Conclusie
1.Overzicht
Inleiding
onderdeel 2schets ik de feiten en het geding in feitelijke instanties en in
onderdeel 3geef ik het geding in cassatie weer. In
onderdeel 4bespreek ik de gevolgen van de overschrijding van de hoeveelheid in de vergunning actieve veredeling en in
onderdeel 5de middelen die hierop betrekking hebben. Vervolgens behandel ik in
onderdeel 6het begrip ‘gebruikte goederen’ als bedoeld in art. 124(1)k DWU. In
onderdeel 7bespreek ik de verzoeken om herziening van de aangiften op de voet van art. 78(3) CDW en art. 173(3) DWU. In
onderdeel 8bespreek ik een procedurele mogelijkheid voor de afdoening van de onderhavige zaak. Ik sluit af met een conclusie in
onderdeel 9.
Combinovaniet is aan te merken als ‘gebruik’. Het Hof heeft dit betoog verworpen op de grond dat de goederen zich ten tijde van de veredeling niet onder de regeling actieve veredeling bevonden. Ik kom tot de slotsom dat het niet buiten redelijke twijfel is of de veredelingshandelingen in een dergelijk geval zijn aan te merken als ‘gebruik’ in de zin van art. 124(1)k DWU. Ik geef de Hoge Raad in overweging hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.
2.De feiten en het geding in feitelijke instanties
De feiten
2. DouaneregelingActieve veredeling terugbetalingssysteem
6.Geldigheidsduur van de vergunning
7.Goederen die onder de douaneregeling mogen worden geplaatst
Combinova [11] van het Hof van Justitie volgt dat deze bepaling aldus moet worden uitgelegd dat het hierin bedoelde gebruik van de goederen uitsluitend een gebruik betreft dat verder gaat dan de veredelingen waarvoor de douaneautoriteiten een vergunning hebben verleend. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat dit gebruik zich voordoet, maar naar het oordeel van de Rechtbank maakt zij deze stelling tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk.
3.Het geding in cassatie
Beroepschrift
Combinova [15] geeft aan dat begrip. Het middel voert aan dat voornoemd arrest van het Hof van Justitie niet slechts ziet op de gevallen waarin goederen rechtsgeldig onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst. Het is volgens het middel bepalend dat de goederen slechts zijn verwerkt overeenkomstig de veredelingshandeling zoals beschreven in de vergunning actieve veredeling.
middel Iaan dat het Hof terecht doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan de bewoordingen van de vergunning voor de vraag op welke periode de hoeveelheid in de vergunning betrekking heeft. De uitleg die het Hof aan de vergunning heeft gegeven, acht de Staatssecretaris geenszins onbegrijpelijk.
middel IIen
middel IIIbetoogt de Staatssecretaris dat het Hof terecht oordeelt dat de in de vergunning opgenomen hoeveelheid een verplicht onderdeel is van de vergunning voor de regeling actieve veredeling en dat deze regeling daardoor tot die hoeveelheid is beperkt. In dit geval volgt dit ook uitdrukkelijk uit de vergunning, aldus de Staatssecretaris. Dat in de toelichting op het vergunningmodel wordt gesproken van een ‘geraamde hoeveelheid’ maakt dit volgens hem niet anders. Bij een wijziging van de hoeveelheid is de vergunninghouder immers verplicht de Belastingdienst/Douane hiervan op de hoogte te stellen.
middel IVbrengt de Staatssecretaris in dat op grond van art. 79(1)c DWU een douaneschuld ontstaat, indien achteraf blijkt dat goederen ten onrechte onder een douaneregeling zijn geplaatst omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor die plaatsing. Indien de vereiste vergunning ontbreekt, ontstaat de douaneschuld dus op de voet van deze bepaling, aldus de Staatssecretaris. De Staatssecretaris volgt belanghebbende niet in haar betoog dat de Inspecteur haar aangiften niet had mogen aanvaarden voor zover zij de hoeveelheid in de vergunning reeds had overschreden. Hij stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur niet verplicht is om elke aangifte direct te verifiëren. De aanvaarding van de aangifte is niet afhankelijk van de juistheid van de gegevens in die aangifte, aldus de Staatssecretaris.
