Conclusie
Freschrespectievelijk
de VvE.
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
het parkeerterrein). Fresch is sinds 2018 eigenaar van de appartementsrechten nummer A18, A19, A20, A27, A28 en A29. [2]
MR 1992) [6] staat dat de oproeping voor de vergadering wordt verzonden naar de werkelijke of in overeenstemming met artikel 1:15 van het BW gekozen woonplaats van de eigenaars en de agendapunten alsmede plaats en tijdstip van de vergadering moet bevatten.
toev. A-G) vertegenwoordigd en is het volgende besluit genomen:
7. Onderhoud VvE
Zij heeft aan haar verzoek onder meer ten grondslag gelegd (i) dat zij niet, althans niet rechtsgeldig, is opgeroepen voor de vergadering (art. 2:15 lid 1, aanhef en sub a, BW) en (ii) dat het besluit tot plaatsing van het hek in strijd is met de redelijkheid en billijkheid ex art. 2:8 BW (art. 2:15 lid 1, aanhef en sub b, BW) omdat daardoor zonder goede reden de toegankelijkheid van de door haar ontwikkelde en te ontwikkelen bedrijfsunits wordt belemmerd. [12]
grieven 1 en 2zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter (rov. 10-12) dat Fresch haar verzoek tot vernietiging niet tijdig heeft ingediend. De
aanvullende griefstrekt tot betoog dat het besluit tot plaatsing van het hek nietig is omdat in de vergadering niet ten minste twee derde van het totaal aantal uit te brengen stemmen was vertegenwoordigd (art. 38 lid 5 MR 1992).
info@freschrealestate.nlen zij heeft daar ook nooit bezwaar tegen gemaakt. Dat Fresch al rond 9 juli 2020 op de hoogte was gebracht van de besluitvorming in de VvE vergadering van 2 juli 2020 met betrekking tot het plaatsen van een hekwerk valt bovendien op te maken uit het bericht van [betrokkene 1] van de firma Energiemissie B.V. Die was zoals Fresch in haar beroepschrift aanvoert op de vergadering van 2 juli 2020 aanwezig en heeft haar over het hekwerk bericht. Pas op 19 oktober 2020 (Productie 10, eerste aanleg) heeft Fresch verzocht de correspondentie voortaan naar [een] ander e-mailadres, namelijk
[e-mailadres]te sturen. Nu Fresch rond 9 juli 2020 op de hoogte was van de besluitvorming in de VvE vergadering en ruim twee maanden later op 17 september 2020 een verzoekschrift tot vernietiging heeft ingediend, heeft de kantonrechter haar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van artikel 5:131 [21] van het BW had het verzoek tot vernietiging immers binnen een maand na de dag waarop Fresch van het besluit had kennis genomen of had kunnen kennis nemen moeten worden gedaan.”
3.Juridisch kader
kunnen kennisnemendoor een appartementseigenaar die niet ter vergadering aanwezig was:
Geldt binnen een vereniging van eigenaars het gebruik besluiten onder haar leden bekend te maken, bijvoorbeeld door verspreiding van een besluitenlijst of notulen van een vergadering, dan is uitgangspunt dat een appartementseigenaar die niet ter vergadering aanwezig was, van een daar genomen besluit redelijkerwijs heeft kunnen kennisnemen vanaf het moment waarop die bekendmaking heeft plaatsgevonden, tenzij hij feiten en omstandigheden stelt en zo nodig bewijst waaruit volgt dat hij pas op een later moment redelijkerwijs van het besluit heeft kunnen kennisnemen.
redelijkerwijskunnen kennisnemen (rov. 3.3), hetgeen afhankelijk is van
de omstandighedenvan het geval. Daarbij komt ‘veel gewicht’ toe aan de
gebruikenbinnen de vereniging van eigenaars omtrent de wijze waarop besluiten ter kennis van de leden worden gebracht. Er worden in dat kader twee scenario’s geschetst:
(I) Er geldt het
gebruikbesluiten bekend te maken, bijvoorbeeld door verspreiding van een besluitenlijst of notulen. Dan is uitgangspunt dat een appartementseigenaar van een besluit redelijkerwijs heeft kunnen kennisnemen op het moment waarop die
bekendmakingheeft plaatsgevonden (rov. 3.4). Dit betekent dat hij in beginsel de verspreiding van de notulen mag afwachten zonder moeite te doen om eerder van de genomen besluiten op de hoogte te raken (rov. 3.6).
