Conclusie
[eiseres]respectievelijk
Gazeley.
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten
hof).
Eurindustrial) en huurde vanaf februari 2007 het bedrijfscomplex (hierna: het
gehuurde) van Eurindustrial. De dochteronderneming van [eiseres] , CTS Group B.V. (hierna:
CTS) exploiteert in het gehuurde een
high techlogistiek bedrijf, waarbij zij gebruikmaakt van een in het gehuurde aanwezige technische installatie.
3.Procesverloop
In eerste aanleg
kantonrechter). [eiseres] vordert: (i) een verklaring voor recht dat sprake is van een gebrek ex art. 7:204 BW, (ii) een verklaring voor recht dat Gazeley het gebrek als genoemd onder (i) dient te herstellen ex art. 7:206 BW, (iii) Gazeley te veroordelen om binnen vijf dagen na het vonnis tot het herstel van het gebrek over te gaan, onder voorafgaande overlegging van een plan van aanpak, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per dag dat niet tot herstel wordt overgegaan, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, (iv) een verklaring voor recht dat de huurprijs ten aanzien van het gehuurde dient te worden verminderd met een in goede justitie te bepalen percentage/bedrag per maand, met ingang van het moment van de aanwezigheid van/het ontstaan van het gebrek tot het moment dat het gebrek is verholpen, (v) een verklaring voor recht dat Gazeley aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade welke is ontstaan als gevolg van het niet tijdig herstellen van het gebrek, (vi) een verklaring voor recht dat Gazeley aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade die als gevolg van het gebrek zal ontstaan in verband met het uit te voeren herstel van het gebrek, met (vii) veroordeling van Gazeley in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en in de nakosten.
vonnis). [2] Hij heeft in conventie voor recht verklaard dat sprake is van een gebrek ex art. 7:204 BW en dat Gazeley dit gebrek dient te herstellen ex art. 7:206 BW. Overige vorderingen van [eiseres] wees de kantonrechter af. In reconventie heeft de kantonrechter – na verbetering bij herstelvonnis van 6 november 2019 [3] – [eiseres] veroordeeld tot medewerking aan de uitvoering van het door Gazeley overgelegde plan van [A] , zodanig dat de in het plan opgenomen werkzaamheden binnen 90 dagen na betekening van het vonnis kunnen aanvangen en vervolgens ongestoord voltooid zullen kunnen worden, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom te betalen aan Gazeley van € 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [eiseres] geheel of gedeeltelijk in gebreke zou blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 1.000.000,--. In conventie en reconventie veroordeelt de kantonrechter [eiseres] in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In hoger beroep
arrest), waarin het hof het vonnis heeft bekrachtigd en [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad, heeft veroordeeld in de proceskosten. Het hof overwoog, voor zover van belang in cassatie, als volgt:
4.Bespreking van het cassatiemiddel
[…] / […], waar sprake was van een brandgevaarlijke activiteit in de opstal. Als gevolg van deze activiteit ontstond brand. Er was mede gelet op dit gebruik sprake van een onveilige opstal, aangezien brandbaar isolatiemateriaal was aangebracht, terwijl minder brandbaar materiaal had kunnen worden gebruikt. [8] Dat de opstal voor het overige in algemene zin voldeed aan alle veiligheidsvoorschriften van de brandweer en de arbeidsinspectie deed hieraan niet af. [9] Anders gezegd: het gebruik van de opstal kan betekenen dat sprake is van een onveilige opstal, indien de opstal mede gelet op dat gebruik niet voldoet aan de eisen die men daaraan uit veiligheidsoogpunt mag stellen. [10]
‘daardoor’respectievelijk
‘ten gevolge van’– leid ik af dat sprake moet zijn van een (oorzakelijk) verband tussen enerzijds de onveilige toestand van de opstal en anderzijds het gevaar voor personen of zaken. Met andere woorden: het gevaar dient voort te vloeien uit de onveilige toestand (‘gebrekkigheid’) van de opstal. [12] Mijn ambtgenoot Valk heeft in een andere zaak de bewoordingen gebruikt dat door de onveilige toestand van de opstal het gevaar “
in het leven[is]
geroepen”. [13]
subonderdeel 1.1, dat zich richt tegen r.o. 3.13 van het bestreden arrest, herhaal ik hier r.o. 3.12 en 3.13:
kanzijn als een gevaar zich verwezenlijkt door een combinatie van het niet voldoen aan veiligheidseisen en het gebruik dat van de opstal wordt gemaakt. In zoverre berust het subonderdeel op een verkeerde lezing van het arrest. Het hof heeft met de bedoelde passage in r.o. 3.13 volgens mij tot uitdrukking gebracht dat in dit geval een combinatie van het door [eiseres] gestelde
gebrek in huurrechtelijke zin(het omhoog komen van de vloer) met het door [eiseres] gemaakte gebruik van de opstal die tot de door [eiseres] gestelde schade (aanpassing van de bedrijfsvoering) leidt niet een situatie is waarop art. 6:174 BW het oog heeft. Dat is een oordeel dat in hoge mate het resultaat is van feitelijke waarderingen en dat met een rechtsklacht niet met succes kan worden bestreden. In combinatie met het oordeel dat zich geen gevaar als bedoeld in art. 6:174 BW heeft verwezenlijkt (schade aan personen of zaken), is dat oordeel niet onjuist (en evenmin onbegrijpelijk, zie hierna).