ECLI:NL:PHR:2024:256

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
22/00969
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzetheling van gestolen smartphones na gewapende overval

In deze zaak gaat het om de verdachte die is veroordeeld voor opzetheling van 66 smartphones, die afkomstig waren van een gewapende overval op 27 januari 2019. De verdachte, geboren in 1994, werd eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd dat het hof ten onrechte bewijsmiddelen uit andere zaken heeft gebruikt zonder deze ter zitting voor te lezen, wat in strijd is met artikel 301, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Ondanks deze schending, concludeert de AG dat de bewezenverklaring ook zonder deze bewijsmiddelen voldoende gemotiveerd is. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het in bezit hebben van de smartphones, wat leidt tot de conclusie dat hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof heeft dit verweer verworpen. De zaak is behandeld op 19 maart 2024, en de uitspraak van de Hoge Raad is op 8 maart 2022 gedaan. De AG heeft geadviseerd om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/00969
Zitting19 maart 2024
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte
I.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 8 maart 2022 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, wegens "opzetheling, meermalen gepleegd".
Er bestaat samenhang met de zaken 22/00827 en 22/00837. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, en P. van Dongen, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
II.
De bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 30 januari 2019 tot en met 7 februari 2019 in Nederland 66 smartphones (te weten 57 smartphones zoals vermeld op de overzichtslijst welke is opgenomen in het procesdossier op pagina 531) en 9 smartphones voorzien van de IMEl-nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] en [nummer 9] voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze smartphones wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.”
5. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 januari 2019 (pg. 68-73), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
Ik ben werkzaam voor het bedrijf Koeriersdienst [B] uit [plaats] . Op 26 januari 2019, omstreeks 21:20 uur ben ik mijn dienst begonnen. Ik moest eerst goederen ophalen in Groningen en Veendam. Daarna moest ik de spullen van Groningen naar de PostNL locatie in ‘s-Hertogenbosch brengen, gevestigd aan de [d-straat 1] . Ik vervoerde telefoons en seksartikelen. De producten
[het hof: de telefoons]kwamen van [C] . De goederen zijn geladen in een rolcontainer die helemaal omwikkeld is met niet doorzichtig zwart folie. Dit betreffen alleen de goederen van [C] . Ik kreeg vijf containers mee waarvan er eentje niet helemaal vol was. De rolcontainers van [C] heb ik in Groningen geladen en die stonden achteraan in de bus.
Op 27 januari 2019 iets voor 02.00 uur was ik bijna bij PostNL. Ik was net afgeslagen de [e-straat] op. Aan de rechterkant zit dan het terrein van PostNL. Dat is helemaal omheind. Langs het hek op de [e-straat] stond een hele rij bestelbussen. Ineens zag ik één bus uit de rij voor mij de weg op rijden. Ineens zag ik dat de bus achteruit kwam gereden. Hij bleef achteruit rijden tot hij tegen mijn bus aan reed. Op het moment dat de bus tegen mij aanreed werd tegelijkertijd de ruit aan de bijrijderszijde van mijn bus ingeslagen met een koevoet.
Ik hoorde iemand roepen “eruit, eruit”. Ik stapte uit de bus. Ik moest op mijn buik liggen. Ik hoorde dat er één of meer personen in de laadbak van de bus aan het rommelen waren. Toen ik op moest staan en naar mijn bus begeleid werd zag ik achter mijn bus een rolcontainer staan waar het zwarte folie vanaf was. Ik zag dat er op straat enkele pakketten lagen, tussen de Audi en mijn bus. Ik dacht dat de rolcontainer verder leeg was.
Ze reden met mijn bus een stukje naar voren. Volgens mij zijn ze de hele weg achteruit gereden en toen de hoofdweg op. Ik voelde dat de bus afremde en tot stilstand kwam. Volgens mij trok de persoon die rechts naast mij zat mij voor hem langs de bus uit. Vervolgens zag ik dat ze linksaf de oprit naar de snelweg namen.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 mei 2019 (pg. 456-461) met bijlage (pg. 463), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [betrokkene 2] :
a.
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: Van wie heb je de telefoons dan gehad?
A: Het gaat om [medeverdachte 1] , [f-straat] [plaats] .
V: Wanneer werden deze telefoons jou aangeboden?
A: Staat op het overzicht. 4 februari 2019.
V: Hoeveel telefoons werden jouw aangeboden?
A: Die hele lijst die ik jullie liet zien. Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] staat er op.
O: het nummer dat wij zien staan is [telefoonnummer 1] .
V: Hoeveel telefoons zijn er aan jou geleverd?
A: De 14 die op die lijst staan.
V: Heb jij een factuur van deze aankoop? Zo nee: Waarom niet?
A: Dat is die lijst. Dat is de inkoopregistratie.
O: De genoemde lijst zal als bijlage 3 bij dit proces-verbaal worden gevoegd.
Het hof merkt op dat deze lijst gelijk is aan de lijst hierna genoemd in bewijsmiddel 16 als bijlage 2.
b.
Het hof stelt als eigen waarneming vast dat uit het bij dit verhoor horende bijlage (pg. 539) waarin bedoeld screenshot van een whatappchat tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte 1] is opgenomen blijkt dat voornoemd kenteken is genoteerd op een foto van een doosje van een Iphone.
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2019 (pg. 619-623), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Het kenteken [kenteken] , wat zegt jou dat?
A: Ja, dat was mijn vorige auto.
V: Wat voor een auto was dat?
A: Dat was een Audi A3.
V: Sinds wanneer heb je deze auto niet meer?
A: Ik heb hem onlangs verkocht. Ergens in de zomer.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 16 augustus 2019 (p. 625-630), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:
V: Wil je nog terug komen op je eerder afgelegde verklaringen?
A: U vroeg mij volgens mij of ik bril droeg en ik heb toen verklaard dat dit niet zo was. Ik heb hierover nagedacht en ik heb wel zo'n bril met van die meekleurende glazen en die heb ik wel een tijdje gedragen.