middel Vvoert de Staatssecretaris aan dat het in het arrest
Combinovaging om een onjuiste beëindiging van de regeling actieve veredeling. Deze situatie wijkt volgens de Staatssecretaris af van de onderwerpelijke in die zin dat belanghebbende de goederen niet rechtsgeldig onder de regeling actieve veredeling heeft kunnen plaatsen. De bewerking van de goederen van belanghebbende heeft dus – anders dan in
Combinova– niet plaatsgevonden onder het regime van de regeling actieve veredeling. Dit brengt mee dat het Hof kon oordelen dat art. 124(1)k DWU in het onderhavige geval toepassing mist, aldus nog steeds de Staatssecretaris.
middel VIbetoogt de Staatssecretaris dat het uitgangspunt is dat de douaneaangifte onherroepelijk wordt zodra zij is aanvaard en dat art. 78 CDW een strikt uit te leggen uitzondering vormt op dit uitgangspunt. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie volgt dat art. 78 CDW is bedoeld om de douaneprocedure af te stemmen op de werkelijke situatie. [16] Het Hof heeft overwogen dat geen enkele aanwijzing bestond dat belanghebbende op het moment van het doen van aangifte het oogmerk had in de desbetreffende aangiften te verzoeken om een (aanvullende) vergunning actieve veredeling. Hieruit volgt volgens de Staatssecretaris dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van nieuwe gegevens in de zin van art. 78 CDW. Dat geldt ook voor de toepassing van art. 173 DWU. Daaraan voegt de Staatssecretaris toe dat de rechter op grond van art. 8:69(2) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehouden is ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen. Het Hof kon art. 173(2)b DWU dus ambtshalve toepassen, aldus de Staatssecretaris.
4.Overschrijdingsproblematiek
De regeling actieve veredeling
Artikel 114
Artikel 128
Artikel 86
Artikel 497
Artikel 499
2.3 Voorwaarden aanvraag vergunning op aangifte
Artikel 505
Artikel 507
Artikel 210
Artikel 163
Artikel 172
Titel I
7.Onder de regeling te plaatsen goederen
GN-code
Omschrijving
Hoeveelheid
Waarde
Artikel 22
Döhler Neuenkirchen [28] overweegt, veronderstelt de regeling actieve veredeling in de vorm van een schorsingssysteem de aanwezigheid op het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen, waarvoor het risico bestaat dat zij in het economisch circuit van de lidstaten terechtkomen zonder te zijn ingeklaard. Gezien de voor de hand liggende risico’s van deze regeling moeten de begunstigden van de regeling de daaruit voortvloeiende verplichtingen strikt nakomen:
geraamdehoeveelheid (zie 4.21), doet hieraan niet af. Deze toelichting heeft immers betrekking op het aanvraagmodel en niet op het vergunningmodel. [30] Het ligt logischerwijs op de weg van de aanvrager van een vergunning actieve veredeling een raming te verstrekken van de goederen die hij onder de regeling wenst te brengen, zodat de douaneautoriteiten met gebruikmaking van dit gegeven de vergunning kunnen vaststellen. Indien uiteindelijk mocht blijken dat de in de vergunning vermelde hoeveelheid ontoereikend is, staat het de vergunninghouder vrij een aanvullende vergunningaanvraag te doen.
5.Beoordeling van middel I tot en met middel IV
Middel I (periode waarvoor de hoeveelheid is vergund)
geraamdehoeveelheid doet hieraan niet af, aangezien deze toelichting ziet op het aanvraagmodel en niet op het vergunningmodel (4.36). Middel II faalt daarom in het geheel.
DP grup [33] , het Hof verwijst daarnaar, volgt dat het aan de aangever is om juiste informatie te verstrekken bij het doen van aangifte. De douaneautoriteiten dienen hoogstens te verifiëren of een vergunning is gevoegd bij de aangifte (art. 62(2) CDW), maar nemen geen standpunt in over de juistheid van de verstrekte informatie. Met andere woorden, het ligt niet op de weg van de douaneautoriteiten te controleren of de in de vergunning vermelde hoeveelheid is overschreden op het moment waarop de aangifte wordt gedaan. Een overschrijding van de hoeveelheid in de vergunning staat er dan ook niet aan in de weg dat de douaneautoriteiten de aangifte aanvaarden op de voet van art. 63 CDW
.Hoewel
DP grupis gewezen onder de werking van het CDW meen ik dat hetzelfde geldt voor het DWU. In
DP grupoverweegt het Hof van Justitie als volgt:
DP grupniet volstaat. Het middel betoogt:
DP grup.
