ECLI:NL:HR:2019:1022

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
18/02342
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaren door appartementseigenaar na niet-bijwoning vergadering

In deze zaak verzoekt een appartementseigenaar, aangeduid als [verzoekster], om vernietiging van besluiten die zijn genomen tijdens een vergadering van de Vereniging van Eigenaren (VvE) op 23 november 2015. [verzoekster] was niet aanwezig bij deze vergadering en stelt dat zij pas op 10 december 2015, toen de notulen op de website van de VvE werden geplaatst en per e-mail werden verzonden, kennis heeft kunnen nemen van de besluiten. De kantonrechter verklaarde [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek, omdat dit te laat zou zijn ingediend. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigde deze beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat de termijn voor het indienen van een verzoek tot vernietiging van een besluit begint te lopen op de dag na de vergadering, tenzij de appartementseigenaar kan aantonen dat hij eerder kennis heeft genomen van de besluiten. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat als er binnen de VvE gebruikelijk is om notulen op te stellen en te verspreiden, [verzoekster] pas op 10 december 2015 kennis heeft kunnen nemen van de besluiten, waardoor haar verzoek tijdig was ingediend.

Uitspraak

CIVIELE KAMER
Nummer18/02342
Datum21 juni 2019
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [verzoekster],
advocaat: aanvankelijk mr. R.W. Keus en thans mr. J.P. van den Berg,
tegen
[de Vve],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de VvE,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikkingen in de zaak 4742805 \ AZ VERZ 16-2 \ 474 \ 450 van de kantonrechter te Arnhem van 25 mei 2016 en 20 juli 2016;
b. de beschikking in de zaak 200.197.956 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2018.
[verzoekster] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De VvE heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
[verzoekster] heeft ook zelf schriftelijk op die conclusie gereageerd. Nu deze reactie niet door tussenkomst van een advocaat aan de Hoge Raad is toegestuurd, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Als een appartementseigenaar de kantonrechter wil verzoeken een besluit van een vereniging van eigenaars te vernietigen, moet hij dit doen binnen een maand na de dag waarop hij van dat besluit kennis heeft genomen of kennis heeft kunnen nemen (art. 5:130 lid 2 BW). Deze zaak gaat over de vraag vanaf welk moment een appartementseigenaar kennis heeft kunnen nemen van een besluit van de vereniging van eigenaars in de zin van deze bepaling.
2.2
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) [verzoekster] is appartementseigenares van een gedeelte van een in Arnhem gelegen gebouw.
(ii) Tijdens de vergadering van de VvE van 23 november 2015 zijn besluiten genomen die [verzoekster] wil laten vernietigen. [verzoekster] was niet aanwezig of vertegenwoordigd ter vergadering.
(iii) De notulen van de vergadering zijn op 10 december 2015 op de website van VvE Diensten Nederland geplaatst en op die dag om 10.00 uur ook per e-mail toegezonden.
2.3
In deze procedure verzoekt [verzoekster], kort gezegd, vernietiging van de hiervoor in 2.2 onder (ii) bedoelde besluiten. De kantonrechter heeft [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek op de grond dat dit te laat is ingediend.
2.4
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Het heeft daartoe als volgt overwogen:
“5.5 Het hof stelt het volgende voorop.
Artikel 5:130 lid 2 BW luidt als volgt:
‘Het verzoek tot vernietiging moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of heeft kunnen kennis nemen.’
Met die bepaling wordt rekening gehouden met het belang van eigenaars om zo spoedig mogelijk te weten of het besluit geldig is of niet. Heeft men deze termijn voorbij laten gaan dan kan geen vernietiging meer worden verzocht.
5.6
Kernvraag is nu wanneer de in artikel 5:130 lid 2 BW omschreven termijn gaat lopen. In deze zaak spitst die vraag zich toe op het thema ‘wanneer [verzoekster] van de bestreden besluiten had
kunnen kennis nemen’. Niet gesteld immers is dat [verzoekster] van die besluiten vóór het moment waarop zij ervan had kunnen kennis nemen feitelijk reeds kennis had genomen. Volgens [verzoekster] is, zo begrijpt het hof, van ‘
kunnen kennis nemen’harerzijds sprake vanaf de datum van plaatsing van de notulen van de genoemde vergadering op de webstek van VVE DIENSTEN NEDERLAND op 10 december 2015 en toezending ervan per e-mailbericht op die dag om 10:00 uur (…), omdat zij eerst toen zekerheid had omtrent hetgeen ter vergadering was besproken en besloten.