5. Het relaasproces-verbaal d.d. 5 april 2020 (pg. 26) met bijlagen (pg. 183-223), opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Opgemerkt wordt dat op het door verdachte [medeverdachte 2] aangeleverde briefje de naam " [verdachte] ” verkeerd gespeld staat ten opzichte van de daadwerkelijke schrijfwijze [verdachte] . Ook in het genoteerde rijbewijsnummer [nummer 10] ontbreekt er één nummertje in vergelijking met het daadwerkelijke rijbewijsnummer van [verdachte] , het nummer [nummer 10] . Later werd door verdachte [betrokkene 2] een screenshot aangeleverd waarop eveneens de personalia van [verdachte] werd weergegeven. In dat screenshot bleken dezelfde letter in de naam en hetzelfde cijfer in het rijbewijsnummer foutief te staan. In de gsm van de verdachte [medeverdachte 1] werd later een foto aangetroffen waarop eveneens het doosje van de gsm afgebeeld stond maar ook werd dezelfde foto aangetroffen waarop tevens het kenteken [kenteken] werd geschreven zoals in het screenshot werd afgebeeld.
6. Het relaasproces-verbaal d.d. 5 april 2020 (pg. 33) met bijlage (pg. 487), opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Blijkens een bevraging bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer betreft het kenteken [kenteken] een Audi A3 dat van 24 mei 2018 tot en met 26 juni 2019 op naam gestaan van [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1994.
7. Het relaasproces-verbaal d.d. 5 april 2020 (pg. 21) met bijlagen (pg. 183-223), opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Door de directie van [C] , waarvoor uiteindelijk de partij gestolen mobiele telefoons bestemd was, werd een lijst aangeleverd waarop alle weggenomen telefoons met merken, types, bijzonderheden en IMEl-nummers stonden vermeld.
Het hof stelt vast de 57 IMEI-nummers zoals hierna genoemd in bewijsmiddel 8 op deze lijst (aanvangende op pagina 183) zijn vermeld.
Het hof stelt voorts vast dat in voornoemde lijst op pagina 204 is vermeld een iPhone X 64GB voorzien van IMEI [nummer 1] (zie hierna bewijsmiddel nr. 9 en nr. 11).
8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2019 (pg. 527) met bijlagen (pg. 528-531), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Door verdachte [medeverdachte 2] werd op 8 mei 2019 een lijst aangeleverd met daarop de IMEI-nummers van de telefoons die hij gekocht zou hebben van een persoon genaamd [verdachte] . De IMEI-nummers op de lijst werden door mij vergeleken met de IMEI-nummers van de op 27 januari 2019 gestolen telefoons. Uit deze vergelijking bleek mij dat op de door verdachte [medeverdachte 2] aangeleverde lijst, 57 IMEI-nummers voorkwamen van op 27 januari 2019 gestolen telefoons.
Het hof stelt vast dat een overzicht van laatstgenoemde 57 IMEI-nummers is opgenomen op pagina 531.
Het hof stelt voorts vast dat in voornoemde lijst IMEI [nummer 1] niet is vermeld (zie hierna bewijsmiddel nr. 9 en nr. 11).
9. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 mei 2019 (pg. 490-497) met bijlagen (499-516), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [medeverdachte 2] :
a.
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: [medeverdachte 2] , jij bent eigenaar van [A] te [plaats] . Hoe lang heb jij dit bedrijf?
A: In oktober 3 jaar.
V: Met welke activiteiten houdt [A] zich bezig?
A: Ik doe reparatie aan telefoons. Verder koop ik in en verkoop telefoons, tablets, laptops stofzuigers en kleine artikelen.
V: Hoe wordt de inkoop van de telefoons vastgelegd?
A: Ik vraag om een legitimatie en de gegevens noteer ik. Ik controleer de telefoons via ‘Stopheling”.
V: Op 18 februari 2019 werd er bij [A] een iPhone X 64GB voorzien van IMEI [nummer 1] gekocht door [D] .nl. Uit onderzoek is gebleken dat deze telefoon van diefstal afkomstig is. Hoe ben jij in het bezit gekomen van deze telefoon?
A: Ik geef u een brief met daarop de naam van de persoon waarvan ik die telefoon gekocht heb. Hij had heel veel aan te bieden. Via Whatsapp en sms.
V: Wanneer is deze telefoon jou aangeboden?
A: Ik dacht 7 februari 2019 via sms en bellen op 31 januari 2019.
V: Door wie werd deze telefoon jou aangeboden?
A: [verdachte] [
hof begrijpt telkens: [verdachte]]. Alles leidt naar hem ook de telefoons van [E] en [A] [
het hof: [A]] waar jullie nog naar toe zouden gaan. Dit weet ik via Ti84-shop waar ik contact mee heb gehad.
V: Hoe ben je met hem, [verdachte] in contact gekomen?
A: Hij belde mij op. Hij had een jaar geleden mij iets geleverd en dat was verder in orde. Ik heb toen zijn gegevens, die ik u heb overhandigd, genoteerd van zijn rijbewijs of ID bewijs. Het waren toen 5 Apple iPads.
V: Vertel eens hoe dat aanbieden/aankopen precies in zijn werk ging?
A: Hij nam met mij telefonisch contact op. Ik sta met mijn bedrijf op Marktplaats en daar staan ook mijn contactgegevens. Toen hij mij uitlegde wie hij was, de jongen uit Rotterdam waarvan ik de vijf iPads had gekocht, toen wist ik het weer.
V: Hoe heb jij betaald voor deze telefoons?
A: Contant voor de prijs die ik genoemd heb.
V: Waar zijn de facturen voor de gekochte telefoontoestellen?
A: Die heb ik niet.
V: Hoe ben je in het bezit gekomen van de telefoon(s)?
A: Ik vertelde hem interesse te hebben en ben een keer in Rotterdam geweest en hij is eenmaal hier in Utrecht geweest met zijn auto, een Audi A3 met kenteken [kenteken] . De telefoons zaten in nieuwe doosjes. Hij had ze in zijn auto bij zich. Ik ben niet bij hem thuis geweest maar op de [a-straat 1] te [plaats] maar wel op straat. Ik was alleen en hij ook.
V: Hoe zag [verdachte] er toen uit?
A: Hij droeg een bril en had kort haar. Marokkaanse afkomst. Leeftijd ca 22 tot 27 jaar en lengte ca 1.70 meter tot 1.75 meter. Normaal postuur.
V: Hoe waren de telefoons verpakt toen jij deze in ontvangst nam?
