3.4Het arrest bevat de volgende bewijsoverweging:
“
Feiten en omstandigheden
Op 15 maart 2018 reed de verdachte als bestuurder van een vrachtwagen op de Laan van Meerdervoort in Den Haag. De verdachte moest stoppen voor een rood verkeerslicht, voordat hij rechtsaf kon slaan naar de Anna Paulownastraat. Naast de vrachtwagen van de verdachte stond een aantal fietsers opgesteld, waaronder het slachtoffer, die, nadat het verkeerslicht op groen sprong, allen hun weg rechtdoor over de kruising vervolgden over de Laan van Meerdervoort. De verdachte is bij het afslaan naar rechts in botsing met het slachtoffer gekomen.
Uit het NFI-rapport d.d. 15 april 2022 van ing. K.M. Hagendoorn, deskundige verkeersongevallenonderzoek, dat aan de hand van de voorhanden zijnde camerabeelden is opgesteld, volgt dat de verdachte op enig moment voor, of nabij, de stopstreep stopt. Ongeveer 10 seconden later stelt fietser 1 zich naast de vrachtwagen van verdachte op. 5,5 seconde later stelt fietser 2 zich op naast de vrachtwagen. Na ongeveer 7,5 seconden stelt fietser 3, het slachtoffer, zich naast de vrachtwagen op. Vervolgens duurt het ongeveer 8,5 seconden voordat het verkeerslicht op groen springt. Als het verkeerslicht op groen springt duurt het nog ongeveer 2,1 seconden voordat fietser 3 optrekt en nog eens 2,1 seconden voordat de vrachtwagen van de verdachte optrekt.
Uit het uitzichtonderzoek van de politie, dat voor zover mogelijk door het NFI is gecontroleerd, blijkt dat de uitzichten door de spiegels overlap tonen op grondniveau. Zo is in de trottoirspiegel een deel van het uitzicht door de breedtespiegel zichtbaar en is in het uitzicht door de breedtespiegel het gehele uitzicht door de zijspiegel zichtbaar. Verder toont het uitzicht van de frontcamera op het beeldscherm overlap met het uitzicht door de trottoirspiegel. Op grondniveau is er naast en voor/ rechtsvoor de vrachtwagen dus geen sprake van een dode hoek. De conclusie van het NFI is dat het slachtoffer in ieder geval ten minste tot op kniehoogte binnen het uitzicht door de trottoirspiegel viel en, voor het geval het slachtoffer dichter naast de vrachtauto fietste, hij voor een groter deel in de trottoirspiegel te zien was. Uit het zichtveldenonderzoek van de politie, in combinatie met de door de politie uitgevoerde reconstructies, kan worden afgeleid dat vanuit de cabine van de vrachtwagen geen dode hoek bestaat op grondniveau rechts naast de vrachtwagen (trottoirspiegel) of aan de voorzijde van de vrachtwagen (frontcamera).
Samenvattend stelt de NFI-deskundige dat in de aanloop naar de aanrijding, de vier fietsers zich geheel door het uitzicht van de zijspiegel en breedtespiegel bewogen en zich gedeeltelijk binnen het uitzicht door de trottoirspiegel en/of breedtespiegel bevonden, in de periode dat zij opgesteld stonden/bewogen naast de vrachtwagen van de verdachte. Het slachtoffer bevond zich in de aanloop tot aan de aanvang van de aanrijding grotendeels naast de vrachtwagen, waarbij hij zich ten minste voor een deel binnen het uitzicht van de trottoirspiegel bevond. Gedurende de aanrijding bevond het slachtoffer zich voor een afnemend deel naast de vrachtwagen, deels binnen het zicht van de trottoirspiegel, en naarmate het slachtoffer zich verplaatste ten opzichte van de vrachtwagen, bevond hij zich in toenemende mate binnen het uitzicht van de frontcamera.
