“
De bedreiging
Voor dit feit tll feit 09/106301-19 moet hij worden vrijgesproken. Om al voornoemde redenen blijkt dat de verklaringen niet met elkaar stroken en [verdachte] onvoldoende door de getuigen als dader is geïdentificeerd. Het valt op dat aangeefster heeft gezegd in haar aangifte dat zij de man die haar bedreigde niet kent. In het politie rapport staat dat ze hem wel kent. Ook dat ze racistisch is en kennelijk in staat is veel heibel te maken. Ze liegt en bedriegt en volgens [betrokkene 2] heeft ze de getuigen geregeld. De verklaringen passen niet goed op elkaar.
Zij spreekt over een zwerverachtig type maar is niet geconfronteerd met [verdachte] of een foto van hem. Zij zegt dat ze nadien meerdere malen door [betrokkene 2] op dezelfde wijze bedreigd is. Getuigen zeggen, na veel maanden, iets geheel anders en wel dat de bedreiger een en dezelfde man is die wel 5 keer langs aangeefster kwam. Dit zou ook [betrokkene 2] kunnen zijn. Ook hebben zij geen persoon op een foto aangewezen, zodat onduidelijk blijft wie die persoon dan is [betrokkene 2] , zijn broer, [verdachte] of iemand anders. Onvoldoende (steun) bewijs dat [verdachte] een keer of meerdere keren een bedreiging geuit zou hebben!
Conclusie
[…]
Vrijspraak voor bedreiging.”
12. Gelet op het voorgaande is in de zaak met parketnummer 09-106301-19 noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep sprake van een bekennende verdachte en is door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep (wederom) vrijspraak bepleit.
13. Gelet op art. 378, tweede lid, Sv juncto art. 1, aanhef en onder b, van de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (
Stcrt.1996, 197), heeft de politierechter, ook nu geen sprake was van een bekennende verdachte, in de aantekening van het mondeling vonnis van 9 augustus 2019 kunnen volstaan met een verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting en overige processtukken.Echter, nu de raadsman wat betreft de zaak met parketnummer 09-106301-9 ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak heeft bepleit, heeft de meervoudige kamer van het hof dit vonnis niet mogen bevestigen dan onder de in art. 423, eerste lid, Sv bedoelde aanvulling van gronden, te weten de in de eerste volzin van art. 359, derde lid, Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen met betrekking tot het tenlastegelegde.De uitzondering van de tweede volzin van art. 359, derde lid, Sv is dan immers niet van toepassing.