A: In nieuwe doosjes.
V: Vind jij dat jij je schuldig hebt gemaakt aan heling?
A: Zeker niet. Ik weet van wie ik gekocht heb en heb zijn gegevens genoteerd en heb ze gecontroleerd via stopheling. Ik
(hof: weet)dat dit ook niet alles zegt maar ik wist van wie ik gekocht heb en voor een redelijke prijs. Ik heb geen inkoopfactuur.
Als bijlage gaat bij dit proces verbaal:
Brief met geschreven naam [verdachte] .
Afdrukken van Whatsapp berichten genummerd 1 t/m 17
b.
De eigen waarneming van het hof dat op het briefje op pg. 499 de navolgende handgeschreven tekst is opgenomen:
[verdachte]
[nummer 10]
Kenteken [kenteken]
[telefoonnummer 2] .
10. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 8 mei 2019 (pg. 522-523), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] verklaarde tegenover mij, verbalisant:
"De i-meinummers die ik U zojuist heb toegezonden zijn de i-meinummers van de telefoons die ik in Rotterdam gekocht heb van [verdachte] . Het zijn er volgens mij 108 stuks”.
11. Een schriftelijk bescheid d.d. 18 februari 2019, inhoudende een factuur van [A] aan [D] .nl:
[A]
Factuur verkoop
Factuur: 01012019
Datum: 18-02-2019
Klant
[D] .nl
[b-straat 1]
[plaats]
Item omschrijving:
Apple X 64GB [nummer 1]
Prijs eenheid;
€ 760,-
Consultant:
[medeverdachte 2]
12. Het relaasproces-verbaal d.d. 5 april 2020 (pg. 21) met bijlagen (pg. 183-223), opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Door de directie van [C] , waarvoor uiteindelijk de partij gestolen mobiele telefoons bestemd was, werd een lijst aangeleverd waarop alle weggenomen telefoons met merken, types, bijzonderheden en IMEI-nummers stonden vermeld.
Het hof stelt vast dat de in de bewezenverklaring in het arrest van het hof d.d 8 maart 2022 in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 20-001073-21) genoemde smartphones met IMEI-nummers voorkomen in deze lijst die aanvangt op pagina 183.
13. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 juni 2019 (pg. 468-478), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [medeverdachte 1] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: Hoe leg jij de inkoop van de telefoons vast?
A: Niet.
O: Op 5 februari 2019 werden er door [F] 4 telefoons verkocht die van diefstal afkomstig waren. Het betrof onderstaande telefoons:
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 2]
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 3]
Apple iPhone XS 64GB Space Gray IMEI [nummer 4]
Apple iPhone XS 64GB Space Gray IMEI [nummer 5]
V: Vertel eens hoe jij in het bezit bent gekomen van de telefoons?
A: Die heb ik aangeboden gekregen via Marktplaats. Ik ben benaderd door die jongen via Whatsapp. Hallo, goedendag ik zag dat u telefoons zocht. Zo is het begonnen.
V: Wanneer werden deze telefoons aan jou aangeboden?
A: Ik denk 1 of 2 februari [
het hof: 2019].
V: Je zat bij hem in de auto, was dat voor deze koop?
A: Ja.
V: En heb jij een bon van de telefoons gevraagd?
A: Nee.
V: Vertel eens hoe dat aanbieden/aankopen precies in zijn werk ging?
A: Mijn eerste vraag, bonnen bij. Hij zei nee. (...). Ik heb hem ontmoet voor het politiebureau. Elke keer stapte ik daar bij hem in de auto.
V: Hoe vaak hebben jullie elkaar gezien?
A: Kijk, ik ga niet exacte aantallen noemen. Dadelijk vergis ik mijzelf in het aantal. Sowieso 3 of 4 keer? Hij begon niet gelijk met ik heb 10 telefoons. Het begon met 1 telefoon.
A: Ik heb in totaal 3 a 4 keer met hem afgesproken en steeds telefoons bij hem gekocht.
V: Heb jij een factuur van deze aankoop?
A: Factuur? Nee, zei ik net.
V: Hij heeft ook geen bon gemaakt?
A: Nee.
V: Hoeveel heb je er al verkocht?
A: Ik heb ze gelijk allemaal weggedaan. Die heb ik allemaal verkocht.
V: Hoe heb jij betaald voor deze telefoons?
A: Contant betaald.
V: Hoe ben je in het bezit gekomen van de telefoons?
A: Hij is met de auto gekomen. Hij had de telefoons gewoon bij zich. Als wij akkoord waren over de prijs dan betaalde ik hem.
V: Hoe was die jongen daar?
A: Met een Audi A3.
V: Met wie was hij dan?
A: Alleen, ik heb hem nooit met iemand anders gezien.
V: En jij?
A: Ook alleen.
V: Hoe zag die jongen er toen uit?
A: Marokkaanse jongen, droeg volgens mij een bril.
V: Op donderdag 23 mei 2019 hebben wij [betrokkene 1] gehoord. Ook [betrokkene 1] verklaarde telefoons bij jou te hebben gekocht. Vertel eens hoe dat gegaan is?
A: Hem ken ik ook via Marktplaats. Hij heeft mij benaderd. Een stuk of, ik heb hem 2 keer of zo gezien. Twee keer heb ik aan hem verkocht. Nu blijkt dus dat het afkomstig is van dezelfde partij.
V: Heb jij de telefoons die naar [betrokkene 1] en [betrokkene 2] tegelijk gekocht en verkocht?
A: Ik had ze ook een keer op Marktplaats benaderd, [betrokkene 1] heeft daarom contact met mij opgenomen.
V: Wat hebben jullie toen over deze telefoons afgesproken?
A: Die xjes heeft hij [
het hof: [betrokkene 1]] van mij gekocht. Die tijden en data weet ik niet meer.
V: Hoe ben je in het bezit gekomen van de telefoons?
A: Fysiek.
V: Waar hadden jullie [
het hof: [verdachte] en verdachte] afgesproken?
A: Ja, voor het politiebureau
V: Wanneer was dat?
A: Februari, 1 2 3 4 5. Weet ik niet.
V: Hoe waren de telefoons verpakt toen jij deze in ontvangst nam?
A: Geseald.
V: Hoe was jij op deze afspraak?
A: Volgens mij met de auto.
