ECLI:NL:PHR:2023:868

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/00772
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor verduistering en witwassen met betrekking tot een caravan en houtkloofmachine

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 2 maart 2022 een mondeling vonnis van de politierechter heeft bevestigd. De verdachte is veroordeeld voor verduistering van een houtkloofmachine en een caravan, alsook voor witwassen van de caravan. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, met bijkomende maatregelen. De verdachte heeft in cassatie twee middelen ingediend. Het eerste middel betreft de motivering van de bewezenverklaring door het hof, waarbij de verdachte stelt dat het hof niet voldoende bewijs heeft gepresenteerd voor de bewezenverklaring van de verduistering en het witwassen. Het tweede middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De conclusie van de procureur-generaal is dat het eerste middel slaagt voor de feiten met betrekking tot de verduistering van de caravan en het witwassen, en dat het tweede middel ook slaagt. De zaak wordt terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/00772

Zitting3 oktober 2023
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte

Het cassatieberoep

1. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 2 maart 2022 het mondelinge vonnis van de politierechter van 17 juli 2020 met aanvulling van gronden bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan, de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen en de beslissing op het beslag, het vonnis in zoverre vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd en beslissingen genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen en de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-147562-19 onder 1 ten laste gelegde, voor zover ziende op de verduistering van:
- een Seneca gereedschapskist met inhoud;
- een Dolmar kettingzaag (model PS6100-45, kleur rood/oranje);
- een Dolmar kettingzaag (model PS-352TLC-40, kleur rood/oranje) en
- een accuset (merk Makita, model 197626-8, kleur blauw).
2. De politierechter had de verdachte bij het genoemde vonnis wegens:
- ten aanzien van de zaken met parketnummers 03-147562-19, onder 1 en onder 2, subsidiair en 03-050848-20, onder 1
“verduistering”,
- ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-147562-19, onder 3 primair
“witwassen”,
- ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-218095-19, onder 1
“mishandeling, meermalen gepleegd”,
- ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-218101-19, onder 1
“belaging”, en
- ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-218105-19, onder
1 “handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd en beslissingen genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen en de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander zoals in het vonnis vermeld.
3. Er bestaat samenhang met de ontnemingszaak tegen de verdachte (22/00764). In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
4. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

Het eerste middel

5. Het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring van de zaken met parketnummers 03-147562-19 en 03-050848-20 ten onrechte heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud niet in het bestreden arrest is opgenomen.

De bewezenverklaring en de bewijsvoering

6. Ten laste van de verdachte is – voor zover voor de beoordeling van het middel relevant – bewezen verklaard dat:

“parketnummer 03-147562-19

feit 1
in de periode van 18 maart 2018 tot en met 16 januari 2019 te [plaats] , in elk geval in Nederland opzettelijk een houtkloofmachine toebehorende aan [benadeelde 1] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

feit 2 subsidiair

in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 september 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk een caravan (merk Fendt. type Saphir. kenteken: [kenteken 1] ), toebehorende aan [benadeelde 2] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als koper die niet het aankoopbedrag had voldaan, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

feit 3 primair

op 19 september 2018, te [plaats] , voorwerpen heeft overgedragen en/of omgezet door een caravan (merk Fendt, type Saphir. kenteken: [kenteken 1] ), te verkopen aan " [A] ", terwijl hij wist dat die caravan geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.

parketnummer 03-050848-20

in de periode van 27 december 2019 tot en met 26 februari 2020 in de gemeente [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (Suzuki S-Cross, [kenteken 2] ) toebehorende aan [C] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder van een vervangend vervoersmiddel, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

7. Het mondelinge vonnis van de politierechter is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2020. Die aantekening houdt – voor zover hier van belang – het volgende in (p. 14):

“parketnummer 03-147562-19. feit 1. (gereedschappen)

De inhoud van:
a.
het proces-verbaal van aangifte van verduistering van machines d.d. 30 april 2018 (pg. 3-6 van de proces-verbaal van de Politie Eenheid Limburg met kenmerk PL2300-2018063151, gesloten 16 februari 2019) met als bijlage (pg. 8) een geschrift, te weten de kopie identiteitskaart van de verdachte:
b.
het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 16 januari 2019 (pg. 28-31 van het hiervoor onder a. weergegeven dossier), voor zover de verdachte daarin verklaart (pg. 29):

ik heb motorzagen gehuurd bij [aangever] en die heb ik niet teruggegeven;

dit was een motorzaag en een houtkloofmachine.