(II) Er is van een gebruik als onder (I) bedoeld
geensprake én de appartementseigenaar wist of behoorde te weten (i) dat en wanneer een
vergaderingplaatsvond en (ii) welke
besluitenop die vergadering genomen zouden kunnen worden. In dat geval mag van de appartementseigenaar in beginsel worden verwacht dat hij binnen
een week na de vergaderinginformatie inwint over de genomen besluiten en begint de in art. 5:130 lid 2 BW bedoelde termijn te lopen uiterlijk op de dag na het einde van die week (rov. 3.4).
In beide gevallen (I en II) kan een ander –
later– aanvangsmoment van de in art. 5:130 lid 2 BW bedoelde termijn gelden indien de appartementseigenaar feiten en omstandigheden stelt en zo nodig bewijst waaruit volgt dat hij redelijkerwijs pas na de datum van bekendmaking van het besluit respectievelijk later dan een week na de vergadering van het besluit heeft kunnen kennisnemen (rov. 3.4).
Tot slot kan de termijn beginnen te lopen op een
eerderaanvangsmoment dan zou voortvloeien uit rov. 3.4. Dat is het geval indien de VvE stelt en zonodig bewijst dat de appartementseigenaar
daadwerkelijkheeft kennisgenomen van de besluiten vóór dat moment. De termijn begint op dat eerdere tijdstip (rov. 3.5).
vve) is bevoegd de vergadering van eigenaars
bijeen te roepen(art. 5:127 lid 2 BW). Nadat tot het bijeenroepen van een vergadering is besloten, dient de
oproepingplaats te vinden, dat wil zeggen de uitnodiging van de leden om aan de vergadering deel te nemen. De wijze van oproeping moet in de statuten van de vve zijn vastgelegd (art. 5:112 lid 2, aanhef en sub d, BW). [23] Nadere regels omtrent de wijze van oproeping van de vergadering van eigenaars ontbreken in titel 5.9 BW.
langs elektronische weg” in art. 2:41 lid 5 BW zijn techniekneutraal. [27] Oproeping per e-mail valt daar in ieder geval onder. [28]
instemtmet elektronische oproeping en (b)
voor dat doel een adres heeft bekendgemaakt. [29] Een van de uitgangspunten van de regeling is dat leden, indien zij dat wensen, altijd gebruik moeten kunnen blijven maken van de klassieke communicatiemiddelen. Destijds werd nog niet iedereen geacht toegang te hebben tot elektronische communicatiemiddelen en voorkomen moest worden dat leden tegen hun wens in gedwongen zouden worden om gebruik te maken van de elektronische faciliteiten. [30]
Tenzij de statuten anders bepalen’. Hiermee is tot uitdrukking gebracht dat met de bepaling slechts een faciliteit geboden wordt en dat verenigingen niet verplicht zijn om daarvan gebruik te maken. [31]
uitdrukkelijkeuitsluiting moet gaan, waarvan in de destijds bestaande statuten doorgaans echter geen sprake zou zijn. [35] Ook in de (schaarse) rechtspraak wordt uitgegaan van expliciete uitsluiting. [36]
explicietvan de wettelijke regeling moeten afwijken. Een statutaire bepaling die inhoudt dat de oproeping naar de woonplaats moet worden gestuurd, kwalificeert dan ook niet als ‘andere bepaling’ in de zin van art. 2:41 lid 5 BW.