O: Van de 6 telefoons verkocht aan [betrokkene 1] bleken er 4 van diefstal afkomstig. Het betreft de volgende 4 telefoons:
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 6]
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 7]
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 8]
Apple iPhone X 64GB Silver IMEI [nummer 9] .
14 . Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 mei 2019 (pg 419-424) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1] – zakelijk weergegeven:
Ik ben samen met mijn vader bezig om een webshop te starten, een telecom webshop. De desbetreffende telefoons hebben wij toen gekocht bij [medeverdachte 1] . Maar we kopen soms ook telefoons bij de groothandel. Ik ben via Marktplaats met hem in contact gekomen en wij hebben een afspraak gemaakt. Hij kwam met een partij telefoons die hij had liggen. We hebben de telefoons 2 februari (
het hof begrijpt: 2019) gekocht.
Ik ben direct met de toestellen die we van [medeverdachte 1] gekocht hadden naar [betrokkene 3] gereden. U houdt mij een inkoopverklaring voor die u van [betrokkene 3] heeft ontvangen waaruit blijkt dat hij 6 Iphone X 64GB van mij heeft gekocht en dat van de 6 telefoons er 4 van diefstal afkomstig zijn, te weten: Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 6]
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 7]
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 8]
Apple iPhone X 64GB Silver IMEI [nummer 4] .
Het klopt dat ik die inkoopverklaring heb ondertekend.
15. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 2 mei 2019 (pg. 532-537) met bijlagen (pg. 538-543), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
O: Op 5 februari 2019 werden er bij [F] 5 telefoons gekocht door [D] .nl
Uit onderzoek is gebleken dat 4 van de telefoons van diefstal afkomstig zijn. Het betreft de volgende 4 telefoons:
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 2]
Apple iPhone X 64GB Space Gray IMEI [nummer 3]
Apple iPhone XS 64GB Space Gray IMEI [nummer 4]
Apple iPhone XS 64GB Space Gray IMEI [nummer 5]
V: Van wie heb je de telefoons gehad?
A: Het gaat om [medeverdachte 1] , [f-straat] [plaats] .
V: Wanneer werden deze telefoons jou aangeboden?
A: Staat op het overzicht. 4 februari 2019.
V: Hoeveel telefoons zijn er aan jou geleverd?
A: De 14 die op die lijst staan.
V: Heb jij een factuur van deze aankoop?
A: Dat is die lijst. Dat is de inkoopregistratie.
V: Hoe heb jij betaald voor deze telefoons?
A: Ik heb het cash betaald. Dat staat achter op de lijst.
V: Hoe waren de telefoons verpakt toen jij deze in ontvangst nam?
A: De telefoons waren nieuw.
16. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2019 (pg. 368) met bijlagen (pg. 369-374), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 2 mei 2019 werd verdachte [betrokkene 2] , medewerker van [F] , gehoord ter zake heling. Uit onderzoek bleek dat [F] op 05 februari 2019 4 telefoons uit de weggenomen partij had verkocht aan [D] .nl. [betrokkene 2] verklaarde dat hij de 4 telefoons op 04 februari 2019 had gekocht van [medeverdachte 1] en dat de 4 telefoons deel uitmaakte van een partij van 14 telefoons. [betrokkene 2] overhandigde mij een inkooplijst met daarop 14 telefoons (zie bijlage 2). Daarnaast overhandigde hij mij een factuur geadresseerd aan [D] .nl met daarop nog 3 telefoons afkomstig uit de weggenomen partij. [betrokkene 2] gaf aan dat hij de facturen van de overige telefoons ging opzoeken en dat hij deze aan mij zou mailen. Op vrijdag 10 mei 2019 ontving ik van [betrokkene 2] via de mail twee facturen. Ik zag dat beide facturen geadresseerd waren aan [D] .nl. Nadat ik de facturen vergeleken had met de inkooplijst bleek dat 12 van de 14 telefoons die [betrokkene 2] van [medeverdachte 1] had gekocht afkomstig waren uit de partij weggenomen bij de overval op 27 januari 2019.
Het hof stelt vast dat de IMEI-nummers zoals opgenomen op de inkooplijst (voornoemde bijlage 2- pagina 370) de in de bewezenverklaring in het arrest van het hof d.d. 8 maart 2022 in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] (parketnummer 20-001073-21) onder gedachtestreepje 5 tot en met 12 vermelde IMEl-nummers zijn.
17.
In het
arrestvan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 8 maart 2022 is ten laste van de verdachte [medeverdachte 1] (parketnummer 20-001073-21) bewezenverklaard dat:
hij in de periode van 30 januari 2019 tot en met 7 februari 2019 in Nederland 16 smartphones (te weten de smartphones voorzien van de IMEI-nummers [nummer 6] , en
- [nummer 7] , en
- [nummer 8] , en
- [nummer 9] , en
- [nummer 11] , en
- [nummer 12] , en
- [nummer 13] , en
- [nummer 14] ,en
- [nummer 2] , en
- [nummer 3] , en
- [nummer 15] , en
- [nummer 5] , en
- [nummer 4] , en
- [nummer 16] , en
- [nummer 17] , en
- [nummer 18]
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze smartphones redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
18.
In het
arrestvan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 8 maart 2022 is ten laste van de verdachte [medeverdachte 2] (parketnummer 20-001076-21) bewezenverklaard dat:
hij in de periode van 2 februari 2019 tot en met 18 februari 2019 in Nederland 58 smartphones (te weten de 57 smartphones zoals vermeld op de overzichtslijst welke is opgenomen in het procesdossier op pagina 531 en 1 smartphone voorzien van het IMEI-nummer [nummer 19] ) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze smartphones redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed betrof.
19. Het overzichtsproces-verbaal d.d. (pg. 12-48) d.d. 5 april 2020, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
(pg. 12)
Opgemerkt wordt dat het onderzoek naar de gepleegde gewapende overval niet heeft geleid tot het bekend worden van de identiteit van de daders van de gepleegde overval/vrijheidsberoving of de daarmee gepaard gaande strafbare delicten.
