‘B. Immateriële schade
18. Cliënte heeft door de ten laste gelegde feiten immateriële schade geleden. De ten laste gelegde feiten hebben tot angst en slapeloze nachten geleid. Cliënte is bang dat de verdachte haar wat aandoet, haar nooit met rust zal laten, zich door politie, officier van justitie, rechter-commissaris en rechtbank niet gaat tegenhouden en zich hoe dan ook aan haar zal blijven opdringen. Dit opdringen verlamt cliënte. Zij is dagelijks ermee bezig. Steeds moet zich afvragen of de verdachte weer een methode heeft gevonden haar te benaderen, en dwars te zitten.
19. In dit verband wijs ik u erop dat de verdachte zich na het uitspreken van het vonnis in eerste aanleg aan cliënte is blijven opdringen.
20. Ik verwijs u in dit verband naar de na gestuurde stukken, door de officier van justitie c.q. het hof aan het dossier toegevoegd.
a)Veroordeelde [verdachte] heeft 20 september 2020 via instagram contact gezocht met cliënte. Dit is in strijd met het opgelegde verbod.
b)Eerder heeft veroordeelde [verdachte] vanuit detentie reeds proberen contact te leggen met cliënte in strijd met het verbod. Zie bijgevoegde email d.d. 25 november 2019 van mij aan zijn advocaat mr. Ronday en zie verder cliëntes aangifte van 18 november 2019. Hij wil in gesprek en in ruil daarvoor zou dan het hoger beroep willen intrekken.
21. Kort en goed moet vastgesteld worden dat verdachte cliënte blijft benaderen en zich blijft opdringen, ondanks dat het hem toch heel duidelijk moet zijn dat cliënte geen enkel en dan ook geen enkel contact met hem wil en bovendien de rechtbank hem had verboden contact op te nemen.
22. Het is een feit van algemene bekendheid dat de impact van dergelijke langdurige, obsessieve stalking die zich niet laat tegenhouden door interventies van politie en rechtbank, groot is. Uit onderzoek blijkt dat dergelijke stalking leidt tot chronische angst, chronische stress en wantrouwen van alles en iedereen (zie het boek Paul E. Mullen, Michele Pathé, Rosemary Purcell Stalkers and their victims). Uit onderzoek van Muilen e.a. blijkt dat meer dan drie kwart van de stalkingslachtoffers meldde last te hebben van onder meer paniekaanvallen, hyperventilatie, en chronische slaapproblemen. Bijna de helft van Mullens steekproef meldde chronisch last te hebben van vermoeidheid en hoofdpijn en in een kwart van de gevallen leidde stalking tot overmatig drank- en sigarettengebruik. Een meerderheid kende een of meer symptomen van een post-traumatisch stress stoornis.
1. Dergelijke effecten zijn ook bij cliënte opgetreden. Zij verklaart in de diverse aangiften bang te zijn voor de verdachte. Zij verklaart voortdurend om zich heen te kijken en te checken of de verdachte zich niet ergens ophoudt. Helaas is dat na detentie niet opgehouden, aangezien de verdachte in detentie met regelmaat verlof heeft en het nodig heeft bevonden zich te verweren tegen de door de PI opgelegde voorwaarde van een gebiedsverbod van 1750 meter rond het adres van cliënte (zie bijgevoegde email). Cliënte is niet gevraagd zich hierover uit te laten, noch is zij gehoord. Het is onbekend wat de overwegingen van de PI zijn geweest.
2. Cliënte verklaart verder geestelijk te zijn uitgeput door toedoen van de ten laste gelegde feiten. Zij is vermoeid, depressief en heeft last van slaapproblemen (p. 31 aangifte in zaak 13/189675-18). Uit de vandaag uitgesproken slachtofferverklaring blijkt dat het beter met cliënte gaat, maar dat zij de dag vreest dat hij weer vrijkomt. De vragen die zijn advocaat in dit kader heeft gesteld, al dan niet op verzoek van de verdachte, spreken boekdelen. Waar komt de vraag vandaan of cliënte een relatie met de verdachte in de toekomst uitsluit? Het is begrijpelijk dat cliënte hieruit de conclusie trekt dat de verdachte nog steeds obsessief met cliënte bezig is. Van hetzelfde laken een pak of cliënte op dit moment een relatie heeft. Terecht is die vraag door de raadsheer-commissaris belet.
3. Uit de bij de behandeling in eerste aanleg uitgesproken slachtofferverklaring blijkt hoe de verdachte cliënte in zijn macht heeft willen houden. Cliënte was en is (in mindere mate vanwege de detentie) voortdurend op haar hoede, heeft last van angst- en paniekaanvallen en last van flash-backs, waarbij zij herbeleeft hoe de verdachte haar manipuleerde.