parketnummer 03-147562-19. feit 2. subsidiair (verduisteren caravan)

De inhoud van:
a.
het proces-verbaal van aangifte van verduistering van een caravan (Fendt) d.d. 20 september 2018 (pg. 13-16 van het proces-verbaal Einddossier met registratienummers 2018144326/2018189512, gesloten 28 januari 2019) met als bijlage op pg. 17 een geschrift, te weten de kopie identiteitskaart van de verdachte;
b.
het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 1] d.d. 22 november 2018 (pg. 19-24 van het hiervoor onder a. weergegeven dossier):

parketnummer 03-147562-19, feit 3. primair (witwassen caravan)

De inhoud van:
a.
de bewijsmiddelen behorende bij feit 2;
b.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 21 november 2018 (pg. 39-40 van het hiervoor bij feit 2 onder a. weergegeven dossier):
c.
het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 2] d.d. 4 december 2018 (pg. 32-37 van het hiervoor bij feit 2 onder a. weergegeven dossier).

De zaak met parketnummer 03-050848-20 (verduisteren Suzuki)

De inhoud van:
a.
het proces-verbaal van aangifte van verduistering van een Suzuki S-Cross d.d. 23 januari 2020 (opgenomen als bijlage 1 in het niet doorgenummerde proces-verbaal met kenmerk 2435-2020019469);
b.
het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 februari 2020 (bijlage 5 bij datzelfde proces-verbaal).
8. De politierechter heeft over de bewezenverklaring in de aantekening van het mondelinge vonnis (p. 15 en 16) verder nog het volgende overwogen (onderstrepingen mijnerzijds):

De in voormelde bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing van de politierechter steunt dat de ten laste gelegde en hierna bewezen verklaarde feiten door de verdachte zijn begaan.
Daarbij wordt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft. Ook is daarbij de inhoud van voormeld(e) geschrift(en) slechts gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De politierechter overweegt daartoe in liet bijzonder als volgt:
parketnummer 03-147562-19. feit 1. partiële vrijspraak
(…)
Wel acht de politierechter de verduistering van de houtkloofmachine wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft de houtkloofmachine gehuurd, langer onder zich gehouden dan afgesproken en nooit teruggegeven.Hij heeft de verhuurder met smoesjes aan het lijntje gehoudenen de machine is nooit terechtgekomen.

parketnummer 03-147562-19. feit 2 subsidiair

Verduistering van de caravan wettig en overtuigend bewezen
Het is juist wat de raadsman heeft opgemerkt, dat er geen patroon is van het wegnemen van goederen vergelijkbaar met de zaak die de officier van justitie aanhaalt om te onderbouwen dat het in dezen gaat om meer dan een louter civiele kwestie. Er zijn echter wel omstandigheden die desondanks maken dat er bewijs is voor verduistering. De politierechter verwijst daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 2 oktober 2012 (NJ 2013, 14, m.nt. van Borgers). De vraag is wanneer de regels van het burgerlijk recht moeten worden losgelaten, althans niet volstaan. Enkel de omstandigheid dat een afnemer van een goed dit niet betaalt, is niet voldoende om een strafrechtelijk verwijt aan te nemen. Vervolging op grond van verduistering kan echter succesvol zijn wanneer uit feiten en omstandigheden blijkt dat het 'gekochte' goed of de betaling ervan niet naar eigen inzicht mag worden besteed. In de onderhavige zaak zijn er diverse omstandigheden die maken dat sprake is van meer dan enkel een civielrechtelijk geschil.De verdachte kreeg de caravan mee door zijn smoesje dat het geld via een Belgische bank werd overgemaakt.Dat geld is er nooit gekomen. Later verklaart hij bovendien dat hij contant heeft betaald. Hieruit blijkt al dat de verdachte erop uit was om de caravan mee te krijgen onder valse voorwendselen. Wat de verkoper en de eigenaar van het bedrijf hierover verklaren, acht de politierechter betrouwbaar. Er is dus nooit betaald, er zijn alleen verhalen van de verdachte hoe hij zou betalen (om de caravan mee te krijgen) of betaald heeft (om zijn onschuld aan te tonen). Beide verhalen zijn onjuist gebleken. De verdachte heeft de caravan niet weggenomen maar als koper, meegekregen. Daarna kwamen de telefonische smoesjes waardoor hij de caravan langer onder zich kon houden zonder te betalen. Vervolgens verkocht hij al snel de caravan, zonder natuurlijk de oorspronkelijke verkoper hiervan op de hoogte te stellen. Hij kreeg daarvoor ongeveer 4.000 euro minder dan wat hij zelf had moeten betalen. Als hij de caravan echt had willen betalen aan de verkoper, is er geen reden denkbaar waarom hij zo'n verlies zou nemen nu hij zelf verkoper werd. Het nemen van dat 'verlies', binnen enkele weken, is in de gegeven omstandigheden uitsluitend verklaarbaar als de verdachte de aankoopprijs zelf nooit betaalde (en evenmin voornemens was dat te doen). Dan is er immers voor hem altijd winst. De verdachte wist uiteraard dat hij de caravan niet mocht verkopen: hij had hem zelf niet betaald maar bovendien had de verkoper hem de tenaamstellingscode niet meegegeven, juist om die verkoop te beletten. De verdachte heeft echter meteen een nieuwe code aangevraagd en daarmee de zekerheid van de verkoper teniet gedaan. Uit dit alles blijkt dat de verdachte, die de caravan als koper meekreeg, nooit te goeder trouw is geweest en niet alleen wanprestatie pleegde maar de caravan eveneens heeft verduisterd.