(pg. 14 )
Op zondag 27 januari 2019 te 02:11 uur werd het Operationeel Centrum van de politie eenheid Oost-Brabant te Eindhoven telefonisch kennis gegeven dat er een overval had plaatsgevonden op de [e-straat] te 's-Hertogenbosch. De bestelbus van een Koeriersbedrijf met daarin een grote hoeveelheid gsm's (meer dan 500 stuks waarvan de IMEI-nummers later bekend werden) en seksartikelen werden daar buit gemaakt.
(pg. 22)
Door het onderzoeksteam werd op enig moment telefonisch contact opgenomen met [C] . Hiervan werd de informatie verkregen dat vanuit de gestolen mobiele telefoons, de navolgende telefoons (IMEI-nummers) in netwerken in Nederland in gebruik waren genomen: [nummer 20] , [nummer 8] en [nummer 21] .
Door de eigenaar van [C] werd ook de informatie verstrekt dat de hiervoor benoemde gestolen mobiele telefoons in Nederland gebruikt worden met Nederlandse mobiele nummers, te weten:
[nummer 20] gebruiker [telefoonnummer 3] ;
[nummer 8] gebruiker [telefoonnummer 4] ;
[nummer 21] gebruiker [telefoonnummer 5] .
Door middel van zogenoemde Ciot-bevragingen ex. artikel 126na van het Wetboek van Straf vordering bleken voor drie van de genoemde mobiele telefoonaansluitingen abonnementen te zijn afgesloten, te weten:
1. [telefoonnummer 4] betreft [betrokkene 4] , wonende [g-straat1] te [plaats] ;
2. [telefoonnummer 6] betreft [betrokkene 5] , [h-straat 1] te [plaats] ; en
3. [telefoonnummer 3] betreft [betrokkene 6] , [i-straat 1] te [plaats] .
[betrokkene 4] en [betrokkene 5] werden telefonisch benaderd voor het afleggen van een getuigenverklaring. Zij gaven direct te kennen dat ze de door hen gekochte mobiele telefoons via internet hadden gekocht bij de internetwinkel genaamd [D] .nl. Uit onderzoek bij de Kamer van Koophandel werd bekend dat de internetwinkel [D] .nl als eigenaar wordt gerund werd door een persoon genaamd [betrokkene 7] .
(pg. 24)
Verhoor verdachte [betrokkene 7]
Samengevat verklaarde verdachte dat hij meerdere mobiele telefoons had gekocht van het bedrijf [F] , van het bedrijf [E] en van het bedrijf [A] .
(pg. 26)
Opgemerkt wordt dat op het door verdachte [medeverdachte 2] aangeleverde briefje de naam “ [verdachte] ” verkeerd gespeld staat ten opzichte van de daadwerkelijke schrijfwijze [verdachte] . Ook in het genoteerde rijbewijsnummer [nummer 10] ontbreekt er één nummertje in vergelijking met het daadwerkelijke rijbewijsnummer van [verdachte] , het nummer [nummer 10] .
Later werd door verdachte [betrokkene 2] een screenshot aangeleverd waarop eveneens de personalia van [verdachte] werd weergegeven. In dat screenshot bleken dezelfde letter in de naam en hetzelfde cijfer in het rijbewijsnummer foutief te staan. In de gsm van de verdachte [medeverdachte 1] werd later een foto aangetroffen waarop eveneens het doosje van de gsm afgebeeld stond maar ook werd dezelfde foto aangetroffen waarop tevens het kenteken [kenteken] werd geschreven.
(pg. 29)
Verhoor verdachte [betrokkene 8]
Op dinsdag 7 mei 2019 werd verdachte [betrokkene 8] gehoord.
Samengevat verklaarde verdachte dat hij aan [D] .nl zes (6) mobiele telefoons heeft geleverd waarvan vijf op 10 februari 2019 en één op 2 februari 2019. Van de vijf geleverde mobiele telefoons bleken er vier van diefstal afkomstig te zijn (Deze kwamen voor op de lijst van de op 27 januari 2019 gestolen mobiele telefoons).
Verdachte verklaarde aan de hand van de inkoopverklaring, [E] , dat hij de zes betreffende mobiele telefoons op 2 februari 2019 had gekocht van [betrokkene 1] .
(p. 36)
De mobiele telefoon en de simkaart van verdachte [medeverdachte 1] werden nader onderzocht. In de telefoon bleek een foto van een doosje van een iPhone te zitten waarop het kenteken [kenteken] werd geschreven. Deze foto werd, aan de hand van de meegeleverde metadata, kennelijk gemaakt op 31 januari 2019.
20. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. (pg. 481 en 482), voor zover inhoudende als relaas van [betrokkene 9] :
Op dinsdag 16 juli 2019 was ik doende met tactisch onderzoek naar het telefoontoestel van verdachte [medeverdachte 1] . Het toestel betreft een Apple iPhone 8 met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Ik zag een Whatsappgesprek tussen ' [alias 2] ’ (owner) [telefoonnummer 7] en ‘ [alias 1] ’ [telefoonnummer 2] .
Ik zag dat het gesprek start op 30 januari 2019 om 22.28.06 uur.
‘ [alias 1] ’: Hai ik had een vraagje, wat betaal je voor een iPhone X 64GB geseald?
‘ [alias 2] ’: 600
‘ [alias 1] ’: Een beetje laag. Wat is je beste bod.
' [alias 2] ’: 625
' [alias 1] ’: Moet morgen vroeg. Morgen even kijken.
Op 31 januari 2019 om 13.55.12 uur zei ' [alias 1] ’ dat de toestellen zonder bon waren. Anders moesten ze meer betalen. Tot en met 7 februari 2019 vindt er meerdere keren een gesprek plaats tussen ' [alias 1] ’ en ' [alias 2] ’. In ieder gesprek worden door ‘ [alias 1] ’ diverse telefoontoestellen aangeboden.
21. Het proces-verbaal van verhoor van d.d. 13 augustus 2019 (pg. 615), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte:
V: Vertel eens over de scholen/opleidingen die jij gevolgd hebt?
