgens dat het belang van [verweerders] om niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten, zwaarder weegt dan het belang van AvroTros om misstanden aan de kaak te kunnen stellen, en dat dit meebrengt dat het belang van [verweerders] bij de bescherming van zijn privacy en zijn goede eer en naam (art. 8 EVRM) prevaleert boven het belang van AvroTros bij haar uitingsvrijheid (art. 10 EVRM). Uit het voorgaande blijkt dat het hof de uitzending integraal heeft beoordeeld. Het heeft bij de beantwoording van de vraag of de uitzending onrechtmatig is aan (de inhoud van) de introductie beslissende betekenis toegekend. Gelet op de aard van de gewraakte uitlatingen is dat ook goed te volgen: door dergelijke ernstige beschuldigingen aan het begin van de uitzending is het handelen van [verweerders] dat in de rest van de uitzending aan de orde komt feitelijk onjuist en onnodig in een strafrechtelijk/crimineel licht geplaatst (r.o. 3.18).
4.5
Volgens
subonderdeel 1.2is in het licht van het vorige subonderdeel eveneens onjuist, althans onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd het oordeel in r.o. 3.17-3.18 en 3.24 dat de introductie van de aflevering over [verweerders] onrechtmatig is, omdat [verweerders] feitelijk onjuist en onnodig in verband worden gebracht met frauduleuze grondhandel in strafrechtelijke/criminele zin. Volgens het subonderdeel had het hof de introductie van de uitzending in het licht van de gehele uitzending moeten beoordelen en moeten nagaan welke indruk de uitzending als geheel bij de kijker heeft achtergelaten, mede gelet op de centrale feitelijke bewering van de uitzending dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] Het onderdeel stelt dat het hof aan deze centrale bewering bovendien meer gewicht had moeten toekennen, gelet op het feit dat daaraan aanmerkelijk meer tijd is besteed dan aan de inleiding (14 minuten respectievelijk 2 minuten, zie r.o. 3.13).
4.6
Het subonderdeel mist feitelijke grondslag voor zover het veronderstelt dat het hof heeft geoordeeld dat “de introductie van de aflevering over [verweerders] onrechtmatig is”. Het hof heeft immers in r.o. 3.24 geoordeeld dat in de uiteindelijke afweging van alle feiten en omstandigheden “
de uitzending” onrechtmatig is, op de hiervoor weergegeven gronden. Anders dan het subonderdeel betoogt, heeft het hof de introductie van de uitzending, die over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending, niet afzonderlijk beoordeeld maar beschouwd in het licht van de gehele uitzending. [7] Het hof heeft in r.o. 3.24 namelijk beoordeeld of de onjuistheid van de introductie “in het licht van de verdere uitzending” van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen. Het hof heeft geoordeeld dat dit
niethet geval is. Met dit oordeel grijpt het hof terug op hetgeen het eerder in r.o. 3.17 en 3.18 heeft overwogen.
4.7
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen valt niet in te zien dat het hof meer gewicht had moeten toekennen aan de centrale feitelijke bewering van de uitzending dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] , gelet op het feit dat daaraan aanmerkelijk meer tijd is besteed dan aan de inleiding. Het hof heeft beide punten in de beoordeling betrokken. Zie r.o. 3.13 (slot) en 3.21 (eerste zin). Zoals gezegd heeft het hof bij de beantwoording van de vraag of de uitzending onrechtmatig is aan (de inhoud van) de introductie groot gewicht toegekend. Deze weging van de feiten en omstandigheden was voorbehouden aan het hof als feitenrechter.
4.8
Subonderdeel 1.3bevat een motiveringsklacht. Volgens het subonderdeel is het oordeel in r.o. 3.18 dat het enige verband tussen de fragmenten getoond in de introductie en de rest van de uitzending de [website] is, onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd, omdat het hof daarmee voorbij is gegaan aan de stellingen van AvroTros dat [verweerders] zelf ook in grond handelen [8] en dat ook bij hen sprake is van schijnhandel. [9] Het subonderdeel stelt dat deze stellingen, indien gegrond, meebrengen dat er andere verbanden zijn tussen de fragmenten in de introductie en de rest van de uitzending. Gelet op de genoemde stellingen is volgens het subonderdeel eveneens onbegrijpelijk het oordeel in r.o. 3.18 dat niet is gesteld dat [verweerders] zich schuldig zouden hebben gemaakt aan frauduleuze grondhandel.
