III.
Het verweer van de verdediging
6. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft zich, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, onder meer het volgende voorgedaan:
“Op vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
Ik was in de ten laste gelegde periode mantelzorger voor mijn moeder en op een gegeven moment had ik daarvoor een auto nodig. Mijn vader woonde destijds bij mijn zus en ik was elke dag met mijn moeder bezig. Op een gegeven moment moest er een auto komen en die werd gekocht bij [betrokkene 7] die mijn aflossingen aan die auto voor een deel heeft verrekend met mijn inkomsten. Dat [betrokkene 7] een melding van een ongebruikelijke transactie heeft gedaan weet ik niet.
Het klopt niet dat ik alles deed wat [betrokkene 8] zei. Ik snap er niets van. Ik heb nooit gelezen wat hij heeft verklaard.
[betrokkene 9] had een autobedrijf, hij was een buurman van mij. Wij hebben de auto’s geruild en daarbij is geen geld aan te pas gekomen.
De raadsman verklaart in aanvulling daarop als volgt.
Het verschil in contanten zoals is berekend, is een aanname gebaseerd op de inkoopprijs van de ene auto en de waarde van de andere auto. Cliënt zegt dat hij ter verkrijging van die Mercedes geen betaling heeft gedaan, maar de ene auto gewoon heeft geruild tegen de andere auto.
Op verdere vragen van de voorzitter verklaart de verdachte als volgt.
Toen wij de politie-inval kregen, heeft de politie een aantal dingen meegenomen en dat is kwijtgeraakt. Nu wordt het omgedraaid. Die facturen zijn meegenomen, maar die zijn dus kwijt sinds een aantal jaren. Zij hebben die facturen meegenomen en nu sta ik met mijn rug tegen de muur,
Die politieagenten zijn samen bij mij geweest. Ik heb er diverse keren over gebeld, maar ik heb die facturen niet teruggekregen. Die facturen zijn kwijt geraakt.
De raadsman verklaart ter toelichting daarop als volgt.
Er liepen verschillende onderzoeken tegen cliënt, met afzonderlijke beschuldigingen, waarbij diverse administraties in beslag is genomen. Onder die noemer is alles in beslag genomen en er staat niet bij welke specifieke facturen het betreft. Je ziet in het dossier zaken door elkaar lopen en dat maakt het lastig om een aantal jaren later via de politie te achterhalen waar die spullen zijn en waar het specifiek over gaat.
De jongste raadsheer vraagt aan de verdachte hoe het is gegaan met de betaling van de uitvaart van zijn vader.
De verdachte verklaart als volgt.
Ik zal dat door mijn advocaat precies laten vertellen. Mijn vader heeft zijn hele leven geld gespaard. Je woont op een woonwagenkamp en je bent nergens verzekerd. Hij heeft dat geld opgespaard en ik heb als oudste zoon de begrafenis uitgestippeld. Ik heb nog een zus. Ik heb die uitvaart betaald van het geld van mijn vader uit zijn potje en ik heb daar niets van overgehouden. Mijn vader bewaarde dat geld in zijn caravan. Ik heb de kosten in een paar keer betaald. Het is niet waar dat het geld door iemand anders naar de caravan is gebracht. Ik heb een paar keer betaald aan de uitvaartondernemer. Ik kreeg nog korting als ik contant zou betalen. Het klopt niet dat iemand het geld heeft opgehaald. Ik heb het geld zelf uit de woonwagen gepakt. Het geld lag in de caravan van mijn vader, in een envelop.
De raadsman merkt het volgende op.
Cliënt heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij voor de Harley Davidson motorfiets een bedrag van € 5.000,00 heeft betaald in plaats van de € 12.500,00 die in de berekening van de politie is opgenomen.
Cliënt heeft voor die Harley Davidson dus niet € 12.500,00 betaald, maar € 5.000,00. Hij heeft die motorfiets met schade gekocht. In de aanvullende berekening die is gemaakt, is de verklaring van cliënt niet meegenomen. De aankoopprijs van de Harley Davidson is daarin gebaseerd op de verkoopprijs.
Het klinkt mooi als de politie zegt dat de berekening in het voordeel van verdachte is gemaakt.
De raadsman voert het woord tot verdediging als volgt.
Er heeft in deze zaak een heleboel discussie plaatsgevonden en dat is veelzeggend over hoe we naar het dossier moeten kijken. Witwassen is in de wet als vangnet opgenomen. In de praktijk zag men iemand die veel geld had en kennelijk inkomsten ontving uit onbekende bron. Het witwasartikel is een redmiddel voor dit soort situaties om toch iets te kunnen doen aan een financiële component als die niet onder een strafbaar feit viel. In 2010 heeft de Hoge Raad de mogelijkheden van justitie wel begrensd. Men moet sindsdien wel onderbouwen waarom aan alle bestanddelen van de delictsomschrijving is voldaan. De rechtspraak heeft er een kritische blik op losgelaten en gezegd dat strenger moet worden gekeken naar hoe met witwassen moet worden omgegaan. In het ‘zes-stappen-arrest’ van het Hof Amsterdam wordt gezegd dat waar geen brondelict te ontdekken is, er feiten en omstandigheden moeten zijn die het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Het betreft een soort bewijsvermoeden op grond waarvan het niet anders kan zijn dan dat de verdachte geld of goederen heeft witgewassen. In de volgende instantie moet de verdachte, in een situatie van een ‘smoking gun’ die schreeuwt om uitleg, bewijzen dat het geld op legale wijze is verkregen. Daarvan is geen sprake als wij niet goed weten hoe het precies zit met de inkomsten en uitgaven van de verdachte. Het moet gaan om feiten en omstandigheden die zonder meer de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van inkomsten uit misdrijf. Als we in deze zaak kijken naar de aankoop en verkoop van bijvoorbeeld auto’s, moeten we ervan uitgaan dat cliënt het door de politie genoemde bedrag heeft betaald bij de aankoop. Het betreffende voertuig wordt op waarde geschat door de politie en soms op een hoger bedrag en dan wordt gesteld dat cliënt wel datzelfde bedrag zal hebben uitgegeven aan die auto. Daar is echter geen onderzoek naar gedaan.