A: Sociaal juridische dienstverlening. Ik ben nu bezig met afstuderen”
6. Voorts heeft het hof het volgende met betrekking tot het bewijs overwogen:

Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de verdediging in de kern aangevoerd dat het procesdossier geen onomstotelijk bewijs bevat dat de verdachte degene was die de gestolen telefoons voorhanden heeft gehad en heeft verkocht. De verdediging heeft voorts naar voren gebracht dat er geen zogeheten Oslo-fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden, waarin de verdachte op basis van duidelijke uiterlijke kenmerken al dan niet herkend had kunnen worden. De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben bij gelegenheid van hun verhoor bij de politie verklaard dat zij de verdachte, als verkoper van de telefoons, herkennen aan zijn bril en de auto waarin hij reed, maar die omstandigheden zijn in de visie van de verdediging onvoldoende onderscheidend. Daarnaast komen het rijbewijsnummer en het telefoonnummer, die door die medeverdachten als zijnde de gegevens van de verkoper zijn opgegeven, niet overeen met het rijbewijsnummer en het telefoonnummer van de verdachte. Er is voorts geen nader onderzoek verricht naar deze verschillen, waardoor de alternatieve mogelijkheid bestaat dat een ander de naam, het telefoonnummer en het rijbewijsnummer van de verdachte heeft gebruikt voor de verkoop van de telefoons, aldus de verdediging. Ook bestaat de mogelijkheid dat de verdachte door een derde als katvanger is ingezet. Bij gebrek aan bewijs moet de verdachte daarom, volgens de raadsman, worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Feiten
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat op 27 januari 2019 een gewapende overval heeft plaatsgevonden, waarbij de inhoud van een waarde transportbus, met daarin onder meer een groot aantal mobiele telefoons, buit is gemaakt. Een aantal van deze telefoons werd op enig moment geactiveerd door gebruikers daarvan. Uit nader onderzoek van de politie is naar voren gekomen dat alle gebruikers hun telefoon bij de internetwinkel [D] .nl hadden gekocht. De eigenaar van deze internetwinkel, [betrokkene 7] , verklaarde bij gelegenheid van zijn verhoor bij de politie dat hij de telefoons van verschillende telefoonwinkels had gekocht, te weten [F] , [E] en [A] . De eigenaar van [A] , medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de telefoons had gekocht van de verdachte. [medeverdachte 2] heeft aan de politie een lijst overhandigd (dossierpagina’s 528-531) van de telefoons, die hij van de verdachte had gekocht, voorzien van imei-nummers. Uit nader onderzoek door de politie kwam naar voren dat op de aangeleverde lijst van [medeverdachte 2] 57 imei-nummers van mobiele telefoons voorkwamen, die bij de gewapende overval zijn ontvreemd.
De eigenaar van [F] , [betrokkene 2] , heeft bij de politie verklaard dat hij de telefoons van medeverdachte [medeverdachte 1] had gekocht. Eigenaar van [E] , [betrokkene 8] , verklaarde dat hij telefoons van medeverdachte [betrokkene 1] had gekocht. Bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie heeft [betrokkene 1] verklaard dat ook hij de telefoons van medeverdachte [medeverdachte 1] had gekocht. [medeverdachte 1] verklaarde op zijn beurt weer dat hij alle telefoons die hij had doorverkocht, zelf had gekocht bij de verdachte. Twaalf van de veertien telefoons die [betrokkene 2] van [medeverdachte 1] had gekocht waren van de gewapende overval afkomstig. Van de zes telefoons die [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1] had verkocht, bleken er vier afkomstig van de gewapende overval.
Is de verdachte de verkoper van de mobiele telefoons?
De vraag die ter beantwoording voorligt is of de verdachte de verkoper van de mobiele telefoons aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is geweest. Die laatsten hebben ieder voor zich verklaard dat de verkoper van de telefoons de verdachte was. De verkoper maakte zowel bij het contact met [medeverdachte 2] als met [medeverdachte 1] gebruik van hetzelfde telefoonnummer. [medeverdachte 2] verklaarde dat de verkoper “ [verdachte] ” zou zijn genaamd en dat deze verkoper telefonisch contact met hem opnam. Hij verklaarde voorts dat de verdachte van Marokkaanse afkomst is, op de dag van de verkoop een bril droeg en reed in een Audi A3 met kentekennummer [kenteken] . [medeverdachte 1] verklaarde eveneens dat de verkoper een Marokkaanse jongen was, dat hij een bril droeg en in een Audi A3 reed. Uit een screenshot van een WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte 1] en de verkoper d.d. 30 januari 2019 bleek een foto van een doosje van een iPhone te zitten waarop het kenteken [kenteken] was geschreven. Uit onderzoek door de politie volgde dat de Audi A3 met kentekennummer [kenteken] tot en met 26 juni 2019 op naam was gesteld van de verdachte. De verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij af en toe een bril draagt. [betrokkene 2] beschikte over een screenshot van de persoonsgegevens van de verkoper, die hij via [medeverdachte 1] van de oorspronkelijke verkoper had. Dit screenshot is ook in de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen. De gegevens corresponderen met de persoon van verdachte. Dat het rijbewijsnummer één cijfer mist en de naam van verdachte niet volledig correct is gespeld doet daar niet aan af.
Het hof stelt op grond van vorenstaande vast dat de verdachte de verkoper is geweest van de mobiele telefoons aan de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij niets te maken heeft met de verkoop van telefoons onaannemelijk. Die ontkenning is immers strijdig met de inhoud van de feiten en omstandigheden, zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen. Evenmin acht het hof het aannemelijk dat de verdachte als katvanger zou zijn ingezet. Het procesdossier biedt daarvoor geen steun en dit scenario is ook overigens niet aannemelijk geworden. Het hof stelt voorts vast dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep niet is verschenen. Een verschijning ter terechtzitting had duidelijkheid kunnen geven over de stelling van de raadsman dat wellicht een derde gebruik heeft gemaakt van de personalia van de verdachte omdat alsdan de medeverdachten hadden kunnen bevestigen dat de verdachte de verkoper niet was. Het niet verschijnen door de verdachte (of het niet verzoeken om een Oslo-fotoconfrontatie) past evenwel naadloos bij het door de verdachte willen voorkomen dat hij als de verkoper van de mobiele telefoons door de medeverdachten wordt aangewezen.
Is er sprake van heling?
