In deze zaak is de verdachte, geboren in 1996, door het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2021 veroordeeld voor mishandeling tot een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 juni 2019 in een schoenenwinkel, waar de aangever, [aangever], werd mishandeld door de verdachte. De aangever heeft verklaard dat hij meerdere klappen op zijn hoofd heeft gekregen, wat leidde tot verwondingen waarvoor hij medische hulp heeft gezocht. De verdachte heeft in cassatie drie middelen van cassatie ingediend, waarbij het eerste en derde middel zich richten op de motivering van de bewezenverklaring en het tweede middel betreft de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte op camerabeelden. Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van de aangever en camerabeelden die de mishandeling documenteren. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de herkenning door verbalisanten onvoldoende bewijswaarde heeft, maar het hof heeft geoordeeld dat de verklaringen van de aangever en de camerabeelden voldoende betrouwbaar zijn. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep, waarbij wordt opgemerkt dat de middelen falen en er geen grond is voor vernietiging van de uitspraak.