Alles overziend concludeert de NFI-deskundige dat het slachtoffer zich gedurende het gehele traject tot aan de aanrijding ten minste voor een deel binnen het uitzicht van de spiegels bevond en daardoor dus 'waarneembaar' was. De waarneembaarheid betreft ten minste de onderzijde van de fiets en de benen tot ongeveer kniehoogte. De conclusie van de politie "
dat het (fiets)verkeer voor en rechts naast de bedrijfsauto waarneembaar was" is derhalve terecht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zijn eerder afgelegde verklaringen herhaald, in die zin dat hij wist dat het een gevaarlijk kruispunt was, dat hij oogcontact maakte met een voetganger aan de overkant die gebaarde te wachten met oversteken, dat hij - handsfree - met een vriend aan het bellen was tot na het moment van de aanrijding, dat er bij het stoplicht meerdere fietsers rechts naast hem stonden, dat hij niet bij ieder stoplicht alle fietsers naast hem kan tellen en dat hij bij het oprijden van de kruising het slachtoffer niet heeft gezien en aldus geen voorrang heeft verleend.
Het hof overweegt gelet op het voorgaande als volgt.
Van een beroepsvrachtwagenchauffeur mag meer worden verwacht dan van een gewone verkeersdeelnemer. Op hem rust daarom een extra zorgplicht (de zogenaamde Garantenstellung). De verdachte weet als beroepschauffeur op een zware vrachtauto dat het maken van een bocht naar rechts naast een fietspad of fietsstrook zeer behoedzaam dient te worden gedaan nu zich daar per definitie kwetsbare verkeersdeelnemers kunnen bevinden. Bij een botsing met een vrachtwagen lopen andere verkeersdeelnemers immers een groter gevaar dan bij een botsing met een personenauto. Op grond van het voorgaande mocht van de verdachte worden verwacht dat hij een bijzondere zorgvuldigheid zou betrachten bij het inzetten van de bocht naar rechts. Het goed en zorgvuldig kijken in de beschikbare spiegels en camerasystemen is daarbij cruciaal.
De verdachte heeft verklaard het slachtoffer in het geheel niet gezien te hebben, noch in de periode dat hij voor het rode verkeerslicht stilstond, noch vanaf het optrekken of bij het afslaan naar rechts. Uit het hiervoor aangehaalde NFI-onderzoek komt evenwel naar voren dat de verdachte het slachtoffer had kunnen opmerken. Immers, de verdachte heeft in totaal 35,7 seconden voor het rode verkeerslicht stilgestaan, waarin de verdachte meerdere momenten heeft gehad waarop hij de fietsers en in het bijzonder het slachtoffer heeft kunnen waarnemen. De verdachte had het slachtoffer in ieder geval in de tijd dat het slachtoffer naast de vrachtwagen stond opgesteld (8,5 seconden) in de trottoir- en/of breedtespiegel kunnen waarnemen en vlak voordat hij zijn vrachtwagen in beweging bracht en op het moment van afslaan (in totaal 4,2 seconden) in de trottoirspiegel en de frontcamera kunnen zien. Nu de verdachte op meerdere momenten het slachtoffer heeft kunnen en moeten zien, is geen sprake van enkel een "momentane onoplettendheid", maar is sprake van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid.
Het hof is van oordeel dat, gezien de omstandigheden ter plaatse, het feit dat de verdachte tijdens de aanrijding aan het bellen was en de verklaring van de verdachte dat hij wist dat het een gevaarlijk kruispunt betrof met meerdere verkeersdeelnemers die tegelijkertijd mogen oversteken en/of afslaan, de verdachte extra voorzichtigheid had moeten betrachten. Het voorgaande brengt met zich mee dat de verdachte meer tijd had moeten nemen om goed in zijn spiegels en op het beeldscherm van de frontcamera te kijken en zich er goed rekenschap van had moeten geven dat zich geen andere verkeersdeelnemers meer vóór of naast zijn vrachtauto bevonden. De verdachte is hierin tekortgeschoten.
Gelet op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval - zoals hiervoor overwogen - beschouwt het hof het verkeersgedrag van de verdachte zoals hem is tenlastegelegd en voor bewezenverklaring vatbaar is als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Het hof is derhalve van oordeel dat het ongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is.”
Het juridisch kader