Het hof stelt vast dat de verdachte een grote hoeveelheid van de gewapende overval afkomstige splinternieuwe mobiele telefoons voorhanden heeft gekregen. Indien er sprake zou zijn van reguliere handel dan zou met de aankoop hiervan door de verdachte (vele) tienduizenden euro’s gemoeid zijn geweest. De verdachte was toen een 25-jarige student. Onder die omstandigheden, die redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs van het tenlastegelegde, mag van de verdachte een aannemelijke, een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verlangd. De verdachte heeft echter niet een dergelijke verklaring gegeven.
Bij het uitblijven van enige verklaring van de verdachte over de wijze van verkrijging van 66 gloednieuwe mobiele telefoons en over de wijze waarop hij dit als student gefinancierd zou kunnen hebben, stelt het hof vast dat het niet anders zijn dan dat de verdachte ermee bekend was dat die mobiele telefoons van misdrijf afkomstig waren. Dat vindt ondersteuning in het door de verdachte verkopen van de mobiele telefoons in contanten en het met de kopers communiceren dat de koop ‘zonder bon’ moest.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Conclusie
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.”
III.
Het eerste cassatiemiddel en de bespreking daarvan
Het middel
7. De klacht luidt dat het hof ten onrechte voor het bewijs van de tenlastegelegde opzetheling gebruik heeft gemaakt van de tegen de twee medeverdachten gewezen arresten – welke zaken gelijktijdig doch niet gevoegd zijn behandeld – aangezien (i) een in een andere strafzaak tegen een medeverdachte uitgesproken veroordeling geen redengevende kracht in de voorliggende strafzaak heeft en (ii) in art. 301, vierde lid, Sv is bepaald dat ten bezware van de verdachte geen acht wordt geslagen op stukken die, zoals in de onderhavige zaak wat die arresten betreft, niet ter zitting zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet is medegedeeld.
Het juridisch kader
8. Voor de beoordeling van het middel is van belang dat art. 301, vierde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv in hoger beroep overeenkomstig van toepassing is verklaard, zich ertegen verzet dat ten bezware van de verdachte acht wordt geslagen op stukken die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat onder “de stukken” zoals bedoeld in dit artikellid moeten worden verstaan “stukken die van invloed kunnen zijn op het bewijs van het tenlastegelegde, de strafbaarheid van het bewezene en van de verdachte of de oplegging van straf of maatregel”. [1] Verzuim van dit voorschrift leidt in beginsel tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting. [2] In beginsel, want ingeval de verdachte niet in zijn belangen is geschaad, kan de substantiële nietigheid worden gerelativeerd. [3] Bij de vraag of de verdachte in zijn verdedigingsbelang is geschaad, kan een rol spelen of de cassatieschriftuur een toelichting bevat omtrent dit punt. [4]
9. Voorts is voor beoordeling van het middel van belang dat art. 359, derde lid, Sv vereist dat de bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Schending van dit voorschrift hoeft echter niet tot cassatie te leiden als de inhoud van het niet redengevende (deel van het) bewijsmiddel waar de bewijsconstructie op berust, van zodanig ondergeschikt belang is dat niet kan worden gezegd dat dit een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring in de weg staat. [5]
Bespreking van het middel
10. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 mei 2022 is de zaak van de verdachte gelijktijdig, doch niet gevoegd behandeld met de strafzaken tegen onder meer de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Blijkbaar heeft het hof de in hun zaken gewezen arresten wat betreft de bewezenverklaring ten laste van de verdachte in de onderhavige zaak gebruikt voor het bewijs van opzetheling (zie de bewijsmiddelen 17 en 18).
11. Het is mij onduidelijk welke reden hieraan ten grondslag ligt. De omstandigheid dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn
veroordeeld voor schuldhelingvan de telefoons die zij, blijkens de gebezigde bewijsmiddelen, van de verdachte hebben gekocht, kan mede gelet op art. 359, derde lid, Sv immers niet redengevend zijn voor het bewijs van wetenschap bij de verdachte ten tijde van de verwerving dat deze telefoons van misdrijf afkomstig waren. Ik wijs er terzijde op dat die redengevendheid in de bewijsoverwegingen van het hof onbesproken wordt gelaten. Daar komt in dit verband bij, dat de bewezenverklaringen in de zaken van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet ter terechtzitting aan de verdachte in diens zaak zijn voorgehouden door het hof (de drie arresten zijn op dezelfde dag gewezen) en er in zoverre strijd is met het bepaalde in art. 301, vierde lid, Sv j° art. 415 Sv. Terecht zijn de pijlen van het middel op deze punten gericht.
12. Het is de vraag of dit tot cassatie moet leiden. Ik meen van niet en zal dat hieronder toelichten.
13. Naar het mij voorkomt volgt het bewijs van opzetheling – in de zin van het voorhanden hebben en overdragen van 66 bij de overval buitgemaakte smartphones – ook met weglating van de bewijsmiddelen 17 en 18 in voldoende mate uit de door het hof gebezigde bewijsconstructie. Dat de raadsman ter ‘s hofs terechtzitting namens de aldaar niet aanwezige verdachte heeft verklaard dat de verdachte niet de verkoper van de telefoons is geweest, [6] maakt dat niet anders. Het gaat blijkens de bewezenverklaring om 57 smartphones zoals vermeld op de overzichtslijst welke is opgenomen in het procesdossier en 9 smartphones voorzien van de in de bewezenverklaring genoemde IMEI-nummers.
14 . Wat betreft de 57 (in de bewezenverklaring genoemde) smartphones volgt uit de bewijsmiddelen 7, 8 en 10 dat deze afkomstig waren uit de in het eerste bewijsmiddel gemelde overval en dat deze door medeverdachte [medeverdachte 2] zijn gekocht van de verdachte. [medeverdachte 2] noemt niet alleen expliciet de naam van de verdachte als degene die hem die telefoons heeft verkocht, maar ook het kentekennummer van de Audi A3 die destijds op naam van de verdachte stond (zie bewijsmiddel 9 in samenhang met de bewijsmiddelen 3, 5 en 6). Dat de verdachte op de bewuste momenten een bril droeg, vindt bevestiging in het vierde bewijsmiddel (de verklaring van de verdachte zelf).