De VvE daarentegen stelt zich op het standpunt dat [verzoekster] op de dag van de vergadering dan wel daags erna van de besluiten had kunnen kennis nemen, welk standpunt de kantonrechter heeft gevolgd.
5.7
Ook het hof is van oordeel dat het belang van eigenaars om zo spoedig mogelijk te weten of een genomen besluit geldig is of niet, meebrengt dat van een eigenaar/lid van een VvE in het algemeen mag worden verwacht dat hij/zij, indien hij/zij niet aanwezig kan of wil zijn ter vergadering, ook niet bij vertegenwoordiging (zoals bij de oproepingsbrief voor de vergadering d.d. 5 november 2015 (…) expliciet mogelijk werd gemaakt), zich ten spoedigste van genomen besluiten vergewist, zodat de bedoelde termijn inderdaad op de dag van de vergadering dan wel ten spoedigste nadien kan ingaan.
5.8
[verzoekster] heeft niet althans niet voldoende onderbouwd gesteld dat haar de mogelijkheid zich ten spoedigste van de genomen besluiten te vergewissen ontbrak. Allereerst is niet gesteld of gebleken dat zij niet behoorlijk was opgeroepen en/of dat de besluiten waarom het haar gaat niet of niet deugdelijk waren geagendeerd.
Voorts heeft zij ook geen beletsel anderszins gesteld en is daarvan evenmin gebleken.
Enige animositeit tussen haar en [betrokkene] als professioneel administratief beheerder van de VvE, zoals door haar ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ten overstaan van het hof vermeld, dan wel onenigheid met het bestuur over de wijze van vergadering en besluitvorming, zoals door haar in haar beroepschrift vermeld, is niet voldoende om haar van haar hiervoor omschreven vergewisplicht te ontslaan. Daaruit mag immers niet, althans niet zonder nadere toelichting die ontbreekt, worden afgeleid dat [betrokkene] en/of het bestuur [verzoekster] niet dan wel onjuist zou hebben geïnformeerd, indien zij hem/hen naar de inhoud van de genomen besluiten zou hebben gevraagd.
De invulling van die bedoelde vergewisplicht was aan [verzoekster]. Als zij ervoor koos niet ter vergadering aanwezig te zijn en zich ter vergadering ook niet te doen vertegenwoordigen, wat in beginsel als een eigen beslissing van [verzoekster] is te beschouwen, was de keuze aan haar bij wie zij haar licht ten gunste van besluitvorming omtrent tijdige indiening van een eventueel vernietigingsverzoek tegen haar eventueel storende, ter vergadering genomen besluiten dan wèl wilde / kon opsteken.
Met het enkele afwachten van de notulen heeft [verzoekster] aan die verplichting niet voldaan. De stelling van [verzoekster] dat zij eerst uit de notulen de inhoud van bedoelde besluiten met zekerheid zou hebben kunnen afleiden kan haar evenmin baten, te minder in het onderhavige geval waarin het bij de meeste besluiten gaat om relatief eenduidige besluiten, zoals het vaststellen van de jaarstukken 2013/2014 en het verlenen van décharge over die jaren, het benoemen van de kascontrolecommissie en het vaststellen van de begroting 2016.
Het hof ziet geen aanleiding voor het maken van een uitzondering voor de benoeming van de kascontrolecommissie 2015. Weliswaar stonden in de agenda twee personen als beschikbaar vermeld (…), maar daarbij werd tevens aangegeven dat overige geïnteresseerden zich voor deze functie konden melden bij het bestuur, het beheerkantoor of dit kenbaar konden maken ter vergadering. De beslissing over de kandidaten was vervolgens ter vergadering te nemen. Om de samenstelling van de kascontrolecommissie 2015 te kennen, diende en kon [verzoekster] zich daarvan derhalve (te) vergewissen, zoals hiervoor omschreven.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt, kort gezegd, dat het hof in de rov. 5.5-5.8 ten onrechte heeft geoordeeld dat art. 5:130 lid 2 BW meebrengt dat van een appartementseigenaar die niet aanwezig was ter vergadering, in het algemeen mag worden verwacht dat hij zo spoedig mogelijk na die vergadering uitzoekt welke besluiten zijn genomen, zodat de termijn voor het verzoek tot vernietiging van een besluit gaat lopen op de dag na de vergadering.
3.2
Art. 5:130 BW luidt, voor zover in cassatie van belang, als volgt:
“1. In afwijking van artikel 15 lid 3 van Boek 2 geschiedt de vernietiging van een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars door een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het gebouw of het grootste gedeelte daarvan is gelegen, op verzoek van degene die de vernietiging krachtens dit lid kan vorderen.
