Conclusie
Nummer22/00772
Het cassatieberoep
“verduistering”,
“witwassen”,
“mishandeling, meermalen gepleegd”,
“belaging”, en
1 “handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”
Het eerste middel
De bewezenverklaring en de bewijsvoering
“parketnummer 03-147562-19
feit 2 subsidiair
in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 september 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk een caravan (merk Fendt. type Saphir. kenteken: [kenteken 1] ), toebehorende aan [benadeelde 2] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als koper die niet het aankoopbedrag had voldaan, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 3 primair
op 19 september 2018, te [plaats] , voorwerpen heeft overgedragen en/of omgezet door een caravan (merk Fendt, type Saphir. kenteken: [kenteken 1] ), te verkopen aan " [A] ", terwijl hij wist dat die caravan geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.
parketnummer 03-050848-20
in de periode van 27 december 2019 tot en met 26 februari 2020 in de gemeente [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (Suzuki S-Cross, [kenteken 2] ) toebehorende aan [C] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder van een vervangend vervoersmiddel, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
“parketnummer 03-147562-19. feit 1. (gereedschappen)
het proces-verbaal van aangifte van verduistering van machines d.d. 30 april 2018 (pg. 3-6 van de proces-verbaal van de Politie Eenheid Limburg met kenmerk PL2300-2018063151, gesloten 16 februari 2019) met als bijlage (pg. 8) een geschrift, te weten de kopie identiteitskaart van de verdachte:
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 16 januari 2019 (pg. 28-31 van het hiervoor onder a. weergegeven dossier), voor zover de verdachte daarin verklaart (pg. 29):
ik heb motorzagen gehuurd bij [aangever] en die heb ik niet teruggegeven;
dit was een motorzaag en een houtkloofmachine.
parketnummer 03-147562-19. feit 2. subsidiair (verduisteren caravan)
het proces-verbaal van aangifte van verduistering van een caravan (Fendt) d.d. 20 september 2018 (pg. 13-16 van het proces-verbaal Einddossier met registratienummers 2018144326/2018189512, gesloten 28 januari 2019) met als bijlage op pg. 17 een geschrift, te weten de kopie identiteitskaart van de verdachte;
het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 1] d.d. 22 november 2018 (pg. 19-24 van het hiervoor onder a. weergegeven dossier):
parketnummer 03-147562-19, feit 3. primair (witwassen caravan)
de bewijsmiddelen behorende bij feit 2;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 21 november 2018 (pg. 39-40 van het hiervoor bij feit 2 onder a. weergegeven dossier):
het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 2] d.d. 4 december 2018 (pg. 32-37 van het hiervoor bij feit 2 onder a. weergegeven dossier).
De zaak met parketnummer 03-050848-20 (verduisteren Suzuki)
het proces-verbaal van aangifte van verduistering van een Suzuki S-Cross d.d. 23 januari 2020 (opgenomen als bijlage 1 in het niet doorgenummerde proces-verbaal met kenmerk 2435-2020019469);
het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 februari 2020 (bijlage 5 bij datzelfde proces-verbaal).
De in voormelde bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing van de politierechter steunt dat de ten laste gelegde en hierna bewezen verklaarde feiten door de verdachte zijn begaan.
parketnummer 03-147562-19. feit 2 subsidiair
parketnummer 03-147562-19. feit 3 primair
Het als feit 3 tenlastegelegde witwassen is een klassiek voorbeeld van hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 2 is overwogen: de verdachte verkocht de caravan die hij zelf had verduisterd. Het primaire feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 03-050848-20
De raadsman wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, tegen het vonnis op te geven.De raadsman geeft op dat de verdachte meent ten onrechte te zijn veroordeeld voor de feiten 2 en 3.
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis - voor zover thans nog aan de orde - en met de gronden waarop dit berust, met aanvulling van de bewijsoverwegingen en met uitzondering van de opgelegde straf en de motivering daarvan, de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen en de beslissing op het beslag.”
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-147562-19 onder feit 2 subsidiair en feit 3 primair tenlastegelegde bepleit.Daartoe is aangevoerd dat verdachte de caravan van het merk Fendt, type Saphir, met kenteken: [kenteken 1] destijds contant heeft betaald aan [betrokkene 3] van [benadeelde 2] . De verdachte is echter snel na de aankoop de tenaamstellingscode van de caravan kwijt geraakt en heeft derhalve een nieuwe code aangevraagd.De verdachte heeft hierbij ter goeder trouw gehandeld en dient derhalve van zowel het onder 2 als het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De toelichting op het middel
behoudens” (indien daarvan wordt afgeweken bij) de artikelen 416 tot en met 426 Sv;
kande politierechter, respectievelijk
kande enkelvoudige kamer van het gerechtshof toepassing geven aan een variant van dit verlichte regime en de (mondelinge) uitspraak ‘aantekenen’ overeenkomstig de bij of krachtens die bepalingen gegeven voorschriften. Voor wat betreft de aantekening in het proces-verbaal van de terechtzitting (overeenkomstig de
eersteonder (2) genoemde variant, namelijk die van de artikelen 378 en 425 Sv) gelden de voorschriften in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (
Stcrt.1996, 197) (hierna ook: de Regeling). [2]
niettoe aan de meervoudige kamer van de rechtbank, respectievelijk het gerechtshof. De meervoudige kamer is onder alle omstandigheden gehouden om
schriftelijkvonnis of arrest te wijzen in overeenstemming met de onder (1) bedoelde bepalingen, eventueel – op de voet van artikel 365a Sv – in een (later aan te vullen) verkorte vorm. [3]
mondelingeuitspraken van de politierechter die overeenkomstig de Regeling zijn aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting, dat wil zeggen: overeenkomstig het regime van de eerste onder (2) genoemde variant. In zo’n geval kan de samenloop met het onder (1) bedoelde, voor schriftelijke arresten geldende regime aanleiding geven voor conflicten, althans ‘onduidelijkheden’. Het is een goede zaak dat de Hoge Raad deze onduidelijkheden heeft weggenomen. Wat is er meer specifiek aan de hand?
De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
De aantekening van het mondeling vonnis als bedoeld in artikel 378, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de navolgende gegevens te bevatten:
NJ2017/128 m.nt. Mevis, heeft de Hoge Raad enkele algemene beschouwingen gewijd aan de toepassing van bewijsmotiveringsvoorschriften door het hof in geval van bevestiging, dan wel vernietiging van een mondeling vonnis van de politierechter. Deze beschouwingen houden – voor zover hier relevant – het volgende in:
“Bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest
“aan welk bewijsmiddel is ontleend dat de verhuurder door requirant met smoesjes aan het lijntje is gehouden”en dat de politierechter wat betreft de verduistering van de Suzuki niet heeft aangegeven
“aan welk bewijsmiddel is ontleend dat requirant de verhuurder met smoesjes aan het lijntje heeft gehouden en dat hij tot aan de dag van de terechtzitting in eerste aanleg heeft geweigerd te zeggen wat er met de auto is gebeurd”.
NJ2004/165 m.nt. Reijntjes, waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat de feitenrechter zijn bewijsoverwegingen (mede) mag baseren op feiten of omstandigheden die niet uit de inhoud van de voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen blijken, mits de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid (a) die feiten of omstandigheden aanduidt, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeeft waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. [5] Volgens de steller van het middel heeft het hof dit ten onrechte nagelaten.
De bespreking van de tweede klacht
“het merendeel van de feiten kan leiden tot een bewezenverklaring”. De raadsman heeft uitsluitend voor de feiten die verband houden met de caravan vrijspraak bepleit.