15 . Dan de andere 9 smartphones. Allereerst merk ik op dat ook van de in de bewezenverklaring genoemde smartphone met IMEI-nummer eindigend op 692 aan de hand van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat deze uit misdrijf afkomstig is en door de verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 2] is verkocht (zie bewijsmiddelen 7 en 9). Dat de overige acht (van die negen) in de bewezenverklaring genoemde smartphones van misdrijf afkomstig zijn en door de verdachte zijn doorverkocht, blijkt mijns inziens eveneens afdoende uit de bewijsmiddelen. Ten aanzien van de vier telefoons eindigend op de IMEI-nummers [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] heeft de getuige [betrokkene 2] (toen eigenaar van belwinkel [F] ) verklaard deze te hebben gekocht van medeverdachte [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 15), die op zijn beurt weer heeft verklaard dat hij deze telefoons heeft gekocht van een Marokkaanse jongen met een bril die bij de verkoop in een Audi A3 reed (bewijsmiddel 13). Voorts wijs ik erop dat uit ’s hofs bewijsvoering blijkt dat (a) op de telefoon van [medeverdachte 1] een foto is aangetroffen van het doosje van een iPhone waarop het kenteken is genoteerd dat overeenkomt met het kenteken van de Audi A3 die destijds op naam van de verdachte stond (bewijsmiddel 19 in verbinding met de bewijsmiddelen 3, 5 en 6), (b) deze foto is gedateerd 31 januari 2019, welke dag valt in de periode waarin tussen de medeverdachte [medeverdachte 1] en ene ‘ [alias 1] ’ meermalen contact is geweest over de verkoop van een iPhone X 64GB (zie bewijsmiddel 20), welk type overeenkomt met dat van de vier genoemde gestolen telefoons, en (c) op de telefoon van [betrokkene 2] in een chatgesprek tussen hem en [medeverdachte 1] dezelfde foto in combinatie met de personalia van de verdachte is aangetroffen (bewijsmiddel 19 in samenhang met bewijsmiddel 2). Dit alles bijeen genomen maakt naar mijn inzicht dat het oordeel van het hof dat de verdachte de verkoper was van deze vier gestolen telefoons eindigend op de IMEI-nummers [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] niet onbegrijpelijk is. Ten aanzien van de (andere) vier telefoons waarvan de IMEI-nummers eindigen op [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] en [nummer 9] acht ik niet onbegrijpelijk dat het hof uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft afgeleid dat hij deze telefoons heeft gekocht van de verdachte (bewijsmiddel 13). [7]
16. In het licht van het voorgaande en gelet op de bewijsoverweging van het hof in dat verband, meen ik dat ook zonder acht te slaan op de bewijsmiddelen 17 en 18 het oordeel van het hof dat de verdachte de in de tenlastelegging en bewezenverklaring aangeduide mobiele telefoons aan de medeverdachten heeft verkocht niet onbegrijpelijk is, noch ontoereikend is gemotiveerd.
17. Dat het hof voorts heeft geoordeeld dat de verdachte wetenschap had van de omstandigheid dat die telefoons uit misdrijf afkomstig waren, acht ik evenmin onbegrijpelijk. Daarbij neem ik in aanmerking dat het hof heeft overwogen dat (i) de verdachte een grote hoeveelheid splinternieuwe telefoons die afkomstig waren uit een overval voorhanden heeft gekregen, (ii) wanneer sprake zou zijn geweest van reguliere handel er met een dergelijke aankoop vele tienduizenden euro’s gemoeid zouden zijn geweest, (iii) de verdachte voor deze omstandigheden, die redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs van het tenlastegelegde, niet een die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, en iv) bij het uitblijven een verklaring over de wijze van verkrijging van 66 gloednieuwe telefoons en over de wijze waarop hij dit als student gefinancierd zou kunnen hebben, het niet anders kan zijn dan dat de verdachte ermee bekend was dat deze telefoons van misdrijf afkomstig waren, hetgeen steun vindt in de omstandigheid dat de verdachte naar zijn medeverdachten heeft gecommuniceerd dat de verkoop in contanten en ‘zonder bon’ moest,
18. De bewijsmiddelen 17 en 18 zijn mitsdien voor het bewijs van het tenlastegelegde van ondergeschikt tot geen belang. Dit brengt gezien het hierboven geschetste juridisch kader mee, dat de verdachte geen belang heeft bij zijn klacht dat het hof niet-redengevende bewijsmiddelen in de bewijsvoering heeft opgenomen. Daaruit volgt dat ook de deelklacht over het niet voorhouden van de inhoud van deze bewijsmiddelen ter ’s hofs terechtzitting niet het daarmee beoogde doel treft; niet kan worden gezegd dat de verdachte door het niet voorhouden van deze stukken is geschaad in zijn verdedigingsbelang.
19. Hoewel het middel terecht is voorgesteld, kan het bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
IV.
Het tweede cassatiemiddel en de bespreking daarvan
20. Het tweede middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
21. Deze klacht is gegrond. Namens de verdachte is op 18 maart 2022 cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 22 februari 2023 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen, hetgeen betekent dat de inzendtermijn van acht maanden met ruim drie maanden is overschreden. [8] Dit dient volgens de gebruikelijke maatstaf tot strafvermindering te dienen.
V.
Slotsom
22. Het eerste middel is terecht voorgesteld, maar leidt niet tot cassatie. Het tweede middel slaagt.
23. Ambtshalve merk ik op dat sinds het instellen van het cassatieberoep tot aan de datum van deze conclusie reeds twee jaren zijn verstreken, zodat de redelijke termijn ook in dat opzicht is overschreden. [9] Ook dit dient te leiden tot strafvermindering.
24. Andere gronden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven, heb ik niet aangetroffen.
25. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR0403,
2.Zie HR 26 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC8820,
3.Zie bijvoorbeeld HR 21 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:272 (niet voorhouden aan de verdachte van de (valse) belastingaangiften leidde niet tot cassatie; HR; art. 81 RO), kennelijk omdat de verdachte verondersteld werd bekend te zijn met de inhoud van die door hemzelf ingevulde aangiften); HR 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7952,
4.HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:664,
5.HR 1 juni 1976, ECLI:NL:HR:1976:AB6863,
6.Proces-verbaal terechtzitting 22 mei 2022, blad 2.
7.Het gaat mij daarbij in het bijzonder om zijn antwoord: “Twee keer heb ik aan hem verkocht. Nu blijkt dus dat het afkomstig is van dezelfde partij.”
8.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,
9.HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:464 (rov. 4).