4.9
Bij de beoordeling neem ik tot uitgangspunt dat het hof met de woorden “frauduleuze grondhandel” in r.o. 3.18 onmiskenbaar bedoelt: frauduleuze grondhandel
in strafrechtelijke/criminele zin. Dat kan (ook) worden afgeleid uit de volgende passages in de voorafgaande r.o. 3.17:
“Uit de getoonde fragmenten van de uitzending van 2015 blijkt
dat de frauduleuze handel in grond waar die uitzending over ging een strafrechtelijke/criminele connotatie had. De kwalificatie “frauduleuze handel in grond” heeft die connotatie al en dat wordt versterkt omdat in die (oude) fragmenten door justitie wordt verklaard dat twee mensen […] voor frauduleuze grondhandel
zijn aangehouden. […] Door dat bruggetje tussen de uitzending van 2015 en de uitzending over [verweerders] met de opmerking ‘
dat de schijnhandel in grond gewoon is doorgegaan’ zal de (gemiddelde) kijker met (gemiddelde aandacht)
[verweerders] in verband brengen met frauduleuze grondhandel in strafrechtelijke/criminele zin. Die kijker zal denken dat [verweerder 2]
die frauduleuze handelvoort heeft gezet. […].”
[onderstreping toegevoegd, cursief origineel, A-G]
4.1
De stellingen dat [verweerders] zelf ook in grond handelen en dat ook bij hen sprake is van schijnhandel kunnen naar mijn mening niet worden aangemerkt als essentiële stellingen waarop het hof moest responderen. Die stellingen doen namelijk geen afbreuk aan het oordeel in r.o. 3.18 dat AvroTros de handelwijze van [verweerders] feitelijk onjuist in een strafrechtelijk/crimineel licht heeft geplaatst, omdat [verweerders] niet voorkomen in de uitzending van 2015. Uit de vindplaatsen in de processtukken waarnaar het subonderdeel verwijst, blijkt niet dat AvroTros heeft aangevoerd dat [verweerders] zich aan frauduleuze grondhandel in strafrechtelijke zin schuldig hebben gemaakt. Het oordeel van het hof dat het subonderdeel aan het slot bestrijdt, is derhalve ook niet onbegrijpelijk. Het subonderdeel faalt.
4.11
Subonderdeel 1.4komt op tegen het oordeel in r.o. 3.24 dat zich hier niet de situatie voordoet dat de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending van ondergeschikt belang zou zijn of geen relevant gewicht in de schaal zou leggen, omdat “de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending.” Volgens het subonderdeel behoefde dit oordeel nadere motivering om begrijpelijk te zijn. Ter toelichting wordt aangevoerd dat de omstandigheid dat de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending, “niet reeds daarom” met zich brengt dat de introductie en de rest van de uitzending van nevengeschikt belang zijn of dat daaraan evenveel gewicht toekomt. Dit kan dat oordeel daarom niet zelfstandig dragen, aldus het subonderdeel. Ook als de introductie over een ander onderwerp gaat dan de rest van de uitzending, kan de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending volgens het subonderdeel zeer wel van ondergeschikt belang zijn of geen relevant gewicht in de schaal leggen. Bij het voorgaande, zo vervolgt het subonderdeel, komt bovendien dat de overigens door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden juist wijzen in de richting dat de introductie in het licht van de verdere uitzending inderdaad van ondergeschikt belang is en geen relevant gewicht in de schaal legt. Het subonderdeel wijst er in dat verband nogmaals op dat de introductie twee minuten duurt, waar de rest van de uitzending zo’n veertien minuten duurt (r.o. 3.13) en dat de uiting die het hof aanmerkt als de “centrale feitelijke bewering van de uitzending”, zijnde dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] , voldoende steun vindt in het (op dat moment) beschikbare feitenmateriaal (r.o. 3.21). Ook daarom behoefde het oordeel dat zich hier niet de situatie voordoet dat de onjuistheid van de introductie in het licht van de verdere uitzending van ondergeschikt belang is of geen relevant gewicht in de schaal legt, volgens het subonderdeel nadere motivering om begrijpelijk te zijn.
