ECLI:NL:HR:2008:BG1667
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de rol van meerdere daders in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een diefstal van computerapparatuur. De diefstal vond plaats op 17 oktober 2000, waarbij goederen ter waarde van € 26.726,76 werden ontvreemd. De betrokkene werd pas op 6 november 2000 aangehouden. Het Hof had geoordeeld dat de betrokkene als organisator van de diefstal moest worden aangemerkt en dat hij de beschikking had over de niet teruggevonden goederen, die hij vermoedelijk had verkocht.
De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak eerdere overwegingen over de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel aan meerdere daders. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter niet verplicht is om een verdeling van het voordeel te maken tussen verschillende daders, en dat de omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de toerekening. In dit geval oordeelde het Hof dat er geen aanleiding was om een deel van de buit aan anderen toe te rekenen, en de Hoge Raad concludeert dat dit oordeel niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad vermindert het te betalen bedrag tot € 6.000,- en verwerpt het beroep voor het overige. Tevens wordt opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de betalingsverplichting van de betrokkene.