6.Tenietgaan van de douaneschuld (middel V)
Art 124(1)k DWU
Artikel 124
Combinova [42] uitleg gegeven aan het begrip ‘gebruikte goederen’. In die zaak had de douaneschuldenaar goederen onder de regeling actieve veredeling geplaatst, veredeld en ten slotte weer uitgevoerd. Hij was echter te laat met het indienen van de aanzuiveringsafrekening, zodat een douaneschuld ontstond op de voet van art. 79 DWU. De verwijzende rechter vroeg zich af of de veredelingshandelingen, die in overeenstemming met de vergunning zijn verricht, kunnen worden aangemerkt als ‘gebruik’ in de zin van art. 124(1)k DWU.
Combinovazou kunnen worden beredeneerd dat de omstandigheden in de onderhavige zaak zich niet lenen voor tenietgaan van de douaneschuld op de voet van art. 124(1)k DWU. De overweging van het Hof van Justitie in punt 35 veronderstelt immers dat goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, terwijl in de onderhavige zaak de goederen weliswaar zijn geplaatst onder de regeling maar daaraan direct weer zijn onttrokken vanwege de gebrekkige vergunning. Toch ben ik niet overtuigd van deze uitkomst. Ik licht dit toe.
Combinovabij het beëindigen van de regeling. Het enige (relevante) verschil is dan dat de goederen in casu aan de regeling zijn onttrokken, zodat op het moment van de aanvaarding van de aangifte een douaneschuld is ontstaan. Ik betwijfel of uit
Combinovavalt af te leiden dat dit dient te leiden tot een andere uitkomst.
Combinovavolgt dat ‘gebruik’ niet op ieder gebruik betrekking heeft, maar alleen op een gebruik dat als zodanig een douaneschuld doet ontstaan. De termen ‘als zodanig’, ‘on its own’ (EN), ‘par elle-même’ (FR) en ‘als solche’ (DE) in deze overweging wekken de indruk dat de desbetreffende gebruikshandelingen centraal staan. Dit strookt ook met de overweging in punt 37 van
Combinovawaarin het Hof van Justitie benadrukt dat art. 124(1)k DWU, met name gelet op de verwijzing naar art. 79 DWU, betrekking heeft op alle douaneregelingen. Deze overweging kan aldus worden gelezen dat niet de correcte plaatsing onder de desbetreffende douaneregeling doorslaggevend is, maar de aard van de gebruikshandelingen. De aard van deze handelingen is in casu gelijk aan de handeling in de zaak die tot
Combinovaheeft geleid, met dit verschil dat de veredelingshandelingen plaatsvonden nadat de goederen aan de regeling zijn onttrokken, waardoor een douaneschuld is ontstaan.
Combinovanaar analogie naar de arresten
Magazzini Generali [44] en
Elshani [45] .In de zaak die heeft geleid tot het arrest
Magazzini Generaliwaren tabaksproducten en whisky gestolen uit een douane-entrepot. Omdat het vermoeden bestond dat deze goederen in het vrije verkeer waren terechtgekomen, vorderde de douaneautoriteiten douanerechten na. Over de vraag of deze douaneschuld kan tenietgaan, oordeelt het Hof van Justitie als volgt:
Elshaniwerd de verzoeker betrapt op sigarettensmokkel. De sigaretten werden door de Oostenrijkse douane in beslag genomen, verbeurd verklaard en onder toezicht vernietigd. Vervolgens werd Elshani aangesproken tot betaling van de douaneschuld die was ontstaan wegens het op onregelmatige wijze binnenbrengen van sigaretten in het douanegebied van de Unie. Wederom speelt de vraag of deze douaneschuld teniet kan gaan. Het Hof van Justitie overweegt:
X [46] dat onttrokken goederen voor toepassing van de btw worden
geachtzich in het vrije verkeer te bevinden. [47] Hieruit zou – mede gezien het parallellisme tussen invoerrechten en btw – kunnen worden afgeleid dat het ontstaan van een douaneschuld (slechts) een weerlegbaar vermoeden oplevert dat de goederen in het Unierechtelijke handelsverkeer zijn terechtgekomen.