Er is gekeken naar de kosten van de begrafenis van de vader van cliënt, maar onderzoek naar de herkomst van het geld is niet gedaan.
Als het gaat om de kosten van het levensonderhoud, dan zegt men dat daarvoor de Nibudnormen zijn gebruikt, maar eerst moet worden onderzocht of de persoon in kwestie ook daadwerkelijk die uitgaven heeft gedaan.
Ik vraag mij af waarom [betrokkene 10] niet is gehoord als getuige om bijvoorbeeld te vragen wie er voor de boodschappen betaalde. Waarom is [betrokkene 9] niet gehoord over de verkoop en de aankoop van de auto? Dat gaat allemaal om informatie die niet is onderzocht en dan je niet zeggen dat we voorbij stap 2 van het zes-stappen-plan kunnen komen. Zelfs als die drempel wel wordt gehaald, dan geldt dat cliënt heeft uitgelegd hoe het zit met de herkomst van het geld. Hij heeft geld bij [betrokkene 7] verdiend en de bij hem aangekochte auto in stukjes afbetaald. Ook zijn vader heeft daaraan een bijdrage geleverd. Waarom [betrokkene 7] dan melding van een verdachte transactie heeft gedaan, weten we niet, maar dat kan bij [betrokkene 7] worden bekeken. Als bij het verkrijgen van een auto geen bijbetaling is gedaan, weerspreekt dat de berekening van de politie. De Mercedes met de schademotor is uiteindelijk voor 12.500 euro verkocht, maar daarnaar is ook geen onderzoek gedaan.
Als het openbaar ministerie bepaalde aannames naar voren brengt, waarvan cliënt een weerlegging moet geven, moet hij in feite zijn onschuld bewijzen, maar daarvan kan geen sprake zijn. Naarmate het bewijs tegen cliënt sterker is, wordt van hem een sterkere verklaring verwacht, maar op geen enkel moment is het de plicht van cliënt om te onderbouwen dat zijn verklaring klopt. Ik wil in dat verband wijzen op een arrest van het Hof Den Haag d.d. 4 maart 2021 met ECLI-nr. 2021:627. In die zaak werd in appel door de verdediging een geldovereenkomst overgelegd en werden getuigen gehoord, waarna het hof de verdachte meteen vrijsprak omdat geen onderzoek was gedaan naar de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld. Als een dergelijk onderzoek niet is gebeurd, kom je niet toe aan vraag 6 van het stappenplan. De hele discussie in deze zaak over reken die door cliënt onderbouwd worden weersproken, waarbij hij heeft aangegeven op welke wijze zijn verklaring controleerbaar is, was voor het openbaar ministerie aanleiding om te kiezen om een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken, met het verzoek om de foutieve berekening van de rechtbank te herstellen. Het openbaar ministerie had echter onderzoek moeten doen om de ontkennende verklaring van cliënt te kunnen weerleggen. In het geval dat de verdachte zegt dat hij het geld in kwestie niet heeft gehad en dat dit kan worden nagevraagd bij bepaalde personen, die vervolgens niet worden gehoord, kom je niet aan wettig en overtuigend bewijs van witwassen toe en is vrijspraak de enige conclusie die getrokken kan worden. Dat zou uw hof ook in dit geval moeten doen. Er mogen geen open eindjes zijn en geen onbeantwoorde vragen zijn over het bewijs, want nu moet cliënt aantonen dat hij het geld niet in zijn bezit heeft gehad. Er wordt in feite gezegd: “We zien geen geld, maar we zien wel dat u geld heeft gehad”.
Als het gaat om de inkomsten van cliënt, dan heeft hij verklaard dat hij een oud ijzer bedrijf heeft waarin contant geld rondgaat. Contant geld is nog steeds een legaal betaalmiddel, maar er wordt daardoor wel met een schuin oog naar cliënt gekeken. In zijn branche is het echter gebruikelijk om cash te betalen, maar cliënt heeft dan wel een probleem. Hij gebruikt het geld dat binnenkomt voor zijn uitgaven zonder dat eerst op de bank te storten, want voor geld storten, betaal je ook weer geld. Cliënt is terecht vrijgesproken door de rechtbank omdat in deze zaak het zes-stappen-plan onvoldoende is gevolgd. Cliënt moet van alle onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken, omdat het voor uw hof onmogelijk is om te bewijzen welk bedrag uit misdrijf afkomstig is. Niet alle vragen uit het zes-stappen-arrest kunnen in dit geval beantwoord worden. Ik maak nog een laatste opmerking. Er wordt gezegd dat het raar is dat cliënt de uitvaart van zijn vader contant heeft betaald, maar ik wijs erop dat cliënt van het woonwagenkamp komt. Ook zijn familie komt van het kamp en daar is het gebruikelijk om in contant geld te handelen. De vader van cliënt heeft zijn hele leven contant geld gespaard en het is zeker niet onaannemelijk om aan te nemen dat vader zelf voor zijn begrafenis heeft gespaard. Hoe moet je dat meer onderbouwen dan met stelling dat het helemaal niet hoogst onwaarschijnlijk is dat dit zo is gebeurd?”