4.12
Ik meen dat het bestreden oordeel in het licht van het voorgaande geen nadere motivering behoefde om voor de lezer begrijpelijk te zijn. Het oordeel moet worden gelezen tegen de achtergrond van hetgeen het hof eerder in r.o. 3.17 en 3.18 heeft geoordeeld. De daar gegeven oordelen houden, samengevat, in dat AvroTros de handelwijze van [verweerders] in de twee minuten durende introductie van de uitzending op nationale televisie feitelijk onjuist en onnodig in een strafrechtelijk/crimineel licht heeft geplaatst en dat dit de reputatie van [verweerders] ernstig kan beschadigen. Het hof heeft aan deze omstandigheid bij de afweging van alle feiten en omstandigheden – daaronder begrepen de omstandigheid dat de centrale feitelijke bewering van de uitzending dat een aanzienlijk aantal deelnemers in het project van het advertentieplatform [website] ontevreden is en vraagtekens zet bij de werkwijze van [verweerders] , voldoende steun vindt in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal – doorslaggevend gewicht toegekend. Dit blijkt uit het oordeel verderop in r.o. 3.24 dat het belang van [verweerders] om niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten, zwaarder weegt dan het belang van AvroTros om misstanden aan de kaak te kunnen stellen. Herhaald zij dat de wijze waarop de feitenrechter aandacht heeft besteed aan de omstandigheden en het gewicht dat hij daaraan heeft toegekend zo zeer is verweven met waarderingen van feitelijke aard dat een en ander in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht. Dit geldt ook voor het uiteindelijke oordeel dat één van de twee belangen in kwestie – enerzijds het belang van [verweerders] bij de bescherming van hun privacy en goede eer en naam (art. 8 EVRM) en anderzijds het belang van AvroTros bij haar uitingsvrijheid (art. 10 EVRM) – zwaarder weegt dan het andere belang. [10] Het subonderdeel faalt derhalve.
4.13
Onderdeel 2(‘Bezemklacht’) bouwt uitsluitend voort op de hiervoor besproken subonderdelen van onderdeel 1. Het onderdeel bevat geen klacht die afzonderlijke bespreking behoeft.

5.Conclusie

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4344.
2.Rb. Midden-Nederland 7 juli 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2894.
3.In het dictum onder 4.4 staat ‘ [verweerders] ’. Ik ga ervan uit dat dit een verschrijving is geweest.
4.Het hof heeft in r.o. 3.11 en 3.12 het toetsingskader weergegeven. Hetgeen het hof daar overweegt, komt overeen met hetgeen de rechtbank heeft overwogen in 3.1 t/m 3.3 van het eindvonnis, hiervoor weergegeven in 3.5.
5.Zie hiervoor in 2.6.
6.Vgl. voor rechtspraak over publicaties o.m. HR 9 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD2776,
7.Ik merk op dat het hof in r.o. 3.22 heeft geoordeeld dat AvroTros in de uitzending weliswaar ten onrechte het beeld heeft neergezet dat de door [verweerders] georganiseerde bijeenkomsten voor potentiële kopers van grond toneelstukjes zouden zijn waar geen publiek aanwezig was, maar dat dit “in het licht van de uitzending” van ondergeschikt belang is en daarom niet doorslaggevend voor het oordeel over de rechtmatigheid van “de uitzending.” Ook deze ‘onzorgvuldigheid’ heeft het hof derhalve niet geïsoleerd beoordeeld.
8.Het subonderdeel verwijst naar de memorie van antwoord, nr. 87; de pleitnota van mr. Van Kaam ten behoeve van de zitting van 10 februari 2023, nr. 2; en het proces-verbaal van die zitting, p. 5.
9.Het subonderdeel verwijst voor deze stelling naar de conclusie van antwoord, nr. 184; de memorie van antwoord, nr. 62; en de pleitnota van mr. Van Kaam ten behoeve van de zitting van 10 februari 2023, nr. 4.
10.Vgl. A-G Wissink in zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2016:929) voor HR 16 september 2016 (81 RO), onder 3.10.