“klaarblijkelijke omissie” te herstellen door wettelijk te regelen dat de vve gebruik kan maken van elektronische middelen voor het oproepen voor de vergadering van eigenaars. [39] Volgens de minister had het amendement echter geen toegevoegde waarde (cursivering aangebracht door mij): [40]
bijeenroepenvan de ledenvergadering en het geven van
volmacht. Dat is alleen nodig als het gaat om schriftelijke communicatie. Maar
de schriftelijkheidseisgeldt niet voor verenigingen van eigenaren; die is in ieder geval niet in het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven. Er hoeft dan ook geen uitzondering op te worden gemaakt in het Burgerlijk Wetboek. Het amendement suggereert eigenlijk het bestaan van een verplichting die er niet is. De situatie die het amendement wil bewerkstelligen, is er al. Omdat het amendement geen toegevoegde waarde heeft, ontraad ik het.”
lid 4(elektronisch verzoek tot
bijeenroepen) en niet tevens op die van lid 5 (elektronische oproep). [42] Wat daarvan zij, de indieners van het amendement maakten uit de reactie van de minister op dat het amendement in zijn geheel overbodig was en hebben het vervolgens ingetrokken. [43] Ook in de literatuur is hieruit afgeleid dat in de visie van de wetgever elektronisch oproepen binnen de vve al mogelijk is en niet wettelijk hoeft te worden geregeld. [44]
, indien een lid of afgevaardigde hiermee instemt” te laten vervallen, en “
hem”te vervangen door “
een lid of afgevaardigde”. [49] Alleen het instemmingsvereiste vervalt. Gehandhaafd blijft de eis dat voor het doel van oproeping langs elektronische weg een adres door het lid is bekendgemaakt. Is een dergelijk elektronisch adres niet opgegeven, dan zal alsnog op een andere wijze opgeroepen moeten worden, waarbij het de vereniging vrijstaat om dat alsnog per brief te doen. [50]
MR 1992) bepaalt dat de oproeping wordt verzonden naar de (werkelijke of gekozen) woonplaats van de appartementseigenaar:
verzondennaar de werkelijke of, in overeenstemming met artikel 1:15 van het Burgerlijk Wetboek, de gekozen
woonplaatsvan de eigenaars; zij bevat de opgave van de punten der agenda alsmede de plaats en het tijdstip van de vergadering.
schriftelijkplaats met een termijn van tenminste vijftien dagen – de dag van oproeping en van vergadering daaronder niet gerekend – en wordt
verzondennaar de werkelijke of, in overeenstemming met artikel 1:15 van het Burgerlijk Wetboek, de gekozen
woonplaatsvan de eigenaars; zij bevat de opgave van de onderwerpen van de agenda alsmede de plaats en het tijdstip van de vergadering. (…)” [54]
MR 2017) vermeldt met zoveel woorden dat de oproeping voor de vergadering van eigenaars – naast schriftelijk –
ook elektronischkan geschieden:
schriftelijkplaats met een termijn van tenminste vijftien dagen, de dag van oproeping en die van vergadering daaronder niet gerekend. De oproeping kan
ook elektronischworden verzonden naar het door de stemgerechtigden opgegeven
e-mailadres. In geval van een schriftelijke oproeping, die niet wordt verzonden naar het e-mailadres, wordt deze verzonden naar de werkelijke of, in overeenstemming met art. 1:15 BW, de gekozen
woonplaatsvan de stemgerechtigde (…).” [55]
4.Bespreking van het cassatiemiddel
verzoekschrift, nr. 2.5) wordt betoogd dat, anders dan het hof in rov. 2 van de bestreden beschikking heeft vastgesteld, door Fresch in appel is opgekomen tegen de vaststelling van de kantonrechter (rov. 1.6) dat de vergadering per e-mail d.d. 17 juni 2020 is verplaatst naar 2 juli 2020.
(i)het toepasselijke modelreglement sluit niet uit dat rechtsgeldig oproepen voor een VvE vergadering naast de verzending per post ook per mail kan plaatsvinden;
(ii)verder heeft Fresch niet (gemotiveerd) betwist dat de communicatie tussen haar en de VvE altijd per e-mail verliep met het gebruikte e-mailadres
info@freschrealestate.nl; zij heeft daar ook nooit bezwaar tegen gemaakt. Pas op 19 oktober 2020 (productie 10, eerste aanleg) heeft Fresch verzocht de correspondentie voortaan naar een ander e-mailadres, namelijk
[e-mailadres]te sturen;
(iii)bovendien valt uit het bericht van [betrokkene 1] van de firma Energiemissie B.V. op te maken dat Fresch al rond 9 juli 2020 op de hoogte was gebracht van de besluitvorming in de VvE vergadering van 2 juli 2020 met betrekking tot het plaatsen van een hekwerk. Die was, zoals Fresch in haar beroepschrift aanvoert, op de vergadering van 2 juli 2020 aanwezig en heeft haar over het hekwerk bericht;
(iv)nu Fresch rond 9 juli 2020 op de hoogte was van de besluitvorming in de VvE vergadering en ruim twee maanden later op 17 september 2020 een verzoekschrift tot vernietiging heeft ingediend, heeft de kantonrechter haar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van artikel 5:130 lid 2 BW [62] had het verzoek tot vernietiging immers binnen een maand na de dag waarop Fresch van het besluit had kennisgenomen of had kunnen kennisnemen moeten worden gedaan.
