Conclusie
Nummer 21/01052 P
Het eerste middel
eerstemiddel bevat de klacht dat de uitspraak niet de bewijsmiddelen bevat met daarin de weergave van de inhoud waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend en/of dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet aan de inhoud van de door het hof in de uitspraak vermelde wettige bewijsmiddelen kan worden ontleend.
Voordeel uit bewezenverklaarde strafbare feiten
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 279.585,80(€ 280.000,00 -/- € 414,20).'
Het tweede middel
tweedemiddel bevat in de eerste plaats de klacht dat het hof de op de zittingen van 18 en 19 november 2020 gedane verzoeken van de verdediging tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de betrokkene in de gelegenheid te stellen van zijn aanwezigheidsrecht gebruik te maken (telkens) ten onrechte heeft afgewezen en/of dat de afwijzing van die verzoeken (telkens) onbegrijpelijk is en/of onvoldoende met redenen is omkleed. Het middel bevat in de tweede plaats de klacht dat het hof het op de zitting van 20 januari 2021 door de verdediging gedane verzoek om de behandeling van de zaak aan te houden voor het laten opstellen van een psychologisch en psychiatrisch rapport en/of het verzoek van de verdediging om de betrokkene een nadere verklaring te laten afleggen bij de politie ten onrechte heeft afgewezen en/of dat de afwijzing van dat verzoek onbegrijpelijk is en/of onvoldoende met redenen is omkleed.
nietuitdrukkelijk is gemachtigd als raadsman de veroordeelde te verdedigen.
Het hof onderbreekt het onderzoek tot 16:30 uur.
16:30 uur hervat.
niettegemoet is gekomen aan het met klem geuite verzoek om gelet op zeer uitzonderlijke omstandigheden de onderhavige ontnemingszaak niet aan te houden (tot 20/01/2020).
aanwezigheidvan verdachte in twee instanties
enhet belang om het aanwezigheidsrecht ook daadwerkelijk te kunnen uitoefenen.
het hof begrijpt het verhoor van de veroordeelde als getuige in de zaken van de medeveroordeelden in oktober 2020) was de veroordeelde bijzonder emotioneel en aangedaan. Dat was niet omdat de zitting emotioneel was maar omdat er iets niet goed is met hem. Hij is psychisch bijzonder in de war. Die situatie bestond ook ten tijde van de strafzaak en speelt ook een rol in de ontneming. Weliswaar niet zozeer bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel - hoewel mijn cliënt graag inhoudelijk een verklaring wil afleggen - maar zeker bij de bepaling van de betalingsverplichting. Ik ken mijn cliënt al lange tijd, sinds zijn aanhouding in de Mercedes III zaak. Vanaf dat moment heb ik met hem een bijzondere band. Dat is lastig bij hem want hij wantrouwt alles en iedereen. Ik heb meermalen in de afgelopen vijf à zes jaren als ik weer werd uitgescholden gedacht "ik houd er mee op", maar ik heb ook gedacht "hij heeft mij nodig en kan op dit punt op mij vertrouwen”. Met heel veel moeite heb ik cliënt zover gekregen dat hij in oktober/november 2020 het hele verhaal aan mij wilde vertellen. Dat heeft hij nooit inhoudelijk gedaan. Vervolgens kostte het mij heel veel moeite hem duidelijk te maken dat het in november 2020 zijn laatste kans was een inhoudelijke verklaring af te leggen. Hij heeft daarmee ingestemd. Alleen heeft hij dit niet gedaan ten overstaan van de medeveroordeelden. Hij is heel bang dat als hij verklaart en de verklaring bij een andere advocaat of veroordeelde bekend wordt, hem iets wordt aangedaan. Of dit reëel is, is een tweede. Dat is de reden dat hij geen verklaring heeft afgelegd. Ik heb vervolgens aanhouding van de behandeling verzocht, maar dat is afgewezen. Ik vond dat ik bij deze sluiting nogmaals moest verzoeken om aanhouding. Mijn cliënt is in behandeling en u weet ook van het onderzoek naar de detentiegeschiktheid van mijn cliënt. Dat is bijzonder en gebeurt niet zomaar. Er zijn redenen geweest mijn cliënt niet op te sluiten voor de opgelegde straf. Dit is de laatste kans voor mijn cliënt een verklaring af te leggen, en voor het hof om daar kennis van te nemen. Ik ben het ermee eens dat het laat is, maar de omstandigheden waren zo dat cliënt niet eerder een verklaring heeft durven afleggen. Ik verzoek daarom de zaak aan te houden, zodat een psychologische en psychiatrische rapportage kan worden opgesteld en mijn cliënt inhoudelijk kan worden gehoord.
het hof begrijpt: november) is dit ook gevraagd en toen dacht ik dat het horen misschien kon plaatsvinden in januari 2021. Het aanhoudingsverzoek is toen door uw hof afgewezen. Ik begrijp dat de veroordeelde problemen heeft en dat er veel is gebeurd, maar ik vind het laat dit nu nog aan een onderzoek te onderwerpen. Ik begrijp ook dat hij eerder niet wilde verklaren omdat de medeveroordeelden toen ook aanwezig waren, maar hij had nu mee kunnen komen en het kunnen vertellen. Dan zouden we iets meer hebben. Daar komt bij dat het hier gaat om een ontneming en dat de beslissing in de strafzaak onherroepelijk is. Voor de ontneming is het naar mijn mening niet van zoveel betekening dat het onderzoek moet worden aangehouden. Gelet op liet feit dat de veroordeelde niet heeft geprobeerd de vorige keer aanwezig te zijn en hij er nu niet is, vraag ik u de verzoeken af te wijzen.
Het derde middel en afronding
derdemiddel bevat de klacht dat in de cassatiefase het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn, in het bijzonder de inzendingstermijn, geschonden is.