23. De angst van cliënte wordt waargenomen door getuige [betrokkene 5]. Zij ziet dat cliënte bang is als zij benaderd wordt door de verdachte in de apotheek.
24. Cliënte is onder behandeling geweest van een lotgenotengroep van de Blijf Groep [plaats]
25. Cliëntes huisarts heeft voor de slaapproblemen tengevolge van de ten laste gelegde feiten het
noodzakelijk gevonden slaapmedicatie en kalmeringsmiddelen voor te schrijven ten einde verdere
schade te beperken.
26. In eerste aanleg is € 2.500,-- gevorderd aan immateriële schade. De rechtbank heeft toegewezen € 1.250,-, zonder nadere motivering waarom is afgeweken van de vordering.
27. De verdediging heeft betoogd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is; eveneens zonder
nadere motivering.
28. Cliënte persisteert bij haar vordering en verzoekt het hof de verdachte tot betaling daarvan te veroordelen, te verhogen met de wettelijke rente vanaf het moment dat het schadeveroorzakende
feit zich heeft voorgedaan.
29. De grondslag van de vordering tot vergoeding van immateriële schade is art. 6:106 sub b. Er is sprake van aantasting van de persoon 'op andere wijze'.
30. De HR overweegt hierover als volgt:
a) Van de onder b.3) bedoelde aantasting in de persoon 'op andere wijze' is in ieder gevat sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' sprake is. In zo een geval zat degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
31. Uit de bij de vordering gevoegde brief van de huisarts bij de vordering blijkt van het geestelijk
letsel.
32. Verder is het zo dat de aard en de ernst van de normschending de door cliënte gestelde en door derden waargenomen gevolgen aannemelijk maken. Vastgesteld moet worden dat cliënte deze gevolgen met voldoende concrete gegevens aannemelijk heeft gemaakt. Ik verwijs naar de bijlagen bij de vordering, in het bijzonder de brief van de huisarts en de brief van de Blijf Groep.
33. Tot slot is het ook zo dat de gevolgen van de aard en de ernst van de normschending voor de
hand liggen. De rechtbank stelt in dit verband dat het een feit van algemene bekendheid is dat een slachtoffer van stalking daar nog lang last van ondervindt. E.e.a. blijkt ook uit het eerder genoemde onderzoek.
34. Gelet hierop en gelet op:
a)De lengte van de stalkingsperiode
b)De angst en stress die dat heeft veroorzaakt
c)Het feit dat de verdachte zich in die periode door niemand heeft laten stoppen, hetgeen de gevoelens van onmacht heeft vergroot, en
d)Het feit dat de verdachte meermalen heeft getracht het adres van cliënte te achterhalen
e)Het feit dat na het vonnis de stalking door is gegaan, althans het in strijd met het verbod
benaderen van cliënte.
Wordt de immateriële schade geschat op € 2.500,--
35. Voor de schatting van de hoogte verwijs ik naar datgene wat ik daarover in eerste aanleg naar
voren heb gebracht:
a. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 november 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:10069). In deze zaak had de verdachte gedurende enkele maanden stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door haar geregeld telefonisch te benaderen, haar te e-mailen en haar op te zoeken. Het hof stelde de immateriële schade vast op € 1.250,= b. Gerechtshof Leeuwarden, 8 april 2011 (ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0799). Ook in deze zaak was sprake van belaging, over de periode van ongeveer 6 maanden, door het slachtoffer brieven te schrijven, te sms'en en langs haar huis te lopen. Het hof stelde de immateriële schade vast op € 2.000,= c. Rechtbank Gelderland, 26 april 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:2333). Rechtbank Gelderland veroordeelde een 37-jarige man uit Nijmegen voor belaging, bedreigingen, afdreigingen en afpersing van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht was dat niet als vermogensschade is aan te merken. Door de belaging, bedreiging, afdreiging en afpersing was de benadeelde in haar persoon aangetast, doordat gedurende langere periode een forse inbreuk was gemaakt op haar persoonlijke integriteit. De rechtbank rekende dit aan verdachte toe. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, was volgens de rechtbank voldaan. De rechtbank maakte gebruik van haar schattingsbevoegdheid om de hoogte van het toe te kennen bedrag vast te stellen en wees € 2.750,- toe. d. ECLI:NL:RBROT:2018:4509. Toegewezen € 2.250,--. Veroordeling ter zake stalken en handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. Stalking van augustus tot november. a)
b)Aan dit overzicht heb ik niets toe te voegen. Het is mij niet gebleken dat sinds de veroordeling in eerste aanleg de rechtspraak anders is gaan oordelen over de schade tengevolge van stalking.’
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt voorts in dat de raadsvrouw van de verdachte het woord tot verdediging heeft gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer het volgende in:
‘
T.a.v. de verweten belaging