[verzoekster] heeft niet althans niet voldoende onderbouwd gesteld dat haar de mogelijkheid zich ten spoedigste van de genomen besluiten te vergewissen ontbrak. Allereerst is niet gesteld of gebleken dat zij niet behoorlijk was opgeroepen en/of dat de besluiten waarom het haar gaat niet of niet deugdelijk waren geagendeerd.
Voorts heeft zij ook geen beletsel anderszins gesteld en is daarvan evenmin gebleken.
Enige animositeit tussen haar en [betrokkene] als professioneel administratief beheerder van de VvE, zoals door haar ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ten overstaan van het hof vermeld, dan wel onenigheid met het bestuur over de wijze van vergadering en besluitvorming, zoals door haar in haar beroepschrift vermeld, is niet voldoende om haar van haar hiervoor omschreven vergewisplicht te ontslaan. Daaruit mag immers niet, althans niet zonder nadere toelichting die ontbreekt, worden afgeleid dat [betrokkene] en/of het bestuur [verzoekster] niet dan wel onjuist zou hebben geïnformeerd, indien zij hem/hen naar de inhoud van de genomen besluiten zou hebben gevraagd.
De invulling van die bedoelde vergewisplicht was aan [verzoekster]. Als zij ervoor koos niet ter vergadering aanwezig te zijn en zich ter vergadering ook niet te doen vertegenwoordigen, wat in beginsel als een eigen beslissing van [verzoekster] is te beschouwen, was de keuze aan haar bij wie zij haar licht ten gunste van besluitvorming omtrent tijdige indiening van een eventueel vernietigingsverzoek tegen haar eventueel storende, ter vergadering genomen besluiten dan wèl wilde / kon opsteken.
Met het enkele afwachten van de notulen heeft [verzoekster] aan die verplichting niet voldaan. De stelling van [verzoekster] dat zij eerst uit de notulen de inhoud van bedoelde besluiten met zekerheid zou hebben kunnen afleiden kan haar evenmin baten, te minder in het onderhavige geval waarin het bij de meeste besluiten gaat om relatief eenduidige besluiten, zoals het vaststellen van de jaarstukken 2013/2014 en het verlenen van décharge over die jaren, het benoemen van de kascontrolecommissie en het vaststellen van de begroting 2016.
Het hof ziet geen aanleiding voor het maken van een uitzondering voor de benoeming van de kascontrolecommissie 2015. Weliswaar stonden in de agenda twee personen als beschikbaar vermeld (…), maar daarbij werd tevens aangegeven dat overige geïnteresseerden zich voor deze functie konden melden bij het bestuur, het beheerkantoor of dit kenbaar konden maken ter vergadering. De beslissing over de kandidaten was vervolgens ter vergadering te nemen. Om de samenstelling van de kascontrolecommissie 2015 te kennen, diende en kon [verzoekster] zich daarvan derhalve (te) vergewissen, zoals hiervoor omschreven.”