bovendien”, dat het hof twee zelfstandig dragende gronden gebruikt voor zijn beslissing, maar helemaal duidelijk is dit niet.
kunnenkennisnemen van de besluiten lijkt besloten te liggen in de overwegingen als hiervoor weergegeven onder (i) en (ii). Deze komen er immers op neer dat Fresch rechtsgeldig voor de vergadering is opgeroepen. Voor de kantonrechter was de rechtsgeldige oproeping aanleiding voor het aannemen van een informatieplicht (rov. 12). [63] Het hof trekt die conclusie weliswaar niet met zoveel woorden, maar verwerpt wel de tegen rov. 12 gerichte grief 2.
nu Fresch op de hoogte was”) aan zijn beslissing ten grondslag legt dat Fresch rond 9 juli 2020 (daadwerkelijk) van de besluitvorming
heeftkennisgenomen. [64]
subonderdeel 3.1gericht tegen rov. 3.7.2 van de bestreden beschikking, in het bijzonder de overweging dat “
het van toepassing verklaarde modelreglement niet uit[sluit] dat rechtsgeldig oproepen voor een VvE-vergadering naast de verzending per post ook per mail kan plaatsvinden.” (rov. 3.7.2, 1e volzin).
fysiekadres moet worden verstaan, aldus
subonderdeel 3.2. Althans zou het hof onvoldoende hebben gemotiveerd waarom het deze begrippen aldus uitlegt c.q. toepast dat daar ook een oproeping per e-mail onder valt (
subonderdeel 3.3).
subonderdeel 3.4is het hof in rov. 3.7.2 niet ingegaan op de consequenties van art. 2:41 lid 5 BW. Het bevat een drietal klachten.
eerste klacht(subonderdeel 3.4,
1e alinea) berust op de lezing dat volgens het hof art. 2:41 lid 5 BW niet relevant is voor de toepassing en uitleg van art. 33 lid 8 MR 1992. Geklaagd wordt dat het hof aldus miskent dat zonder toetsing aan (de voorwaarden van) art. 2:41 lid 5 BW niet kan worden afgeweken van de statuten c.q. het modelreglement.
tweede klacht(subonderdeel 3.4,
2e alinea) gaat ervan uit dat het hof art. 2:41 lid 5 BW aldus heeft uitgelegd dat elektronische oproeping (wel) is toegestaan, tenzij de statuten een expliciet verbod bevatten. Daarmee zou het hof hebben miskend dat volgens deze wetsbepaling elektronische oproeping
nietis toegestaan, tenzij de statuten daartoe de mogelijkheid openen. [66]
De statuten kunnen bepalen’). [67] Art. 2:41 lid 5 BW berust op het uitgangspunt dat elektronische oproeping onder de daar vermelde voorwaarden is toegestaan, tenzij de statuten deze uitdrukkelijk verbieden. Vgl. hiervoor onder 3.10-3.14.
derde klacht(subonderdeel 3.4,
3e alinea) houdt in dat het hof zijn oordeel in rov. 3.7.2 in ieder geval onvoldoende heeft gemotiveerd omdat het niet inzichtelijk heeft gemaakt:
(i) om welke redenen de in art. 2:41 lid 5 BW vermelde voorwaarden niet zouden gelden voor elektronische oproeping dan wel op grond waarvan de onderhavige oproeping zou voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden, en
(ii) om welke redenen de in het Modelreglement vermelde voorwaarden niet aan elektronische oproeping in de weg staan.