Combinova(zie 6.11) baseert op het karakter van de regeling actieve veredeling, zoals omschreven in punt 34. Ik citeer dit laatste punt nogmaals:
Combinovabiedt mijns inziens aanknopingspunten voor de opvatting dat veredelingshandelingen niet zijn aan te merken als ‘gebruik’ in de zin van art. 124(1)k DWU, ook indien de veredelde goederen achteraf bezien aan de regeling zijn onttrokken op het moment van het ontstaan van de douaneschuld.
Combinovaonmiskenbaar betrekking heeft op goederen die zich ten tijde van de veredelingshandelingen onder de regeling actieve veredeling bevinden. Daarnaast dienen de voorwaarden voor het tenietgaan van een douaneschuld normaal gesproken strikt te worden uitgelegd, nu deze mogelijkheid een uitzondering vormt op de normale regeling inzake in- en uitvoer. [48] Opmerkelijk is dat het Hof van Justitie deze regel echter niet noemt in
Combinova. In plaats daarvan haalt het Hof van Justitie het arrest
Döhler Neuenkirchen [49] aan, waaruit volgt dat de gevolgen van niet-nakoming van de verplichtingen voor de regeling actieve veredeling strikt dienen te worden uitgelegd. De strikte uitleg die uit dit laatste arrest volgt, lijkt het Hof van Justitie evenwel slechts te koppelen aan het ontstaan van de douaneschuld en niet aan het tenietgaan ervan. Ik citeer het Hof van Justitie in
Combinova:
Combinova.In Combinova vond de onregelmatigheid pas plaats nadat de goederen waren uitgevoerd. Dit betekent dat de goederen zich steeds op het douanegebied van de Unie bevonden onder dekking van de regeling actieve veredeling en het daaraan verbonden douanetoezicht. In de onderhavige zaak is dit anders. Omdat in casu de goederen aan de regeling zijn onttrokken op het moment van het ontstaan van de douaneschuld, bevonden zij zich strikt gezien ook niet onder het aan die regeling verbonden toezicht. De onttrekking impliceert daarnaast dat de goederen in het Unierechtelijke handelsverkeer zijn terechtgekomen (vgl. 6.19). De vraag is echter of deze omstandigheden van belang zijn. De onregelmatigheid werd immers pas achteraf geconstateerd, net als in
Combinova. Daarnaast zou kunnen worden beredeneerd dat het op enig moment ontbrekende toezicht wordt goedgemaakt als de douaneschuldenaar aannemelijk maakt dat de (veredelings)goederen ongebruikt het douanegebied van de Unie hebben verlaten en aldus het vermoeden weerlegt dat deze op enig moment in het Unierechtelijke handelsverkeer zijn terechtgekomen. Enige onduidelijkheid over de status van de goederen in de periode dat het toezicht ontbrak, komt sowieso voor rekening van de douaneschuldenaar. Indien hij desondanks naar behoren kan aantonen dat de (veredelings)goederen ongebruikt het douanegebied van de Unie hebben verlaten, was het ontbreken van het toezicht kennelijk zonder gevolgen. Dit kan met name het geval zijn indien het douanetoezicht kan worden geborgd aan de hand van een onderzoek van de boekhoudkundige of contractuele bescheiden, in plaats van een onderzoek van de desbetreffende veredelingsproducten. [50]
7.Herziening van de aangiften (middel VI)
Herziening van de aangifte onder het CDW
artikel 78
aangiftein beginsel mogelijk is, maar het verzoek desondanks bij met redenen omklede beschikking afwijzen [80] wanneer de vergunning niet kan worden verleend. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat het verlenen van een vergunning op de voet van art. 78(3) CDW in een geval als het onderhavige achterwege blijft, omdat de doelstellingen van de desbetreffende regeling gevaar liepen.
Artikel 173
Zes Zollner Electronic, waarin het Hof van Justitie de beperking uit het eerste lid van deze bepaling doortrekt naar het derde lid ervan:
Guidance Documentvan de
Customs Expert Group: [88]