parketnummer 03-147562-19. feit 3 primair

Het als feit 3 tenlastegelegde witwassen is een klassiek voorbeeld van hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 2 is overwogen: de verdachte verkocht de caravan die hij zelf had verduisterd. Het primaire feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

parketnummer 03-050848-20

De verdachte heeft de Suzuki gehuurd, langer onder zich gehouden dan afgesproken en nooit teruggegeven.Hij heeft de verhuurder met smoesjes aan het lijntje gehouden terwijl hij tot op de dag van vandaag weigert te zeggen wat er met de auto is gebeurd.Dat speelt mee in het oordeel dat de verdachte erop uit was de auto niet terug te geven.”
9. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2022 houdt – voor zover voor de beoordeling van het middel relevant – het volgende in:

De raadsman wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, tegen het vonnis op te geven.De raadsman geeft op dat de verdachte meent ten onrechte te zijn veroordeeld voor de feiten 2 en 3.
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Het merendeel van de feiten kan leiden tot bewezenverklaring. Dat ligt anders met betrekking tot de caravan.Die heeft hij destijds contant betaald aan de hier aanwezige benadeelde partij. Er worden vraagtekens gezet bij het snel opnieuw aanvragen van codes, maar zo is het gebeurd. Hij heeft eerlijk voor die caravan betaald, dusik verzoek om vrijspraak voor de feiten 2 en 3.
10. Het hof heeft in de bestreden, schriftelijke uitspraak van 2 maart 2022 het vonnis van de politierechter als volgt grotendeels bevestigd en gronden aangevuld (p. 4):

Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis - voor zover thans nog aan de orde - en met de gronden waarop dit berust, met aanvulling van de bewijsoverwegingen en met uitzondering van de opgelegde straf en de motivering daarvan, de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen en de beslissing op het beslag.
11. Het hof heeft de uitgewerkte inhoud van de bewijsmiddelen niet opgenomen in zijn arrest. De aanvullende bewijsoverweging van het hof houdt in (p. 4):

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-147562-19 onder feit 2 subsidiair en feit 3 primair tenlastegelegde bepleit.Daartoe is aangevoerd dat verdachte de caravan van het merk Fendt, type Saphir, met kenteken: [kenteken 1] destijds contant heeft betaald aan [betrokkene 3] van [benadeelde 2] . De verdachte is echter snel na de aankoop de tenaamstellingscode van de caravan kwijt geraakt en heeft derhalve een nieuwe code aangevraagd.De verdachte heeft hierbij ter goeder trouw gehandeld en dient derhalve van zowel het onder 2 als het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het dossier bevindt zich geen enkele objectieve aanwijzing waaruit blijkt dat de verdachte voor de desbetreffende caravan (contant) heeft betaald. Ook in hoger beroep is daarvan niet gebleken. Het hof kan zich derhalve vinden in de bewijsmotivering van de politierechter, zoals opgenomen op pagina’s 15 en 16 van het vonnis, en bevestigt deze integraal. Ook het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-147562-19. Het verweer wordt verworpen.”