voor dit doel is bekend gemaakt’. Deze voorwaarde houdt in dat het adres door het lid specifiek met het oog op oproepingen voor vergaderingen aan de vve is bekendgemaakt. Door de VvE is echter niet gesteld en door het hof is (terecht) niet vastgesteld c.q. overwogen dat Fresch het e-mailadres
info@freschrealestate.nl specifiek met het oog op de oproeping voor de VvE-vergaderingen bekend zou hebben gemaakt. Volgens
subonderdeel 3.7brengt ’s hofs vaststelling dat de communicatie tussen Fresch en de VvE altijd verliep per e-mail met gebruikmaking van het e-mailadres
info@freschrealestate.nlen dat zij daar nooit bezwaar tegen heeft gemaakt (rov. 3.7.2, 2e volzin) niet mee dat voldaan is aan voornoemde voorwaarde. Het gebruiken van een e-mailadres is iets anders dan het voor een bepaald doel kenbaar maken van een e-mailadres.
het door stemgerechtigden opgegeven e-mailadres”. Volgens een commentaar op deze bepaling is daarmee het door art. 2:41 lid 5 BW gestelde vereiste in de tekst van art. 50 lid 2 MR 2017 begrepen. [68]
steeds”en zonder bezwaar van Fresch per e-mail heeft plaatsgevonden en dat Fresch dit e-mailadres “
zelf heeft opgegeven”(rov. 10), hetgeen hem tot het oordeel heeft gebracht dat aan de voorwaarden van art. 2:41 lid 5 BW is voldaan (rov. 11). In appel heeft Fresch met grief 1 uitdrukkelijk betwist dat in casu voldaan is aan (a) het vereiste van instemming met elektronische toezending van de oproep en (b) het vereiste dat het lid voor dat doel een e-mailadres heeft bekendgemaakt: zij heeft nooit ingestemd met deze wijze van oproepen en heeft nooit zelf een e-mailadres opgegeven aan de VvE, en al helemaal niet voor het doel te worden opgeroepen voor VvE-vergaderingen. [71] Het hof heeft deze grief – waaronder dus de stelling dat het e-mailadres in kwestie niet door Fresch aan de VvE is opgegeven met het doel van elektronische oproeping – klaarblijkelijk verworpen met de overweging:
info@freschrealestate.nlen zij heeft daar ook nooit bezwaar tegen gemaakt. (...) Pas op 19 oktober 2020 (Productie 10, eerste aanleg) heeft Fresch verzocht de correspondentie voortaan naar (een) ander e-mailadres, namelijk
[e-mailadres]te sturen.”
info@freschrealestate.nlverliep, Fresch daar ook nooit bezwaar tegen heeft gemaakt en zij pas later een ander emailadres heeft opgegeven, Fresch
stilzwijgendhet adres
info@freschrealestate.nlheeft bestemd voor communicatie met c.q. oproeping door de VvE, althans de VvE er gerechtvaardigd op mocht
vertrouwendat dit het geval was. [72]
info@freschrealestate.nlen zij heeft daar ook nooit bezwaar tegen gemaakt.”
niet (gemotiveerd) heeft betwistdat de communicatie altijd per e-mail heeft plaatsgevonden zou (volgens subonderdeel 4.3, onder (i)) onbegrijpelijk zijn in het licht van de volgende stellingen van Fresch:
info@freschrealestate.nlis gekomen (beroepschrift, nr. 4.13);
info@freschrealestate.nlgestuurd (aantekeningen mondelinge behandeling, nr. 6).
info@freschrealestate.nl. Evenmin wordt daarmee betwist dat de aan dat adres gerichte berichten – waaronder het bericht van 14 januari 2020 (betalingsherinnering) – werden gelezen en door Fresch per e-mail (zij het vanaf een ander adres) werden beantwoord. [75] De stelling van de VvE dat de oproep voor de vergadering van 3 december 2019 eveneens digitaal aan Fresch is verzonden [76] , is met de in het middel genoemde kale ontkenning ter zitting niet gemotiveerd betwist.
stilzwijgendmet elektronische oproeping heeft ingestemd en het adres
info@freschrealestate.nlvoor communicatie met c.q. oproeping door de VvE heeft bestemd, althans de VvE er gerechtvaardigd op mocht
vertrouwendat zulks het geval was (zie ook hiervoor onder 4.25).