2. Het verzoek tot vernietiging moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of heeft kunnen kennis nemen.
(…)”
3.3
Uit de parlementaire toelichting op art. 638
llid 1 (oud) BW, dat een voorloper is van art. 5:130 lid 2 BW, blijkt dat voor het aanvangsmoment van de termijn van een maand is gedacht aan het tijdstip waarop de appartementseigenaar
redelijkerwijsvan het besluit heeft kunnen kennisnemen. [1] Dat het verzoek binnen een maand moet worden gedaan, houdt verband met het belang van de eigenaars om zo spoedig mogelijk te weten of het besluit geldig is of niet. [2]
3.4
Het antwoord op de vraag of, en zo ja vanaf welk moment, een appartementseigenaar die niet ter vergadering aanwezig was (ook niet door vertegenwoordiging) van een in die vergadering genomen besluit van de vereniging van eigenaars heeft kunnen kennisnemen, hangt af van de omstandigheden van het geval. Veel gewicht komt hierbij toe aan de gebruiken binnen de vereniging van eigenaars over de wijze waarop besluiten ter kennis van de leden worden gebracht. Geldt binnen een vereniging van eigenaars het gebruik besluiten onder haar leden bekend te maken, bijvoorbeeld door verspreiding van een besluitenlijst of notulen van een vergadering, dan is uitgangspunt dat een appartementseigenaar die niet ter vergadering aanwezig was, van een daar genomen besluit redelijkerwijs heeft kunnen kennisnemen vanaf het moment waarop die bekendmaking heeft plaatsgevonden, tenzij hij feiten en omstandigheden stelt en zo nodig bewijst waaruit volgt dat hij pas op een later moment redelijkerwijs van het besluit heeft kunnen kennisnemen.
Is van een gebruik als hiervoor bedoeld geen sprake, dan mag van een niet ter vergadering aanwezige appartementseigenaar die wist of behoorde te weten dat en wanneer een vergadering plaatsvond en welke besluiten op die vergadering genomen zouden kunnen worden, worden verwacht dat hij moeite doet om kort na de vergadering kennis te nemen van de genomen besluiten. Van de appartementseigenaar mag in dat geval in beginsel worden verwacht dat hij binnen een week na de vergadering informatie inwint over die besluiten. De termijn van een maand, genoemd in art. 5:130 lid 2 BW, begint dan te lopen uiterlijk op de dag na het einde van die week. De appartementseigenaar draagt in dat geval de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat hij redelijkerwijs niet binnen een week na de vergadering van het desbetreffende besluit heeft kunnen kennisnemen.
3.5
Het voorgaande laat de mogelijkheid onverlet dat een appartementseigenaar die niet ter vergadering aanwezig was, al daadwerkelijk heeft kennisgenomen van de genomen besluiten vóór het moment waarop hij overeenkomstig het hiervoor in 3.4 overwogene geacht moet worden redelijkerwijs van die besluiten te hebben kunnen kennisnemen. In dat geval begint de termijn van art. 5:130 lid 2 BW te lopen vanaf dit eerdere moment. Op de vereniging rust de stelplicht en bewijslast van het feit dat dit geval zich voordoet.
3.6
Uit hetgeen hiervoor in 2.2 onder (iii) is vermeld, volgt dat notulen van de vergadering van de VvE van 23 november 2015 zijn opgesteld en dat die notulen op 10 december 2015 op de website van VvE Diensten Nederland zijn geplaatst en op die dag tevens per e-mail zijn toegezonden. Dit kan erop duiden dat binnen de VvE het gebruik bestond na de vergadering notulen op te stellen en te verspreiden. Als dat inderdaad het geval is, mocht [verzoekster] in beginsel de verspreiding van die notulen afwachten en behoefde zij geen moeite te doen eerder van de genomen besluiten op de hoogte te geraken. Uit het voorgaande volgt dat het middel terecht is voorgesteld.
3.7
Na verwijzing zal moeten worden vastgesteld of binnen de VvE het gebruik bestond na de vergadering notulen op te maken en te verspreiden. Als dat het geval is, heeft [verzoekster] pas op 10 december 2015 kennis kunnen nemen van de genomen besluiten. De termijn van een maand van art. 5:130 lid 2 BW is in dat geval gaan lopen op 11 december 2015 en geëindigd op 10 januari 2016. Het verzoekschrift van [verzoekster] van 9 januari 2016 is dan tijdig ingediend.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2018;
- verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt de VvE in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 387,49 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, als voorzitter, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 juni 2019.

Voetnoten

1.MvA, Kamerstukken I 1951/52, 451, nr. 9a, p. 6.
2.Parl. Gesch. Boek 5 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1103-1104.