De toelichting op het middel

12. Het middel richt zich in de eerste plaats tegen de bewezenverklaring ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-147562-19, onder 2 subsidiair (verduistering van een caravan) en 3 primair (witwassen van die caravan). De steller van het middel klaagt dat het hof het mondelinge vonnis van de politierechter heeft bevestigd zonder de inhoud van de bewijsmiddelen in zijn arrest op te nemen, terwijl in hoger beroep door de raadsman vrijspraak is bepleit.
13. In de tweede plaats klaagt de steller van het middel dat het hof de bewezenverklaring van zowel voornoemde feiten, alsmede de bewezenverklaring van de zaak met parketnummer 03-147562-19, onder 1 (verduistering van een houtkloofmachine) en de zaak met parketnummer 03-050848-20 (verduistering van een Suzuki), om nog een andere reden ontoereikend heeft gemotiveerd. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de politierechter namelijk bevestigd, terwijl de politierechter zich in deze overwegingen beroept op niet in de opgave van bewijsmiddelen weergegeven feiten en omstandigheden die wel redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring, terwijl de politierechter heeft nagelaten te vermelden aan welk bewijsmiddel die feiten en omstandigheden zijn ontleend.
Het beoordelingskader voor de bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest
14. Het gaat in deze zaak om vormvoorschriften die worden gesteld aan de inhoud van (de aantekening van) een vonnis of arrest. In deze zaak zijn twee uiteenlopende regimes aan de orde. Dat zijn:
(1) het reguliere regime van met name de artikelen 357 tot en met 361a Sv. Deze artikelen zijn ingevolge artikel 415 Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing, “
behoudens” (indien daarvan wordt afgeweken bij) de artikelen 416 tot en met 426 Sv;
(2) het verlichte regime van de artikelen 378 en 378a Sv en in hoger beroep van de artikelen 425 en 426 Sv. Dit verlichte regime kent twee varianten. Dat betreft de mogelijkheid van (i) de aantekening van het mondelinge vonnis of arrest in het proces-verbaal van de terechtzitting, en (ii) de aantekening van het mondelinge vonnis of arrest op een stuk dat aan een kopie van de dagvaarding wordt gehecht, ook wel ‘stempelvonnis’ of ‘stempelarrest’ genoemd. [1]
15. Onder de condities die worden omschreven in de onder (2) genoemde bepalingen
kande politierechter, respectievelijk
kande enkelvoudige kamer van het gerechtshof toepassing geven aan een variant van dit verlichte regime en de (mondelinge) uitspraak ‘aantekenen’ overeenkomstig de bij of krachtens die bepalingen gegeven voorschriften. Voor wat betreft de aantekening in het proces-verbaal van de terechtzitting (overeenkomstig de
eersteonder (2) genoemde variant, namelijk die van de artikelen 378 en 425 Sv) gelden de voorschriften in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (
Stcrt.1996, 197) (hierna ook: de Regeling). [2]
16. De keuze voor het verlichte regime komt echter
niettoe aan de meervoudige kamer van de rechtbank, respectievelijk het gerechtshof. De meervoudige kamer is onder alle omstandigheden gehouden om
schriftelijkvonnis of arrest te wijzen in overeenstemming met de onder (1) bedoelde bepalingen, eventueel – op de voet van artikel 365a Sv – in een (later aan te vullen) verkorte vorm. [3]
17. Niettemin is ook artikel 423 Sv in hoger beroep onverminderd van toepassing. Deze bepaling opent voor het gerechtshof onder meer de mogelijkheid om rechtbankvonnissen geheel of gedeeltelijk te bevestigen, met overneming, aanvulling of verbetering van gronden. Dat geldt dus ook voor
mondelingeuitspraken van de politierechter die overeenkomstig de Regeling zijn aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting, dat wil zeggen: overeenkomstig het regime van de eerste onder (2) genoemde variant. In zo’n geval kan de samenloop met het onder (1) bedoelde, voor schriftelijke arresten geldende regime aanleiding geven voor conflicten, althans ‘onduidelijkheden’. Het is een goede zaak dat de Hoge Raad deze onduidelijkheden heeft weggenomen. Wat is er meer specifiek aan de hand?
18. Artikel 359 lid 3 Sv, dat ingevolge artikel 415 lid 1 Sv ook in hoger beroep toepasselijk is, bepaalt:

De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
19. Artikel 1 van de Regeling luidt voor zover relevant:

De aantekening van het mondeling vonnis als bedoeld in artikel 378, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de navolgende gegevens te bevatten:
a. (…);
in geval van bewezenverklaring:
b. alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt);
(…)
20. In zijn arrest HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026,
NJ2017/128 m.nt. Mevis, heeft de Hoge Raad enkele algemene beschouwingen gewijd aan de toepassing van bewijsmotiveringsvoorschriften door het hof in geval van bevestiging, dan wel vernietiging van een mondeling vonnis van de politierechter. Deze beschouwingen houden – voor zover hier relevant – het volgende in:

“Bevestiging van een mondeling vonnis bij schriftelijk arrest

2.3.1. Op grond van art. 423, eerste lid, Sv is zowel de meervoudige als de enkelvoudige kamer van het hof bevoegd een in eerste aanleg gewezen vonnis te bevestigen. Dit geldt ook indien het een mondeling vonnis betreft dat in het proces-verbaal van de terechtzitting is aangetekend op de wijze als in de Regeling bepaald. De bevoegdheid om zo een mondeling vonnis te bevestigen is niet beperkt tot het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv (bekennende verdachte).
2.3.2. Indien die aantekening mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen - in overeenstemming met de Regeling - verwijst naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, is de meervoudige kamer van het hof in geval van bevestiging van het vonnis in beginsel niet gehouden de inhoud van die stukken (alsnog) in zijn arrest op te nemen. Gelet op het bepaalde in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv lijdt dit evenwel uitzondering indien ter terechtzitting van de meervoudige kamer in hoger beroep door de verdachte anders - dat wil zeggen: niet in bekennende zin - is verklaard of door zijn raadsman vrijspraak is bepleit. In dat geval dient bevestiging te geschieden met aanvulling van gronden, dus met opneming van de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest. Dat houdt in dat de feiten of omstandigheden die redengevend zijn geacht voor de bewezenverklaring, moeten zijn vervat in de door het hof gebezigde en in zijn arrest weergegeven bewijsmiddelen. Indien zij niet in die bewijsmiddelen zijn vermeld, moet het hof met voldoende mate van nauwkeurigheid (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel of de wettige bewijsmiddelen aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.
De bespreking van de eerste klacht: de bewijsmotivering van het verduisteren en witwassen van een caravan
21. De volgende omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen:
– de aantekening van het mondelinge vonnis bevat (in de zaak met parketnummer 03-147562-19: de feiten onder 2 en 3) niet de inhoud van de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring van het verduisteren en witwassen van een caravan berust. De politierechter heeft overeenkomstig de Regeling naar de desbetreffende processtukken verwezen (zie randnummer 7, voor de nadere bewijsoverweging zie randnummer 8);
– blijkens de onder randnummer 9 weergegeven mededelingen van de raadsman van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep, heeft de raadsman aldaar vrijspraak bepleit van het verduisteren en witwassen van de hiervoor bedoelde caravan;
– wat de bewezenverklaring van deze twee feiten betreft, heeft het hof het mondelinge vonnis van de politierechter bevestigd en de daarvoor door de politierechter opgegeven gronden met één bewijsoverweging aangevuld (zie randnummers 10 en 11).
22. Bij deze stand van zaken had het hof het vonnis alleen mogen bevestigen met de in artikel 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, bestaande uit de in artikel 359 lid 3, eerste volzin, Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring steunt. [4] De aanvullende bewijsmotivering van het hof, voorziet daarin niet alsnog.
23. Nu het hof de bedoelde aanvulling van gronden heeft nagelaten, is de bewezenverklaring ten aanzien van het verduisteren en witwassen van de caravan ontoereikend gemotiveerd. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
De tweede klacht: de bewijsmotivering van de verduisteringen van de houtkloofmachine en de auto
24. De tweede klacht heeft betrekking op de zaak met 03-147562-19, feit 1, voor zover dat de bewezenverklaring van de verduistering van een houtkloofmachine betreft, en de zaak met parketnummer 03-050848-20, de verduistering van een Suzuki.
25. De steller van het middel klaagt dat het hof de bewijsoverwegingen van de politierechter heeft overgenomen, terwijl de politierechter ten aanzien van de verduistering van de houtkloofmachine niet heeft aangegeven
“aan welk bewijsmiddel is ontleend dat de verhuurder door requirant met smoesjes aan het lijntje is gehouden”en dat de politierechter wat betreft de verduistering van de Suzuki niet heeft aangegeven
“aan welk bewijsmiddel is ontleend dat requirant de verhuurder met smoesjes aan het lijntje heeft gehouden en dat hij tot aan de dag van de terechtzitting in eerste aanleg heeft geweigerd te zeggen wat er met de auto is gebeurd”.
26. De steller van het middel wijst op het arrest HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985,
NJ2004/165 m.nt. Reijntjes, waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat de feitenrechter zijn bewijsoverwegingen (mede) mag baseren op feiten of omstandigheden die niet uit de inhoud van de voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen blijken, mits de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid (a) die feiten of omstandigheden aanduidt, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeeft waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. [5] Volgens de steller van het middel heeft het hof dit ten onrechte nagelaten.
27. Het cassatiemiddel werpt de vraag op of het hof de bewijsoverwegingen van de politierechter – zoals weergegeven onder randnummer 8 – mocht overnemen.