al rond 9 juli 2020 op de hoogte was gebracht van de besluitvorming in de VvE vergadering van 2 juli 2020 met betrekking tot het plaatsen van het hekwerk” (rov. 3.7.2, 3e en 4e volzin).
heeftkennisgenomen als bedoeld in art. 5:130 lid 2 BW. Nu de beslissing van het hof reeds wordt gedragen door het (tevergeefs bestreden [77] ) oordeel dat Fresch eerder dan een maand voor de indiening van haar verzoek had
kunnenkennisnemen van de besluitvorming (zie hiervoor onder 4.9), faalt de klacht bij gebrek aan belang.
Jack en anderen, Fresch geeft aan dat om het hele terrein schanskorven komen.” Evenals in eerste aanleg [79] heeft de VvE in hoger beroep gesteld dat hieruit blijkt dat [betrokkene 1] , die op de vergadering aanwezig was, vóór 9 juli 2020 contact heeft gezocht met Fresch en haar over het hekwerk heeft verteld, waarop Fresch kennelijk heeft aangegeven een ander type erfafscheiding te willen realiseren. [80] Zoals Fresch zelf aangeeft (subonderdeel 5.2, slot), heeft zij op die stellingen tijdens de mondelinge behandeling niet gereageerd. Daarop heeft het hof de VvE gevolgd in haar stelling dat [betrokkene 1] van Energiemissie B.V. Fresch over het hekwerk heeft bericht. Deze vaststelling kan wegens haar feitelijke aard in cassatie niet op juistheid worden onderzocht. Zij is niet onbegrijpelijk en behoeft, mede gelet op het ontbreken van (nader [81] ) gemotiveerd verweer, geen nadere motivering.
info@freschrealestate.nlverliep respectievelijk dat Fresch op de hoogte was van de besluitvorming) door het hof zijn gehonoreerd op de grond dat deze niet althans niet (voldoende) gemotiveerd door Fresch zijn betwist. Aan bewijs- en tegenbewijslevering behoefde het hof dan ook niet toe te komen.
de afbakening en ophoging van de parkeerplaatsen c.q. parkeerterrein” [82] en ‘afbakening’ (van een parkeerplaats c.q. -vak) is immers niet hetzelfde als ‘afsluiting van het parkeerterrein door middel van een aaneengesloten hekwerk’. Nu het plaatsen van een hekwerk niet is vermeld als agendapunt, kon daarover geen geldig besluit worden genomen; althans is het besluit vernietigbaar en moest het verzoek tot vernietiging alleen al om deze reden worden toegewezen, aldus Fresch (
subonderdelen 8.1 en 8.2).
kunnenkennisnemen. Nu de beslissing van het hof – dat het verzoek niet binnen de in art. 5:130 lid 2 BW bedoelde termijn is ingediend – reeds wordt gedragen door het tevergeefs bestreden oordeel dat Fresch rond 9 juli 2020 van de besluitvorming
hadkennisgenomen, faalt zij bij gebrek aan belang.
eersteplaats (subonderdelen 7.2 en 7.3) wordt opgekomen tegen het oordeel van het hof dat het plaatsen van een hekwerk in dit geval als ‘
onderhoud’valt aan te merken.
tweede(subonderdeel 7.4) wordt met een rechts- en een motiveringsklacht opgekomen tegen het oordeel dat een twee derde vertegenwoordiging ook geen vereiste is omdat de VvE
nimmer een maximumbedrag heeft vastgesteldals bedoeld in art. 38 lid 5 MR 1992.
die een totaal door de vergadering vast te stellen bedrag te boven gaan”. Het hof zou hebben miskend dat de omstandigheid dat de VvE een dergelijk bedrag niet heeft vastgesteld, niet tot gevolg heeft dat art. 38 lid 5 MR 1992 niet van toepassing is op besluiten tot het doen van uitgaven die buiten het onderhoud vallen. [90] Ook met betrekking tot deze zinsnede in art. 38 lid 5 MR 1992 geldt dat voor een rechtsklacht geen plaats is, zodat deze faalt.
allebesluiten ten aanzien van buiten het onderhoud vallende uitgaven, [91] kennelijk verworpen. Dat behoefde geen nadere motivering.