De bespreking van de tweede klacht

28. Uit de onder randnummer 8 weergegeven bewijsoverwegingen van de politierechter komt naar voren dat hij voor de bewezenverklaring van de verduisteringen van de houtkloofmachine en de Suzuki mede redengevend heeft geacht het feit dat de verdachte de verhuurder met smoesjes aan het lijntje heeft gehouden en bovendien heeft geweigerd te zeggen wat er met de Suzuki is gebeurd. Uit die bewijsoverwegingen volgt m.i. onmiskenbaar aan welke wettige bewijsmiddelen de politierechter die feiten en omstandigheden heeft ontleend, namelijk aan de aangiften van de verduistering van de houtkloofmachine en de verduistering van de Suzuki. Daarnaar heeft de politierechter bij de opsomming van bewijsmiddelen verwezen (zie randnummer 7). Artikel 1 van de Regeling noopte de politierechter er niet toe om de inhoud van deze bewijsmiddelen in de aantekening van het mondelinge vonnis op te nemen.
29. Vervolgens heeft de raadsman van de verdachte zich, ter terechtzitting in hoger beroep, op het standpunt gesteld dat
“het merendeel van de feiten kan leiden tot een bewezenverklaring”. De raadsman heeft uitsluitend voor de feiten die verband houden met de caravan vrijspraak bepleit.
30. Het hof heeft het mondelinge vonnis van de politierechter wat betreft de bewezenverklaring van de verduisteringen van de houtkloofmachine en de Suzuki, met overneming van gronden bevestigd (zie randnummer 10).
31. Bij deze stand van zaken is de meervoudige kamer van het hof niet gehouden de inhoud van die bewijsmiddelen (alsnog) in zijn schriftelijke arrest op te nemen of in dat arrest aan te geven aan welk wettig bewijsmiddel die feiten of omstandigheden zijn ontleend. Voor zover het middel klaagt dat het hof de bewezenverklaring van de verduistering van de houtkloofmachine en de verduistering van de Suzuki ontoereikend heeft gemotiveerd omdat het de bewijsoverwegingen van de politierechter heeft overgenomen, faalt het.

Het tweede middel

32. In het middel wordt geklaagd over schending van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn in de cassatiefase doordat het hof de gedingstukken niet binnen acht maanden aan de Hoge Raad heeft ingezonden. [6]
33. Namens de verdachte is op 4 maart 2022 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 18 januari 2023 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dat brengt mee dat de redelijke inzendtermijn van acht maanden met twee en een halve maand is overschreden.
34. Consequenties behoeven daaraan op dit moment nog niet te worden verbonden, gelet op hetgeen ik hiervoor heb geconcludeerd ten aanzien van het eerste middel en de gevolgen die ik daaraan hierna verbind voor wat betreft de vernietiging en de terugwijzing. [7]
35. Het middel is terecht voorgesteld.

Slotsom

36. Het eerste middel slaagt, maar uitsluitend wat betreft de feiten met parketnummer 03-147562-19, 2 subsidiair en 3 primair. Het tweede middel slaagt.
37. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
38. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen in de (gevoegde) zaak met parketnummer 03-147562-19, onder 2 subsidiair en 3 primair, de strafoplegging en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] , en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Indien aanvankelijk een stempelvonnis of stempelarrest is opgemaakt (d.w.z. de
2.Voor de
3.Zie HR 24 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2980,
4.HR 26 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3686,
5.Zie ook HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:192,
6.Vgl. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,
7.Vgl. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,